ECLI:NL:RBZUT:2012:BY3813

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
21 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06-940259-12
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Cremers
  • A. van Valderen
  • J. van der Hooft
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling tijdens drugsdeal in Zutphen

Op 21 november 2012 heeft de Rechtbank Zutphen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 47-jarige man uit Zutphen, die betrokken was bij een gewelddadige confrontatie tijdens een drugsdeal. De verdachte werd beschuldigd van poging tot doodslag en poging tot zware mishandeling, nadat hij op 25 juni 2012 in zijn woning een persoon met een mes had verwond. De rechtbank oordeelde dat de verdachte tijdens een worsteling met het slachtoffer, die hem bedreigde, een mes had gepakt en deze in de schouder van het slachtoffer had gestoken. De rechtbank achtte het voorwaardelijk opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bewezen, maar sprak de verdachte vrij van poging tot doodslag, omdat niet kon worden vastgesteld dat hij de aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer had aanvaard.

De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf op van tien maanden, waarvan vijf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast werd bepaald dat de verdachte onder begeleiding van de verslavingszorg moest blijven, gezien zijn eerdere problemen met drugs en alcohol. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn verslaving en het lage recidiverisico, en besloot tot een gedeeltelijk voorwaardelijke straf om hem te helpen bij zijn rehabilitatie. De uitspraak benadrukt de ernst van geweld in de context van drugsdealers en de impact daarvan op de samenleving.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/940259-12
Uitspraak d.d. 21 november 2012
Tegenspraak
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats op 1965],
wonende te Zutphen,
thans gedetineerd in het huis van bewaring Doetinchem, Hogenslagweg 8.
Raadsman: mr. J.M. Snellink, advocaat te Eibergen.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 7 november 2012.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 25 juni 2012 te Zutphen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer] met een mes in diens schouder, althans lichaam heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij op of omstreeks 25 juni 2012 te Zutphen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer] met een mes in diens schouder, althans lichaam heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij op of omstreeks 25 juni 2012 te Zutphen opzettelijk mishandelend [slachtoffer] met een mes in diens schouder, althans lichaam heeft gestoken, waardoor deze [slachtoffer] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs1
Aanleiding van het onderzoek
Op 25 juni 2012 omstreeks 20.00 uur kwam er bij de meldkamer Oost Gelderland in Apeldoorn een melding binnen dat er in een woning gelegen aan de [adres] in Zutphen een ruzie zou zijn geweest met twee drugsdealers, waarbij de melder (naar later bleek verdachte) een dealer zou hebben gestoken met een mes.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het primair ten laste gelegde feit en tot bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde feit. Ter terechtzitting heeft de officier van justitie de bewijsmiddelen opgesomd en toegelicht.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
De raadsman heeft - kort gezegd - aangevoerd dat de verdachte van het hem primair en subsidiair tenlastegelegde feit dient te worden vrijgesproken, nu het voor poging tot doodslag dan wel poging tot zware mishandeling vereiste opzet aan de zijde van de verdachte ontbreekt. Toen verdachte merkte dat hij aangever met het mes in de schouder had geraakt, heeft hij direct gehandeld door het alarmnummer 112 te bellen en een handdoek in de nek van aangever te leggen om het bloed te stelpen. De raadsman heeft voorts aangevoerd dat de verklaring van aangever en de getuigenverklaring van [getuige 1] ongeloofwaardig zijn. Getuige [getuige 1] heeft verdachte geschopt en daar heeft [getuige 1] niets over verklaard. Bovendien heeft [getuige 1] zich eerst op zijn zwijgrecht beroepen en vervolgens heeft hij een beeld geschetst dat niet geheel overeenkomt met dat van verdachte. [getuige 1] heeft bijvoorbeeld verklaard dat aangever elke keer wegviel na de worsteling terwijl verdachte heeft verklaard dat hij een handdoek pakte om het bloed te stelpen.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het meer subsidiair tenlastegelegde, te weten mishandeling, wel bewezen kan worden verklaard.
Beoordeling door de rechtbank
Aangever [slachtoffer] heeft bij de politie verklaard dat hij op maandagavond 25 juni 2012 met getuige [getuige 1] ("[voornaam getuige 1]") naar de woning van verdachte in Zutphen was gegaan. [slachtoffer] en [voornaam getuige 1] liepen naar de woonkamer van verdachte, waar ook getuige [getuige 2] was. [slachtoffer] vroeg aan verdachte of die wat voor hen kon regelen. Verdachte zei dat hij nog wat van hen tegoed had. Op een gegeven moment deed verdachte agressief. Verdachte draaide helemaal door en aangever zag dat verdachte met zijn rechterhand een la van de tafel voor de bank openmaakte en dat hij een mes pakte. Het mes was in totaal 25 à 30 centimeter lang en 3 centimeter breed. Aangever zag het mes en hij wilde het mes van verdachte afpakken. Er ontstond een worsteling tussen verdachte en aangever. Op een gegeven moment zat verdachte op de bank en had aangever de beide handen van verdachte vast. [getuige 1] probeerde verdachte in diens gezicht te schoppen. Bij de tweede poging liet verdachte het mes vallen. Aangever viel van de bank en voelde dat zijn rug "nat" werd. Hij zag toen dat hij in zijn schouder was gestoken.2 In het ziekenhuis kreeg [slachtoffer] een paar hechtingen.3
Op 25 juni 2012 werd tijdens een doorzoeking in de woning van verdachte een aardappelschilmesje gevonden en in beslag genomen.4
Getuige [getuige 1] heeft bij de politie verklaard dat hij op 25 juni 2012 met aangever [slachtoffer] naar de woning van verdachte ging. [getuige 1] hoorde dat verdachte zijn stem verhief tegen aangever en zag dat verdachte agressief opstond, de tafel omgooide en een mes pakte. Op de bank lag verdachte op aangever. Het leek of verdachte nog een keer wilde steken. [getuige 1] hoorde aangever zeggen dat verdachte van hem moest afgaan, omdat hij was gestoken. [getuige 1] zag dat aangever elke keer wegviel. Het mes had een zwart handvat en was ongeveer 30 centimeter lang.5
Getuige [getuige 2], een vriendin van aangever, heeft bij de politie verklaard dat zij op maandag 25 juni 2012 op bezoek was bij verdachte. Omstreeks 18.45 uur kwam aangever binnen en zij zag dat aangever cocaïne aan verdachte gaf en verdachte geld aan aangever. Verdachte zag dat hij te weinig had gekregen. Even later was aangever weer terug met [getuige 1] en [getuige 2] hoorde dat aangever begon te dreigen.6 Op een gegeven moment werd verdachte kwaad. [getuige 2] zag dat verdachte ineens een mes in zijn rechterhand had. Verdachte en aangever begonnen te vechten. Tijdens het gevecht hield verdachte een mes vast.7 Verdachte zat bovenop aangever. [getuige 1] probeerde aangever van verdachte af te trekken en het mes af te pakken.8 Vervolgens stopte het gevecht en [getuige 2] zag bloed bij de rechter schouder van aangever.9 Het mes was een keukenmes met een handvat van ongeveer 10 à 12 centimeter met een snijgedeelte van ongeveer 12 centimeter.10
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij op 25 juni 2012 samen met getuige [getuige 2] in zijn woning in Zutphen was.11 Aangever [slachtoffer] en getuige [getuige 1] waren ook in de woning. Verdachte zat op de bank en zei tegen aangever dat de kwaliteit van de dope niet goed was. Het escaleerde en verdachte hoorde dat [slachtoffer] zei dat verdachte mee naar buiten moest komen. [slachtoffer] schreeuwde en nam een dreigende houding aan.12 [slachtoffer] kwam met zijn gezicht dicht bij dat van verdachte en verdachte werd bang en pakte een mes. Op dat moment voelde verdachte dat hij door [slachtoffer] werd vastgepakt bij zijn hals en arm. Er ontstond een worsteling. [getuige 1] heeft verdachte een schop gegeven. Aangever bewoog de arm van verdachte naar achteren en verdachte bewoog naar voren om los te komen. Op een gegeven moment schoot de arm van verdachte naar voren en verdachte voelde dat hij [slachtoffer] raakte op zijn linkerschouder, rug of nek.13
Het was mes was een keukenmesje met een lengte van 15 centimeter.14
Ten aanzien van het verweer van de raadsman aangaande de (on)betrouwbaarheid van de verklaringen van aangever [slachtoffer] en de getuige [getuige 1] overweegt de rechtbank als volgt.
De rechtbank heeft, anders dan de raadsman, geen reden te twijfelen aan de juistheid en betrouwbaarheid van de verklaringen van aangever [slachtoffer] en getuige [getuige 1] voor wat betreft hun omschrijving van (het ontstaan van) de worsteling en het hanteren door verdachte van een mes. Dat op zich niet aannemelijk is geworden, zoals [slachtoffer] naar voren heeft gebracht, dat hij drugs kwam kopen bij verdachte in plaats van andersom, doet daar niet aan af. De verklaringen van [slachtoffer] en [getuige 1] komen in grote lijnen overeen en verschillen slechts in detail van elkaar. Dat aangever en de voornoemde getuige niet beiden telkens een identieke gang van zaken betreffende de worsteling beschrijven, acht de rechtbank verklaarbaar, gelet op de commotie ter plaatse en de verschillen in herinneringsvermogen die tussen mensen bestaan. Op de belangrijkste punten verschillen hun verklaringen niet. Bovendien vormen de verklaringen van [slachtoffer] en [getuige 1] op hun beurt een gedeeltelijke bevestiging van de verklaring van getuige [getuige 2], een vriendin van verdachte. Verdachte heeft bovendien zelf ook verklaard dat hij degene is geweest die tijdens de worsteling een mes in de handen had en aangever met het mes heeft geraakt.
Op grond van vorenstaande bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat is komen vast te staan dat verdachte een mes heeft gepakt en dat een worsteling tussen verdachte en aangever ontstond waarbij verdachte aangever met het mes heeft verwond.
De vraag is vervolgens of dit een poging doodslag danwel een poging tot zware mishandeling dan wel een mishandeling oplevert.
De rechtbank stelt voorop dat zij geen aanleiding ziet om één van de getuigen te volgen in de omschrijving van (de lengte van het lemmet van) het mes. De politie heeft ter plaatse een zogenoemd aardappelschilmes aangetroffen. Dit mes heeft een lemmet van 6 centimeter. De rechtbank gaat er vanuit dat dit het mes is dat door verdachte is gehanteerd.15
In het onderhavige geval komt de rechtbank, met de officier van justitie en de raadsman, niet tot de conclusie dat door de verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer is aanvaard. Daartoe wordt overwogen dat uit de verklaringen van de verdachte en van de getuigen, maar ook uit het bij het slachtoffer toegebrachte letsel niet is komen vast te staan met hoeveel kracht met het mes in het slachtoffer is gestoken. Derhalve kan niet worden vastgesteld dat door het steken met het mes in de schouder van het slachtoffer de aanmerkelijke kans op diens dood bestond en dat de verdachte door het steken van het slachtoffer met het mes die aanmerkelijke kans heeft voorzien en aanvaard. Gelet hierop is naar het oordeel van de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte primair is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
Wel is sprake van een poging tot zware mishandeling, zoals subsidiair ten laste gelegd. Verdachte heeft met aangever geworsteld terwijl hij het mes in zijn hand hield. Daarbij heeft verdachte aangever [slachtoffer] tijdens een worsteling met het mes gestoken waardoor aangever gewond is geraakt boven aan zijn linker schouder. De vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, moet worden beantwoord aan de hand van de omstandigheden van het geval waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Gezien de plek waar verdachte aangever met het mes heeft geraakt, had aangever gemakkelijk zwaar lichamelijk letsel kunnen oplopen. Dat de lengte van het lemmet van het mes aanmerkelijk korter is dan door de getuigen wordt omschreven, doet daar niet aan af. De kans dat schouderletsel blijvend is of zeer langzaam heelt, is bepaald niet denkbeeldig. Bovendien ligt de schouder dicht bij kwetsbare lichaamsdelen als de hals en het hoofd. Door op de bovenomschreven wijze in een worsteling met het mes in de richting van het bovenlichaam van aangever te steken, heeft verdachte dan ook willens en wetens de kans aanvaard op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel en levert zijn handelen dus een poging tot zware mishandeling op. Op grond van de verklaringen van aangever en getuigen acht de rechtbank het (voorwaardelijk) opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bewezen. Het verweer van de raadsman dienaangaande wordt derhalve verworpen.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op 25 juni 2012 te Zutphen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer] met een mes in diens schouder heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Bespreking van het beroep op noodweer
De raadsman heeft een beroep gedaan op noodweer. Hij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte zich in een voor hem en voor getuige [getuige 2] bedreigende en angstige situatie bevond. Verdachte heeft een mes gepakt om zichzelf te verdedigen.
Volgens de officier van justitie is niet aannemelijk geworden dat sprake was van een noodweersituatie.
De rechtbank overweegt als volgt.
Er is sprake van noodweer als het begane feit was geboden door de noodzakelijke verdediging van eigen of andermans lijf, eerbaarheid of goed tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding, waaronder onder omstandigheden mede is begrepen een onmiddellijk dreigend gevaar voor zo een aanranding. In deze zaak zal dan aannemelijk moeten zijn dat aangever als eerste verdachte belaagd heeft, omdat pas dan ten aanzien van verdachte sprake zou kunnen zijn van een noodweersituatie.
De rechtbank is van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat verdachte zich in een noodweersituatie bevond. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte eerst verbaal ruzie met aangever heeft gehad over (betaling en/of de kwaliteit van) drugs en dat verdachte op een gegeven moment een mes heeft gepakt en dat een worsteling tussen verdachte en aangever is ontstaan. Zonder dat daar een bijzondere aanleiding toe was, heeft verdachte een mes gepakt. De stelling van verdachte dat aangever zijn gezicht dicht bij dat van verdachte heeft gehouden en daarbij agressief is overgekomen en verdachte daardoor bang was voor aangever, maakt nog niet dat verdachte - of [getuige 2] - zich in een noodweersituatie bevond. Dat aangever tijdens de verbale ruzie heeft gezegd dat verdachte maar mee naar buiten / naar de auto moest komen, maakt vorenstaande niet anders Van een bedreiging met geweld of een aanval van aangever is de rechtbank niet gebleken. Het betreffende verweer wordt mitsdien verworpen.
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
Subsidiair: poging tot zware mishandeling.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het subsidiair tenlastgelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. Bij de voorwaardelijke gevangenisstraf heeft de officier van justitie de bijzondere voorwaarden gevorderd zoals opgenomen in het reclasseringsadvies van 11 september 2012.
De raadsman heeft bepleit een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest op te leggen. Daarnaast heeft hij aangevoerd dat een voorwaardelijke gevangenisstraf zou kunnen worden opgelegd, maar met een proeftijd van twee jaren.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot zware mishandeling door met een mes te steken in de richting van [slachtoffer].
Door aldus te handelen heeft de verdachte op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van aangever. Dat het gedrag van aangever tijdens zijn bezoek aan verdachte mogelijk valt te duiden als vervelend en onsympathiek, maakt dit niet anders. De reactie van verdachte is fors geweest en heeft tot letsel bij aangever geleid. Bovendien veroorzaakt een feit als het onderhavige ook gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving.
De aard en ernst van het feit rechtvaardigt dat aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf wordt opgelegd. Uitgangspunt vormt het door het Landelijk overleg van voorzitters van de strafsectoren van de gerechtshoven en de rechtbanken (hierna: LOVS) vastgestelde oriëntatiepunten voor straftoemeting. Voor het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel met behulp van een wapen (niet zijnde een vuurwapen) wordt als strafmaat genoemd een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zeven maanden.
De rechtbank houdt bij de strafoplegging rekening met de omstandigheid dat verdachte na diens veroordeling in 1995 voor diefstal vergezeld van geweld tegen personen niet meer in aanraking met justitie en politie is gekomen vanwege een geweldsdelict.
Bij de bepaling van de op te leggen straf heeft de rechtbank verder acht geslagen op de inhoud van het reclasseringsadvies van 11 september 2012. Uit dit advies komt onder meer het volgende naar voren:
Betrokkene gebruikt één keer per week cocaïne van het weekgeld dat hij overhoudt na het doen van boodschappen onder begeleiding van een woonondersteuner van Tactus verslavingszorg. Betrokkene gebruikt sinds enige tijd alcohol in een poging zijn cocaïnegebruik te stoppen, dit is niet gelukt. Betrokkene bezoekt dagelijks het huiskamerproject van Tactus verslavingszorg en haalt zijn methadon bij de methadonpost. Betrokkene heeft sinds zeven jaar begeleiding vanuit de sociale verslavingszorg van Tactus. Betrokkene lijkt niet in staat de juiste beslissingen te nemen om zijn leven onder controle te krijgen en heeft hier veel begeleiding in nodig.
Het recidiverisico wordt ingeschat als laag gemiddeld. Als betrokkene zijn cocaïne- en alcoholverslaving kan controleren zoals hij tot aan het delict heeft gedaan dan is de kans op recidive laag gemiddeld in te schatten. Het is voor hem belangrijk dat de begeleiding van Tactus svz woonbegeleiding wordt voortgezet. Ingeschat wordt een laag/gemiddeld risico op onttrekken aan de voorwaarden. Geadviseerd wordt een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met de bijzondere voorwaarden van een verplicht reclasseringstoezicht, een meldingsgebod en verplichte begeleiding door Tactus svz woonbegeleiding.
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij nu alleen nog maar methadon gebruikt. De woonbegeleiding verloopt goed. Hij heeft verder verklaard dat hij bij Tactus reclassering een maatschappelijk werkster heeft, met wie hij één keer per week een gesprek heeft.
De rechtbank acht een toezicht door de reclassering mede met het oog op de financiële positie van verdachte en de voortzetting van woonbegeleiding van groot belang.
Alles in aanmerking nemend acht de rechtbank een gevangenisstraf van na te melden duur passend. De rechtbank zal een deel voorwaardelijk opleggen teneinde verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. De rechtbank zal hieraan de voorwaarden verbinden zoals opgenomen in het reclasseringsrapport van 11 september 2012. Gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte en het recidiverisico, wordt aan de voorwaardelijke gevangenisstraf - anders dan door de officier van justitie is geëist - een proeftijd van twee jaren gekoppeld.
In beslag genomen voorwerpen
Uit het verhandelde ter terechtzitting is gebleken dat de rechtbank over het volgende in beslag genomen voorwerp dient te beslissen, te weten een mes.
De officier van justitie heeft gevorderd de onttrekking aan het verkeer van het mes.
Het na te melden in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerp, met betrekking tot welke het subsidiair bewezenverklaarde is begaan, dient te worden onttrokken aan het verkeer, aangezien het van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang.
Vordering tot schadevergoeding
De benadeelde partij [slachtoffer] lijkt zich met een vordering tot schadevergoeding gevoegd te hebben in het strafproces ten aanzien van het tenlastegelegde.
De officier van justitie heeft gevorderd de benadeelde partij niet ontvankelijk in haar vordering te verklaren, nu in het voegingsformulier geen schadebedrag is vermeld.
De raadsman heeft verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren nu er geen te vorderen bedrag op het voegingsformulier is vermeld.
De rechtbank is van oordeel dat van een vordering in civielrechtelijke zin geen sprake is. Immers, de benadeelde partij heeft weliswaar een voegingsformulier ingediend maar geen schadebedrag vermeld. Enige beslissing is dan ook niet nodig.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging/beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 36b, 36c, 45 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
De rechtbank:
* verklaart niet bewezen, dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart bewezen dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan;
* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
Poging tot zware mishandeling;
* verklaart verdachte strafbaar;
* veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van tien (10) maanden;
* bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot vijf (5) maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de navolgende algemene dan wel bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
* legt als algemene voorwaarden op dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
* legt als bijzondere voorwaarden op dat de veroordeelde:
- zich binnen vijf dagen na het onherroepelijk worden van de uitspraak meldt bij Tactus reclassering (Piet Heinstraat 25a te Zutphen, telefoonnummer 0575-587840) en zich daarna bij de reclassering blijft melden zo frequent en zolang Tactus reclassering dit noodzakelijk acht;
- zich houdt aan de afspraken en aanwijzingen die hem door Tactus reclassering worden gegeven;
- zich laat begeleiden door Tactus svz woonbegeleiding en zich zal houden aan de afspraken binnen woonbegeleiding zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
* geeft de reclassering opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
* beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
* beveelt de onttrekking aan het verkeer van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten: een mes;
* verstaat dat op het voegingsformulier, zoals ingediend door de benadeelde partij
[slachtoffer], niet behoeft te worden beslist;
* heft op het bevel tot voorlopige hechtenis.
Aldus gewezen door mrs. Cremers, voorzitter, Van Valderen en Van der Hooft, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Buitenhuis, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 21 november 2012.
1 Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal, nummer PL0630 2012085436-25, Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, district IJsselstreek, gesloten en ondertekend op 24 oktober 2012.
2 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer], p. 30.
3 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer], p. 31.
4 Proces-verbaal van bevindingen van 29 juni 2012, p. 27 en proces-verbaal van bevindingen, p. 48.
5 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1], p. 55.
6 Proces-verbaal van verhoor van verdachte [getuige 2], p. 60.
7 Proces-verbaal van verhoor van verdachte [getuige 2], p. 61.
8 Proces-verbaal van verhoor van verdachte [getuige 2], p. 63.
9 Proces-verbaal van verhoor van verdachte [getuige 2], p. 61.
10 Proces-verbaal van verhoor van verdachte [getuige 2], p. 63.
11 Proces-verbaal van verdachte, p. 66.
12 Proces-verbaal van verdachte, p. 67 en 68.
13 Proces-verbaal van verdachte, p. 68 en 72.
14 Proces-verbaal van verdachte, p. 67.
15 Proces-verbaal van bevindingen, p. 39-40 en proces-verbaal van bevindingen p. 48.