ECLI:NL:RBZUT:2012:BY2344

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
22 augustus 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/1886 GEMWT
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • Tj. Gerbranda
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroepschrift wegens termijnoverschrijding

In deze zaak heeft eiser op 13 december 2011 beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder, het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Putten, dat dateert van 1 november 2011. Het beroep is behandeld ter zitting op 24 juli 2012, waar eiser aanwezig was en verweerder vertegenwoordigd werd door G.J. Voorden en Van Dijk. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroepschrift buiten de wettelijke termijn van zes weken is ingediend, zoals vastgelegd in artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De termijn voor het indienen van het beroepschrift begon op de dag na de bekendmaking van het besluit, die op 8 november 2011 plaatsvond. Dit betekent dat de termijn eindigde op 20 december 2011.

Eiser heeft het beroepschrift echter pas op 22 december 2012 ter post bezorgd, zoals blijkt uit het poststempel op de envelop. Het beroepschrift is vervolgens op 23 december 2012 bij de rechtbank ingekomen. De rechtbank heeft overwogen dat eiser niet heeft aangetoond dat de terpostbezorging eerder heeft plaatsgevonden dan de datum op het poststempel. De rechtbank baseert zich op de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 19 januari 2011, waarin is bepaald dat een leesbaar poststempel als bewijs dient voor de datum van terpostbezorging.

Eiser heeft ter zitting aangegeven geen verklaring te hebben voor de datum van ontvangst van het beroepschrift en heeft geen kennis van postbezorging. De rechtbank oordeelt dat dit geen reden is om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten. Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die erop wijzen dat eiser niet in verzuim is geweest. Daarom heeft de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak is gedaan door mr. Tj. Gerbranda en is op 22 augustus 2012 in het openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Uitspraak
RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Bestuursrecht
Enkelvoudige kamer
Reg.nr.: 11/1886 GEMWT
Uitspraak in het geding tussen:
[eiser], h.o.d.v. [bedrijf]
te Amsterdam,
eiser,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Putten
verweerder.
1. Procesverloop
Eiser heeft bij brief van 13 december 2011 beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder van 1 november 2011 (kenmerk: 226815).
Het beroep is behandeld ter zitting van 24 juli 2012, waar eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door G.J. Voorden en Van Dijk.
2. Overwegingen
Ingevolge artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bedraagt de termijn voor het indienen van een beroepschrift zes weken.
Ingevolge artikel 6:8, eerste lid, vangt de termijn aan met ingang van de dag na die waarop het bestreden besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt.
Ingevolge artikel 6:9 is een beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen, dan wel - bij verzending per post - indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.
Het bestreden besluit dateert van 1 november 2011 en is bekendgemaakt op 8 november 2011. De termijn voor het instellen van beroep eindigde derhalve op 20 december 2011. Het beroepschrift is blijkens het poststempel op de envelop, waarin het zich bevond, verzonden op 22 december 2012, waarna het ter griffie van de rechtbank is ingekomen op 23 december 2012.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in een uitspraak van 19 januari 2011, LJN: BP1309, beslist dat in gevallen waarin op de enveloppe een leesbaar poststempel is geplaatst, als bewijsrechtelijk uitgangspunt moet worden genomen dat terpostbezorging heeft plaatsgevonden op de dag waarop het betreffende poststuk door het postvervoerbedrijf is afgestempeld.
Eiser heeft niet aangetoond dan wel aannemelijk gemaakt dat de ter post bezorging eerder heeft plaatsgevonden. De rechtbank gaat er daarom van uit dat het beroepschrift niet tijdig is ingediend.
Ingevolge artikel 6:11 van de Awb blijft ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend beroepschrift niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
Ter zitting heeft eiser aangegeven dat hij geen verklaring heeft voor de datum waarop het beroepschrift is ontvangen. Hij heeft geen verstand van postbezorging. Dit is geen reden om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten. Ook verder is niet gebleken van feiten of omstandigheden die redelijkerwijs tot het oordeel kunnen leiden dat eiser ter zake van de overschrijding van de beroepstermijn niet in verzuim is geweest.
Het beroep is derhalve niet-ontvankelijk.
3. Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. Tj. Gerbranda. De beslissing is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 22 augustus 2012.