ECLI:NL:RBZUT:2012:BY2623

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
6 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06-880030-12
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • Cremers
  • Van der Hooft
  • Knoop
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor verkeersdelict met zwaar lichamelijk letsel als gevolg

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 6 november 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die op 10 mei 2011 betrokken was bij een verkeersongeval te Zutphen. De verdachte, bestuurster van een personenauto, heeft bij een manoeuvre om haar auto te keren een motorrijder niet voor laten gaan, wat resulteerde in een aanrijding. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig en onachtzaam heeft gereden, wat heeft geleid tot zwaar lichamelijk letsel bij de motorrijder. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld voor overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, waarbij de verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken en een rijontzegging van twaalf maanden opgelegd kreeg. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder haar psychische problemen en het feit dat zij nooit eerder met justitie in aanraking is gekomen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich bewust was van haar fout en dat een schuldigverklaring zonder straf niet passend was. De uitspraak is gedaan in het kader van de eerste aanleg en de zaak is behandeld door een meervoudige kamer.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/880030-12
Uitspraak d.d.: 6 november 2012
Tegenspraak
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1969 te geboorteplaats],
adres: [adres].
Raadsman: mr. M.H. Hogeman, advocaat te Zutphen.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
23 oktober 2012.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 10 mei 2011 te Zutphen als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto Mazda 323, kenteken [kenteken]), daarmede zeer, althans aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig en/of onachtzaam heeft gereden over de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Den Elterweg, hierin bestaande dat verdachte,
- komende vanuit de richting Eefde/Deventer en gaande in de richting Baak, ter hoogte van de kruising van Den Elterweg met de Laan naar Eme,
- terwijl zij voornemens was om op die kruising rechtsaf te slaan naar de Laan naar Eme,
- zulks terwijl de rijstrook voor rechtsafslaand verkeer was afgesloten door middel van markeringsborden en/of de Laan naar Eme was afgesloten met een hek en/of bord "doorgaand verkeer gestremd",
- vanaf de rechterrijstrook voor rechtdoorgaand verkeer toch heeft getracht rechtsaf de Laan naar Eme in te rijden, en/of,
- nadat voor verdachte duidelijk was dat de Laan naar Eme was afgesloten, nog steeds rijdende op de rechterrijstrook voor rechtdoorgaand verkeer,in strijd met het bepaalde in artikel 78, lid 1 van het RVV1990, naar links heeft gekeerd en/of naar links heeft afgeslagen om terug te rijden in de richting Eef/Deventer,
- terwijl het zicht van verdachte op het weggedeelte (schuin) achter en naast haar voertuig op generlei wijze werd belemmerd,
- bij deze bijzondere manoeuvre niet dan wel onvoldoende op het overige verkeer heeft gelet en/of niet dan wel onvoldoende in haar spiegel(s) heeft gekeken en/of over haar schouders heeft gekeken,
- terwijl op datzelfde moment een motorfiets bezig was om verdachte aan de linkerzijde in te halen, en aldus die motorfiets niet heeft laten voorgaan, zoals bedoeld in (de) artikel(en) 18 en/of 54 van het RVV1990, tengevolge waarvan een botsing/aanrijding is ontstaan tussen het door verdachte bestuurde motorrijtuig en die motorfiets, en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan verdachtes schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor de bestuurder van die motorfiets ([slachtoffer]) zwaar lichamelijk letsel, althans zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, werd toegebracht;
art 6 Wegenverkeerswet 1994
ALTHANS, dat
zij op of omstreeks 10 mei 2011 te Zutphen als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de de Den Elterweg,
- komende vanuit de richting Eefde/Deventer en gaande in de richting Baak, ter hoogte van de kruising van Den Elterweg met de Laan naar Eme,
- terwijl zij voornemens was om op die kruising rechtsaf te slaan naar de Laan naar Eme,
- zulks terwijl de rijstrook voor rechtsafslaand verkeer was afgesloten door middel van markeringsborden en/of de Laan naar Eme was afgesloten met een hek en/of bord "doorgaand verkeer gestremd",
- vanaf de rechterrijstrook voor rechtdoorgaand verkeer toch heeft getracht rechtsaf de Laan naar Eme in te rijden, en/of,
- nadat voor verdachte duidelijk was dat de Laan naar Eme was afgesloten, nog steeds rijdende op de rechterrijstrook voor rechtdoorgaand verkeer,in strijd met het bepaalde in artikel 78, lid 1 van het RVV1990, naar links heeft gekeerd en/of naar links heeft afgeslagen om terug te rijden in de richting Eef/Deventer,
- terwijl het zicht van verdachte op het weggedeelte (schuin) achter en naast haar voertuig op generlei wijze werd belemmerd,
- bij deze bijzondere manoeuvre niet dan wel onvoldoende op het overige verkeer heeft gelet en/of niet dan wel onvoldoende in haar spiegel(s) heeft gekeken en/of over haar schouders heeft gekeken,
- terwijl op datzelfde moment een motorfiets bezig was om verdachte aan de linkerzijde in te halen, en aldus die motorfiets niet heeft laten voorgaan, zoals bedoeld in (de) artikel(en) 18 en/of 54 van het RVV1990, tengevolge waarvan een botsing/aanrijding is ontstaan tussen het door verdachte bestuurde motorrijtuig en die motorfiets,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
art 5 Wegenverkeerswet 1994
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs1
Vaststaande feiten / aanleiding van het onderzoek
Op 10 mei 2011 heeft er op de Den Elterweg te Zutphen een verkeersongeval plaats gehad. De bestuurster van een personenauto heeft, bij een manoeuvre om haar auto te keren om haar weg te vervolgen in de richting waaruit zij kwam, een van links/achter komende motorrijder niet voor laten gaan, met een aanrijding als gevolg. Hierbij is schade aan beide voertuigen en aanzienlijk letsel aan de zijde van de motorrijder ontstaan.2
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het aan de verdachte primair tenlastegelegde feit, te weten overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. Ter zitting heeft de officier van justitie de bewijsmiddelen opgesomd en toegelicht. Volgens de officier van justitie is geen sprake van roekeloos maar wel van zeer onvoorzichtig en onachtzaam rijgedrag.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat de verdachte ter zake van het haar primair tenlastegelegde feit dient te worden vrijgesproken, nu er aan de zijde van verdachte geen sprake is geweest van onoplettendheid en onvoorzichtigheid. Voor wat betreft het subsidiair tenlastegelegde feit refereert de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
Op 10 mei 2011 vond er in Zutphen een verkeersongeval plaats. Bij dit ongeval waren een personenauto en een motorrijder betrokken. De auto reed over de Den Elterweg komende uit de richting van Deventer gaande in de richting van Baak. De Den Elterweg bestaat ter hoogte van de kruisende weg Laan van Eme uit vier rijstroken. Deze kruising is door middel van verkeerslichten geregeld.
Ten tijde van het ongeval was het droog en verkeerde het wegdek in voldoende staat van onderhoud. Ook brandde ter plaatse de wegverlichting. Het uitzicht was vrij. Voor de invoegstrook voor rechtsaf richting de Laan naar Eme was door middel van bebording aangegeven dat er een geslotenverklaring gold voor de Laan van Eme. Tevens was de invoegstrook met markeringsborden afgesloten. De Laan naar Eme was afgesloten door middel van een bord over de weg waarboven het bord stond met de letters: "Doorgaand verkeer gestremd".3
De verdachte heeft tegenover de politie verklaard dat zij op 10 mei 2011 omstreeks 23.15 uur in haar personenauto van het merk Mazda, type 323, kenteken [kenteken], over de Den Elterweg komende vanuit de richting van Eefde, gaande in de richting van de Laan naar Eme te Zutphen, reed. Zij wilde rechtsaf slaan om de Laan naar Eme op te rijden. Zij zag dat de invoegstrook naar rechts met markeringsborden was afgezet, waardoor zij op de rijbaan voor rechtdoor reed. Zij dacht dat zij wel rechtsaf kon slaan en gaf richting naar rechts en stuurde de auto naar rechts om de Laan naar Eme op te rijden. Vervolgens zag zij dat de Laan naar Eme met een bord was afgesloten. Zij heeft haar auto naar links gestuurd om op de kruising te keren en weer terug te rijden in de richting van Eefde. Op het moment dat zij naar links stuurde en halverwege de kruising was voelde zij een harde klap aan de linkerzijde van haar auto. Nadat zij de auto had gestopt zag zij een persoon op het wegdek liggen en besefte zij dat zij een aanrijding had gehad met een motorrijder. 4 Ter zitting heeft verdachte verklaard dat zij de motorrijder niet heeft zien aankomen en dat zij zich niet kan herinneren of zij toen zij de auto naar links stuurde, met het knipperlicht richting heeft aangegeven. 5
De motorrijder, [slachtoffer], heeft tegenover de politie verklaard dat hij op 10 mei 2011 op zijn motor op de Den Elterweg reed. Op een gegeven moment zag hij voor hem een auto rijden die rechts af sloeg om de Laan naar Eme in te rijden. Hij wist dat de weg naar Eme tijdelijk was afgesloten. De verkeerslichten waren groen en hij wilde rechtdoor rijden. Hij is vervolgens naar de linkerbaan gegaan. Hij had nog steeds groen licht toen hij zag dat de auto die rechts af was geslagen weer de Den Elterweg op reed. De auto trok op en nam een
U-bocht om vermoedelijk weer richting Eefde te rijden. De motorrijder heeft vervolgens hard geremd, maar het lukte hem niet meer om de auto te ontwijken, waarna hij tegen de auto aan reed en ten val kwam. 6
Het slachtoffer heeft als gevolg van het ongeval zijn beide polsen en zijn rechter sleutelbeen gebroken. 7 De mobiliteit van één van zijn polsen is nog altijd beperkt, waarop nog een operatie volgt. 8
Conclusie rechtbank
Op grond van bovengenoemde feiten en omstandigheden - in onderling verband en samenhang bezien - is de rechtbank van oordeel dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de haar primair tenlastegelegde overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994.
De rechtbank overweegt in dit verband dat de verdachte rechtsaf de Laan naar Eme op heeft willen rijden, terwijl zij even daarvoor had waargenomen dat de invoegstrook naar rechts met markeringsborden was afgezet. Op het moment dat zij haar auto toch naar rechts stuurde om de Laan naar Eme op te rijden, zag zij dat de Laan naar Eme met een bord was afgesloten. Hierop heeft zij haar auto naar links gestuurd om op de kruising te keren en weer terug te rijden in de richting van Eefde. Bij de uitvoering van deze bijzondere manoeuvre, op een met verkeerslichten uitgeruste kruising met meerdere rijstroken, heeft zij aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig en onachtzaam gereden, met als gevolg dat zij de voor haar van achter/links komende door groen licht rijdende motorrijder niet heeft zien aankomen en er een aanrijding heeft plaatsgehad.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat er aan de zijde van de verdachte sprake is geweest van aanmerkelijke onvoorzichtigheid en onoplettendheid met een ongeval tot gevolg. Het slachtoffer heeft hierbij zwaar lichamelijk letsel opgelopen.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
zij op 10 mei 2011 te Zutphen als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto Mazda 323, kenteken [kenteken]), daarmede aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig en onachtzaam heeft gereden over de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Den Elterweg, hierin bestaande dat verdachte,
- komende vanuit de richting Eefde/Deventer en gaande in de richting Baak, ter hoogte van de kruising van Den Elterweg met de Laan naar Eme,
- terwijl zij voornemens was om op die kruising rechtsaf te slaan naar de Laan naar Eme,
- zulks terwijl de rijstrook voor rechtsafslaand verkeer was afgesloten door middel van markeringsborden en de Laan naar Eme was afgesloten met een bord "doorgaand verkeer gestremd",
- vanaf de rechterrijstrook voor rechtdoorgaand verkeer toch heeft getracht rechtsaf de Laan naar Eme in te rijden, en
- nadat voor verdachte duidelijk was dat de Laan naar Eme was afgesloten, nog steeds rijdende op de rechterrijstrook voor rechtdoorgaand verkeer, in strijd met het bepaalde in artikel 78, lid 1 van het RVV1990, naar links heeft gekeerd en/of naar links heeft afgeslagen om terug te rijden in de richting Eefde/Deventer,
- terwijl het zicht van verdachte op het weggedeelte (schuin) achter en naast haar voertuig op generlei wijze werd belemmerd,
- bij deze bijzondere manoeuvre niet dan wel onvoldoende op het overige verkeer heeft gelet en/of niet dan wel onvoldoende in haar spiegel(s) heeft gekeken en/of over haar schouders heeft gekeken,
- terwijl op datzelfde moment een motorfiets bezig was om verdachte aan de linkerzijde in te halen, en aldus die motorfiets niet heeft laten voorgaan, zoals bedoeld in (de) artikel(en) 18 en/of 54 van het RVV1990, tengevolge waarvan een aanrijding is ontstaan tussen het door verdachte bestuurde motorrijtuig en die motorfiets, en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan verdachtes schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor de bestuurder van die motorfiets ([slachtoffer]) zwaar lichamelijk letsel, werd toegebracht.
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het primair bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde (overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994) zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie weken, met een proeftijd van twee jaren, alsmede tot een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van één jaar.
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte ter zake van het haar primair tenlastegelegde feit dient te worden vrijgesproken en voor wat betreft het subsidiair tenlastegelegde feit, gelet op het reclasseringsadvies van 30 augustus 2012, kan worden volstaan met een schuldigverklaring zonder oplegging van straf of maatregel. Een ontzegging van de rijbevoegdheid is overbodig, nu verdachte sinds het ongeval geen auto meer bestuurt.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft door aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig en onachtzaam te rijden met haar personenauto, een verkeersongeval veroorzaakt ten gevolge waarvan een ander zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. De rechtbank rekent verdachte aan dat zij door haar verkeersgedrag de veiligheid van anderen in gevaar heeft gebracht, welk gevaar zich voor het slachtoffer ook heeft verwezenlijkt doordat het slachtoffer letsel heeft bekomen bestaande uit twee gebroken polsen en een gebroken sleutelbeen.
Bij de bepaling van de op te leggen straf heeft de rechtbank acht geslagen op de inhoud van het reclasseringsadvies van 30 augustus 2012. Uit dit advies onder meer het volgende naar voren:
Verdachte woont alleen met haar hond. Ze is volledig arbeidsongeschikt geraakt, nadat ze enkele keren een psychose heeft gehad en hiervoor werd opgenomen in een Paaz afdeling. Ze kan met behulp van haar leefomgeving in voldoende mate functioneren en krijgt begeleiding voor psychische problematiek van GGNet.
Het recidiverisico wordt ingeschat als laag. Verdachte bestuurt sinds het ongeluk geen auto meer. Verdachte heeft een inschattingsfout gemaakt en verkeerd gehandeld op de bewuste dag van het ongeval. Zij is zich hiervan bewust. Verdachte is voor het eerst in aanraking gekomen met politie en justitie en dat heeft een zodanige impact op haar persoonlijk leven gehad, dat haar schuldigverklaring kan worden afgedaan zonder strafoplegging. Hierbij worden geen bijzondere voorwaarden geadviseerd. Het verschijnen voor de rechtbank en spijt betuigen is voldoende. Verdachte is vanwege psychische of psychiatrische problematiek niet in staat een werkstraf naar behoren te verrichten.
Voorts heeft de rechtbank bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de omstandigheid dat de verdachte blijkens een haar betreffend uittreksel Justitiële Documentatie van 26 september 2012 nooit eerder met politie en/of justitie in aanraking is gekomen, en de omstandigheid dat de zij ter terechtzitting haar betrokkenheid heeft getoond bij de gezondheidstoestand van het slachtoffer. Bovendien getuigt de omstandigheid dat de verdachte sinds het ongeval geen auto meer bestuurt van enig zelfinzicht.
Ten slotte heeft de rechtbank gelet op de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS inzake feiten, soortgelijk aan het bewezenverklaarde feit, alsmede op de omstandigheid dat het relatief lang heeft geduurd voordat de zaak inhoudelijk is behandeld.
De rechtbank is, alles overwegende en in het bijzonder gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte, van oordeel dat een voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden hoogte in combinatie met een deels voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, te weten schuldigverklaring van de verdachte zonder oplegging van straf of maatregel, als door de raadsman voorgesteld, acht de rechtbank ondanks de inhoud van het reclasseringsadvies, niet passend.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c en 91 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Beslissing
De rechtbank:
* verklaart bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan;
* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart het primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht.
* verklaart verdachte strafbaar;
* veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van twee (2) weken;
* bepaalt, dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van twee (2) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
* ontzegt verdachte ten aanzien van het primair bewezenverklaarde de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van twaalf (12) maanden;
* bepaalt, dat een gedeelte van deze bijkomende straf, groot zes (6) maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van twee (2) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Aldus gewezen door mrs. Cremers, voorzitter, Van der Hooft en Knoop, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Buitenhuis, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 6 november 2012.
1 Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal, nummer PL0631 2011063657, Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, district IJsselstreek, gesloten en ondertekend op 1 juli 2011.
2 Proces-verbaal aanrijding, p. 5-10 dossier
3 Proces-verbaal van bevindingen, p. 11-14
4 Proces-verbaal verhoor verdachte, p. 20-21 dossier
5 Proces-verbaal van de terechtzitting van 23 oktober 2012
6 Proces-verbaal verhoor benadeelde, p. 15-16
7 Geneeskundige verklaring, p. 29 dossier
8 Medisch dossier, ter terechtzitting overgelegd door [slachtoffer] en in het dossier gevoegd