RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/115483-11
Uitspraak d.d.: 30 oktober 2012
Tegenspraak -onip
[verdachte],
geboren te [plaats op 1971],
wonende te [plaats, adres].
Raadsvrouw: mr. Ruppert, advocaat te Haaksbergen
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van de politierechter van 30 maart 2012 en de meervoudige kamer in strafzaken van 16 oktober 2012.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 januari
2008 tot en met 09 maart 2011 in de gemeente Doetinchem (telkens) opzettelijk
geld (in totaal een geldbedrag van ongeveer 54.343,65 Euro, althans enig
geldbedrag), in elk geval een hoeveelheid geld, dat/die (telkens) geheel of
ten dele toebehoorde(n) aan de [winkel] en/of [bedrijf], in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte, en welk geld verdachte (telkens) uit
hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking van/als
filiaalmanager/bedrijfsleider, in elk geval anders dan door misdrijf onder
zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
( art 321 Wetboek van Strafrecht, art 322 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 januari
2008 tot en met 09 maart 2011 in de gemeente Doetinchem meermalen, althans
eenmaal, (telkens) een (verzekerings)polis (te weten [verzekering]), - (elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig
feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt of vervalst, immers heeft verdachte
(telkens) valselijk
- op die (verzekerings)polis(sen) ([verzekering]) fictief
personalia (naam, adres, woonplaats) van personen
ingevuld/vermeld/aangebracht en/of met een (fictieve) handtekening
ondertekend,
zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en
onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
(art 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs1
Aanleiding van het onderzoek
Op 9 maart 2011 werd de politie verzocht te gaan naar [winkel te plaats] alwaar de filiaalmanager [verdachte] door aangever [naam A] was aangehouden, omdat hij zojuist had ontdekt dat [verdachte] geld had verduisterd uit de kassa (door een artikel te kopen en vervolgens voor een hogere prijs te retourneren). [verdachte] zou op deze wijze van 01-01-2008 tot de aanhouding voor € 51.343,65 aan geld in dienstbetrekking hebben verduisterd.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten. Ter zitting heeft de officier van justitie de bewijsmiddelen toegelicht en opgesomd.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
Verdachte heeft in zijn bekennende verklaringen afgelegd bij de politie en ter terechtzitting onder meer verklaard dat hij in zijn functie als filiaalchef bij [winkel te plaats] in de periode van 1 januari 2008 tot en met 9 maart 2011 voor een bedrag van ongeveer € 23.845,00 heeft verduisterd.
Beoordeling door de rechtbank
Aangezien verdachte de feiten zowel bij de politie2 als ter terechtzitting duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, is volstaan met een opgave van bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid van het Wetboek van Strafvordering.
Gelet op de bekennende verklaringen van verdachte bij de politie, ter terechtzitting3 bevestigd en de aangifte4, met bijlagen, van [naam A], namens [winkel], acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij op tijdstippen in de periode van 01 januari 2008 tot en met 09 maart 2011 in de gemeente Doetinchem telkens opzettelijk een hoeveelheid geld, die telkens toebehoorde aan de [winkel] en welk geld verdachte telkens uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking als filiaalmanager/bedrijfsleider, in elk geval anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
2.
hij op tijdstippen in de periode van 01 januari 2008 tot en met 09 maart 2011 in de gemeente Doetinchem telkens een verzekeringspolis, te weten [verzekering], - elk zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt, immers heeft verdachte telkens valselijk - op die verzekeringspolissen [verzekering] fictief personalia (naam, adres, woonplaats) van personen ingevuld/vermeld/aangebracht en met een fictieve handtekening ondertekend, zulks telkens met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
1.
Verduistering gepleegd door hem die het goed uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking onder zich heeft, meermalen gepleegd.
2.
Valsheid in geschrift, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en een werkstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis, met aftrek van de tijd in verzekering doorgebracht.
De raadsvrouw heeft met betrekking tot de strafmaat geen verweer gevoerd.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich gedurende een lange periode van ruim drie jaren schuldig gemaakt aan verduistering van een aanzienlijke hoeveelheid geld, die hij uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking als filiaalchef/bedrijfsleider bij [winkel te plaats] onder zich had door:
- artikelen op de kassa als retour aan te slaan, die in werkelijkheid niet retour kwamen en het geld in eigen zak te steken; om de administratie recht te trekken boekte hij ook wel de desbetreffende artikelen over naar een ander filiaal;
- te frauderen met de prijzen van artikelen die eindigen op een 6 achter de komma (indien dit artikel wordt verkocht, krijgt de verkoper meer bonus) of een 9 achter de komma (indien dit artikel wordt verkocht, krijgt de verkoper minder bonus): hierbij behield hij de premie nadat hij het desbetreffende artikel (fictief) verkocht had en als retour had aangeslagen.
Tevens heeft hij in diezelfde periode valsheid in geschrifte gepleegd door:
- verzekeringspolissen op artikelen af te sluiten op naam van niet bestaande personen en hiervoor een premie te incasseren.
Verdachte heeft alle door hem verduisterde geldsbedragen in eigen zak gestoken om zodoende een luxer leven te kunnen leiden. Dat er een eind aan zijn praktijken is gekomen is niet aan hemzelf te danken.
Verdachte heeft door zijn handelen het vertrouwen dat zijn werkgever in hem mocht stellen ernstig geschonden en zijn werkgever daarnaast, in een periode waarin het bedrijf [winkel] zich ook nog eens financieel in slecht weer bevond, het bedrijf grote financiële schade toegebracht.
De rechtbank rekent het verdachte ook zwaar aan dat hij bij zijn frauduleuze praktijken ook zijn niets vermoedende collegae, die daardoor ook tot subject van onderzoek konden worden, betrokken heeft. Hij heeft namelijk retouraanslagen op naam van collega's gedaan met behulp van hun personeelsnummer om ontdekking te voorkomen.
In het voordeel van verdachte neemt de rechtbank in aanmerking dat verdachte spijt heeft betuigd en dat hij blijkens een uittreksel uit het justitiële documentatiesysteem van 22 augustus 2012 niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest.
Gelet op alle omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat de eis zoals door de officier van justitie is neergelegd, recht doet aan de ernst van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde.
Door de reclassering (advies van 18 januari 2012) wordt de kans op recidive laag ingeschat. Met het voorwaardelijk deel van de straf beoogt de rechtbank verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen, in het bijzonder soortgelijke in zijn huidige (nieuwe) dienstbetrekking .
Vordering tot schadevergoeding
Ter terechtzitting van de politierechter op 30 maart 2012 heeft de besloten vennootschap [winkel] B.V. zich als benadeelde partij met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 51.343,65, gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder 1 en 2 tenlastegelegde.
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot toewijzing van vordering tot een bedrag van het door verdachte niet betwiste deel van € 23.845,00. De officier van justitie heeft hierbij als uitgangspunt genomen de posten premie's, retourbonnen en premies HFS-polissen (pag. 55 dossier). Tevens heeft hij oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd. Voor het overige dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard te worden in haar vordering.
De raadsvrouw heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard dient te worden omdat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De stukken in het dossier die betrekking hebben op de schadevergoeding zijn aangeleverd door [winkel] zelf en niet door een onafhankelijke organisatie. De raadsvrouw spreekt haar twijfels uit over de onderbouwing van de vordering.
Subsidiair voert de raadsvrouw aan dat de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard nu er bij de stukken geen uittreksel van de Kamer van Koophandel is gevoegd, waaruit blijkt dat de heer [naam A] gemachtigd was namens de besloten vennootschap aangifte te doen en als benadeelde partij op te treden.
Verder merkt de raadsvrouw op dat uit het voegingsformulier niet valt op te maken of de rechtspersoon verzekerd is tegen diefstal door personeelsleden. Zij spreekt haar twijfels hierover uit.
Meer subsidiair verzoekt zij de rechtbank de vordering te beperken tot een bedrag van € 23.845,00, omdat dit bedrag door cliënt erkend en niet betwist wordt.
Concluderend wordt door de raadsvrouw gesteld dat de vordering van de benadeelde partij in eerste instantie door de civiele rechter behandeld had moeten worden.
Naar het oordeel van de rechtbank is uit het "Voegingsformulier benadeelde partij in het strafproces" gebleken dat [naam A] op 27 juni 2011, schriftelijk door [naam B], CEO bij [winkel], gemachtigd is om de rechtspersoon te vertegenwoordigen in de voegingprocedure. Nu uit het proces-verbaal van de terechtzitting van 30 maart 2012 blijkt dat de rechtspersoon alstoen voldoende vertegenwoordigd is door [naam A], wordt het door de raadsvrouw gevoerde verweer verworpen.
Ter terechtzitting heeft de benadeelde partij in de persoon van de heer [naam C] (opvolger van de heer [naam A]) namens [winkel] aangevoerd dat de rechtspersoon niet verzekerd is tegen diefstal door personeelsleden. Het verweer van de raadsvrouw op dit punt wordt eveneens verworpen.
Gelet op vorenstaande is naar het oordeel van de rechtbank, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en uit het onderzoek ter terechtzitting met betrekking tot de vordering komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden, in ieder geval tot het niet betwiste deel van € 23.845,00.
Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Voor het overige is de rechtbank van oordeel dat behandeling van het resterende deel van de
vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij kan
daarom thans in dat deel van haar vordering niet worden ontvangen en kan dat deel van haar
vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Schadevergoedingsmaatregel
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal de rechtbank de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 27, 36f, 57, 225, 321, 322 van het Wetboek van Strafrecht.
* verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan;
* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
1.
Verduistering gepleegd door hem die het goed uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking onder zich heeft, meermalen gepleegd.
2.
Valsheid in geschrift, meermalen gepleegd.
* verklaart verdachte strafbaar;
* veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) maanden;
* bepaalt, dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit schuldig maakt;
* veroordeelt verdachte tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf gedurende 240 (tweehonderdenveertig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 120 (honderdentwintig) dagen hechtenis;
* beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van de taakstraf in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf dat voor een dag in voorarrest doorgebracht twee uur per dag in mindering wordt gebracht;
* veroordeelt verdachte ten aanzien van feit 1 en 2 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [winkel], van een bedrag van € 23.845,00, met veroordeling van verdachte in de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
* verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering;
* legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [winkel], een bedrag te betalen van € 23.845,00, met bevel dat bij gebreke van betaling en verhaal 154 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
* bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
Aldus gewezen door: mr. Van Valderen, voorzitter, mr. Van der Hooft en mr. Van Apeldoorn, rechters, in tegenwoordigheid van De Badts, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 30 oktober 2012.
Voetnoten:
1 Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal, nummer PL0641 2011031719, Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, district Achterhoek, Team Doetinchem, gesloten en ondertekend op 31 maart 2011.
2 Proces-verbaal verhoor verdachte, pag. 409-411
3 Proces-verbaal ter terechtzitting dd 16 oktober 2012
4 Proces-verbaal van aangifte pag. 27-44, met bijlagen, pag. 47-374