ECLI:NL:RBZUT:2012:BY4225

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
27 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/851035-11
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. van Apeldoorn
  • R. Rademaker
  • C. Cremers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontucht met een minderjarige in Apeldoorn leidt tot voorwaardelijke gevangenisstraf en werkstraf

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 27 november 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontucht met een 13-jarig meisje, gepleegd in Apeldoorn op 16 augustus 2011. De verdachte, geboren in 1984, heeft zich schuldig gemaakt aan ontuchtige handelingen, waaronder het seksueel binnendringen van het lichaam van het slachtoffer, dat op het moment van de feiten de leeftijd van twaalf maar niet die van zestien jaar had bereikt. De zaak kwam aan het licht na een melding van de moeder van het slachtoffer bij de zedenpolitie, waarna een onderzoek werd gestart. Het slachtoffer heeft verklaard dat zij op de bewuste dag seks heeft gehad met de verdachte en een medeverdachte, waarbij de verklaringen van beide mannen de beschuldigingen tegen de verdachte ondersteunen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verklaringen van het slachtoffer consistent zijn en worden ondersteund door de verklaringen van de medeverdachte. De verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij met het slachtoffer op de bank heeft gezeten en dat zij samen naar de woonkamer zijn gegaan. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan het ten laste gelegde feit en heeft hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien maanden, waarvan de uitvoering voorwaardelijk is, met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast is een werkstraf van 240 uur opgelegd, met de voorwaarde dat bij niet-naleving vervangende hechtenis kan worden toegepast.

De rechtbank heeft ook een contactverbod opgelegd, zodat de verdachte geen contact mag hebben met het slachtoffer. De vordering tot schadevergoeding van het slachtoffer is afgewezen, omdat deze niet specifiek was toegespitst op de zaak tegen de verdachte. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de kwetsbaarheid van het slachtoffer en de ernst van de gepleegde feiten, maar ook met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn verstandelijke beperking en de begeleiding die hij ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer 06/851035-11
Uitspraak d.d. 27 november 2012
Tegenspraak
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te district [geboorteplaats] (Suriname) op [1984 te adres].
Raadsvrouw mr. De Boer, advocaat te Heerde.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 13 november 2012.
De tenlastelegging
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting is gewijzigd is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks de periode van 14 augustus 2011 tot en met 16 augustus 2011 te
Apeldoorn,
met [slachtoffer], geboortedatum [1997],
(meermalen) buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, mede bestaande
uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], te weten
- het brengen van zijn penis in haar vagina en/of
- het tongzoenen met/van die [slachtoffer],
terwijl die [slachtoffer] toen de leeftijd van twaalf maar niet die van zestien
jaar had bereikt;
art 245 Wetboek van Strafrecht.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs1
Aanleiding tot het onderzoek
Op 18 augustus 2011 kwam er bij de zedenpolitie een melding binnen van de meldkamer dat zich een moeder had gemeld bij de huisartsenpost van het Gelre Ziekenhuis te Apeldoorn in verband met een verkrachting van haar dertien jarige dochter [slachtoffer].
[slachtoffer] is in het kader van het naar aanleiding hiervan opgestarte onderzoek diverse malen gehoord. Zij verklaarde i n een woning in Apeldoorn seks te hebben gehad met een jongen genaamd [medeverdachte], bijnaam "[bijnaam medeverdachte]" en een vriend van [medeverdachte], bijnaam "[bijnaam verdachte]".
De betrokken verbalisant constateerde dat de beschrijving die [slachtoffer] had gegeven over de omgeving van en de woning waarin de seksuele handelingen hadden plaatsgevonden overeen kwam met de woning waar hij bij een eerdere gelegenheid verdachte had aangehouden in verband met een andere zaak. Dit betrof een woning aan de [adres] te Apeldoorn. Ook het signalement dat [slachtoffer] had gelegen van "[bijnaam verdachte]" kwam overeen met het signalement van verdachte.
Op 10 oktober 2011 heeft er een doorzoeking van deze woning plaatsgevonden en zijn diverse voorwerpen in beslag genomen. Verdachte is vervolgens op 25 oktober 2011 als verdachte aangehouden in verband met deze zaak.
Standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden. Ter zitting heeft de officier van justitie de bewijsmiddelen opgesomd en toegelicht.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
Door de raadsvrouw is aangevoerd dat verdachte primair dient te worden vrijgesproken van het hem tenlastegelegde bij gebrek aan wettig en overtuigend bewijs. Subsidiair dient verdachte partieel te worden vrijgesproken van tongzoenen, aangezien daarvoor geen enkel bewijsmiddel voorhanden is. Ter terechtzitting heeft de raadsvrouw het standpunt van de verdediging toegelicht, overeenkomstig een overgelegde pleitnota.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank is bij de beoordeling van de tenlastegelegde uitgegaan van de volgende feiten en omstandigheden.
Door de moeder van [slachtoffer] is aangifte2 gedaan van seksueel misbruik van haar dochter in de periode van 30 juni 2011 en 18 augustus 2011 in Apeldoorn. [slachtoffer] heeft haar verteld dat zij op 16 augustus 2011 eerst door een man genaamd "[bijnaam verdachte]" en later door een man genaamd "[bijnaam medeverdachte]" is verkracht. [slachtoffer] heeft haar verteld dat "[bijnaam medeverdachte]" in de keuken was en dat zij met "[bijnaam verdachte]" naar de woonkamer is gegaan. In de woonkamer zat "[bijnaam verdachte]" met zijn hand in haar broek. Zij heeft zijn hand weggeduwd en "nee" gezegd. Daarna heeft hij haar verkracht in de woonkamer/slaapkamer.
[slachtoffer] heeft verklaard3 dat zij één keer seks heeft gehad met "[bijnaam verdachte]" op 16 augustus 2011. Dat was in het huis van "[bijnaam verdachte]". Ze waren in de keuken toen "[bijnaam verdachte]" haar meenam naar de woonkamer. Ze gingen tv kijken. Hij probeerde zijn hand in haar broek te doen. Zij heeft hem weggeduwd en gezegd dat zij dat niet wilde. Hij heeft haar broek uitgetrokken op de bank. "[bijnaam verdachte]" wist dat zij dat niet wilde, want zij had al vaker "nee" tegen hem gezegd toen hij zijn hand in haar broek deed en het is dan toch logisch dat zij al helemaal niet met hem wilde neuken. Zij was ook bang voor hem, omdat zij hem een raar, vreemd mannetje vond. Zij heeft vaginaal seks met hem gehad. Eerst op de bank in de woonkamer en vervolgens in de slaapkamer. Hij neukte haar in haar vagina. Toen zij seks met hem had was [medeverdachte] in de keuken. Toen "[bijnaam verdachte]" klaar met haar was moest zij in de slaapkamer blijven liggen. Daarna kwam [medeverdachte] en had zij seks met hem op dezelfde matras als waar zij met "[bijnaam verdachte]" seks had gehad.
"[bijnaam medeverdachte]" - [medeverdachte] - heeft hierover verklaard4 dat hij samen met [slachtoffer] en "[bijnaam verdachte]" in de keuken aan het blowen was. [slachtoffer] is met "[bijnaam verdachte] "naar de andere kamer gelopen. Ze deden de keukendeur dicht. Hij wist dat "[bijnaam verdachte]" seks met [slachtoffer] wilde, want dat had "[bijnaam verdachte]" hem verteld. Hij is in de keuken achtergebleven. Hij heeft niet gezien dat "[bijnaam verdachte]" seks met haar heeft gehad, maar "[bijnaam verdachte]" heeft hem dat wel verteld. Hij is in de keuken gebleven totdat hij door "[bijnaam verdachte]" werd gehaald. Hij is toen naar de slaapkamer van "[bijnaam verdachte]"gelopen en zag dat [slachtoffer] daar op de matras lag met alleen haar bh en string aan. Hij heeft toen ook seks met haar gehad.
"[bijnaam medeverdachte]" heeft eveneens verklaard5 dat hij zelf enige malen seks heeft gehad met [slachtoffer] in de woning van [voornaam verdachte] oftewel "[bijnaam verdachte]" aan de [adres] te Apeldoorn.
Verdachte heeft hierover ter terechtzitting verklaard6 dat hij [slachtoffer] heeft gevraagd mee te gaan naar de woonkamer. "[bijnaam medeverdachte]"was toen in de keuken.
De rechtbank is van oordeel dat - anders dan de verdediging naar voren is gebracht - niet aannemelijk is geworden dat [medeverdachte] verdachte ten onrechte heeft willen belasten waarbij de rechtbank betrekt dat [medeverdachte] ook zichzelf in ernstige mate heeft belast. De rechtbank laat diens verklaring derhalve toe als bewijsmiddel.
De rechtbank acht op grond van het vorenstaande bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het vaginaal binnendringen bij [slachtoffer]. De verklaring die [slachtoffer] heeft afgelegd over de opeenvolgende gebeurtenissen op die dag wordt met name ondersteund door de verklaring van [medeverdachte] en deels door de verklaring die verdachte zelf heeft afgelegd. De verklaring van [slachtoffer] ten aanzien van verdachte [verdachte] is op een aantal onderdelen consistent en wordt daar ook specifiek ondersteund door de verklaring van [medeverdachte].
Zo verklaren alle drie onafhankelijk van elkaar over deze specifieke dag, terwijl [slachtoffer] daar ook vaker is geweest, dat ze gezamenlijk hebben geblowd en muziek hebben geluisterd in de keuken. Zowel [slachtoffer] als [medeverdachte] hebben verklaard dat laatstgenoemde vervolgens in de keuken is achtergebleven totdat hij door verdachte werd gehaald. Dat [slachtoffer] aangeeft uiteindelijk in de slaapkamer van verdachte op diens bed seks met hem te hebben gehad wordt ondersteund door de verklaring van [medeverdachte] dat - nadat hij door verdachte was gehaald - hij [slachtoffer] op de slaapkamer op de matras zag liggen met alleen haar bh en string aan. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij met [slachtoffer] op de bank in de woonkamer is gaan zitten, de tv heeft aangezet en met [slachtoffer] heeft gepraat, hetgeen spoort met de verklaring van [slachtoffer] dat zij met verdachte naar de woonkamer is gegaan en daar met verdachte op de bank heeft gezeten.
Het onderdeel "tongzoenen" zoals in de tenlastelegging opgenomen acht de rechtbank niet bewezen, omdat daarvoor onvoldoende specifiek bewijs - anders dan het begrip zoenen - in het dossier voorhanden is.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op 16 augustus 2011 te Apeldoorn met [slachtoffer], geboortedatum [1997], buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, mede bestaande uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], te weten:
- het brengen van zijn penis in haar vagina,
terwijl die [slachtoffer] toen de leeftijd van twaalf maar niet die van zestien jaar had bereikt.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op het misdrijf:
met iemand, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en als bijzondere voorwaarde dat verdachte zich zal houden aan de voorschriften en aanwijzingen van de reclassering, inhoudende een meldingsgebod en deelname aan een gedragsinterventie (CoVa-training).
De officier heeft in zijn eis onder meer betrokken de ernst van het onderhavige feit, waarbij een 13-jarig meisje is misbruikt door een man van aanzienlijk hogere leeftijd, de ernstige schade die dit soort delicten voor het slachtoffer teweeg kunnen brengen, de omstandigheid dat verdachte op dit terrein geen relevante justitiële documentatie heeft en het door de reclassering uitgebrachte advies.
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat verdachte nooit eerder is veroordeeld voor een zedendelict. Het gaat om een verstandelijk beperkte man die onder bewind is gesteld en wordt begeleid door de stichting De Passarel. De reclassering heeft de kans op herhaling als laag/gemiddeld ingeschat en geadviseerd geen gevangenisstraf op te leggen in verband met verlies van woning en inkomen.
De rechtbank acht na te melden beslissing in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan ontucht met een 13-jarig meisje, [slachtoffer]. Verdachte heeft dusdoende op een bijzonder ernstige wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van dit slachtoffer, kennelijk louter gericht op eigen seksuele behoeftebevrediging. [slachtoffer] bevond zich ten tijde van het misbruik in een zeer kwetsbare fase van haar ontwikkeling, (het begin van) de puberteit.
Feiten als het onderhavige veroorzaken daarnaast sterke gevoelens van afschuw en verontwaardiging in de samenleving.
Door de reclassering is in overweging gegeven aan verdachte geen gevangenisstraf op te leggen vanwege zijn beïnvloedbaarheid. Nieuwe negatieve sociale contacten zouden recidiveverhogend kunnen werken, terwijl hij zijn huis en inkomen en zicht op werk zou verliezen. Betrokkene moet wel in staat worden geacht een werkstraf uit te voeren. Het gaat om een verstandelijk beperkte man die zonder hulpverlening niet goed kan functioneren. Hij wordt sinds drie jaar intensief begeleid door De Passarel en betrokkene is onder bewind gesteld.
De ontwikkeling gedurende het afgelopen jaar geeft een positief verloop te zien, onder meer doordat hij een vaste baan heeft verkregen.
Omdat het hier gaat om de bescherming van jeugdigen tussen de twaalf en zestien jaar tegen het ondergaan van ernstige seksuele handelingen, heeft de wetgever op dit feit een aanzienlijke strafbedreiging gesteld. Een strafoplegging zoals door de officier van justitie gevorderd is dan ook in beginsel op zijn plaats. De rechtbank ziet evenwel aanleiding in het over verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport om geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Uit het rapport en uit hetgeen door de raadsvrouw ter zitting naar voren is gebracht, blijkt dat het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor deze verdachte desastreus zou zijn en recidiveverhogend zou kunnen uitpakken. De rechtbank zal daarom een langdurige voorwaardelijke vrijheidsstraf opleggen met daaraan verbonden de voorwaarden zoals geformuleerd in het reclasseringsadvies, waaronder ook een verbod om contact te hebben met [slachtoffer]. Daar tegenover moet naar het oordeel van de rechtbank dan wel een werkstraf staan van maximale duur.
Vordering tot schadevergoeding
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 3.838,80 gevoegd in het strafproces ten aanzien van het tenlastegelegde.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering terzake geleden immateriële schade kan worden toegewezen tot een bedrag van 1000 euro met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel. De vordering dient te worden afgewezen wat betreft de gevorderde materiële schade, aangezien dat bedrag reeds is toegekend in de zaak van de andere verdachte, [medeverdachte].
Door de raadsvrouw is primair aangevoerd dat de vordering dient te worden afgewezen vanwege de door haar bepleite vrijspraak en subsidiair dat de benadeelde partij niet ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vordering, aangezien de vordering niet is toegespitst op de onderhavige zaak en daarnaast niet op eenvoudige wijze kan worden vastgesteld of de psychische klachten van de benadeelde het gevolg zijn van het handelen van verdachte. Betrokkene was reeds onder behandeling voor psychische klachten en heeft seksuele contacten met derden gehad.
De rechtbank overweegt als volgt.
Uit een mailwisseling op13 november 2012 tussen de afdeling slachtofferzorg en de moeder van [slachtoffer] komt naar voren dat de onderhavige vordering tevens geacht moet worden te zijn gericht tegen verdachte [verdachte]. Uit de in het dossier aanwezige vordering d.d. 4 december 2011 blijkt echter dat deze is toegespitst op de zaak die aanhangig is gemaakt tegen de andere in deze zaak betrokkene, verdachte [medeverdachte]. Noch uit de vordering noch uit het bij die vordering gevoegde schade-onderbouwingsformulier kan worden afgeleid dat dit tevens zag op schade die rechtstreeks door verdachte [verdachte] was veroorzaakt. Onder die omstandigheden kan de rechtbank niet anders dan de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering jegens verdachte. Een aanhouding van de behandeling acht de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding.
De benadeelde partij kan derhalve haar vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 27 en 245 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
De rechtbank:
* verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan;
* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
met iemand, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam
en verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
* veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van tien maanden;
* bepaalt, dat deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd en stelt een proeftijd vast van twee jaren;
* stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
1. zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* stelt als bijzondere voorwaarde dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die veroordeelde zullen worden gegeven door of namens de reclassering, zolang deze instelling dit noodzakelijk oordeelt. Dat houdt in elk geval het navolgende in:
Meldingsgebod
dat de veroordeelde zich binnen vijf dagen na het onherroepelijk worden van dit vonnis zal melden bij de reclassering op het adres Houtwal 16 te Zutphen en zich vervolgens gedurende de toezichtperiode zo frequent zal blijven melden als de reclassering dit noodzakelijk acht;
Deelname aan een gedragsinterventie
dat de veroordeelde moet deelnemen aan een cognitieve vaardigheidstraining+ (CoVa+);
Contactverbod
dat de veroordeelde op generlei wijze, middellijk noch onmiddellijk, contact zal hebben met [slachtoffer];
* veroordeelt de verdachte tot de navolgende taakstraf, te weten:
een werkstraf gedurende 240 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 120 dagen;
* beveelt dat voor de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van de taakstraf in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht;
* verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk in haar vordering.
Aldus gewezen door mrs. Van Apeldoorn, voorzitter, Rademaker en Cremers, rechters, in tegenwoordigheid van Van Bun, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 27 november 2012.
1 Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina's, betreft dit delen van het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het stamproces-verbaal van de politie Regio Noord- en Oost Nederland, District Apeldoorn, nr. PL0620 2011115511, opgemaakt door de verbalisant brigadier [verbalisant]
2 aangifte [aangever], doorgenummerde dossierpagina 182, 183en 184
3 verklaring getuige [slachtoffer], geboren [1997], doorgenummerde dossierpagina 130, 131, 132, 140, 141, 142, 143 en 152
4 verklaring [medeverdachte], doorgenummerde dossierpagina 54 en 55
5 verklaring [medeverdachte], doorgenummerde dossierpagina 44 en 46
6 proces-verbaal ter terechtzitting van 13 november 2012