RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/850489-12
Uitspraak d.d. 27 november 2012
Tegenspraak / dip
[verdachte],
geboren te Zwolle op [1980],
wonende te [adres].
Raadsman: mr. J.W. Stegeman te Goor.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 13 november 2012.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 29 april 2006 te Oene, gemeente Epe, in ieder geval in Nederland, met [slachtoffer], geboortedatum [1992], buiten echt, één of meerdere ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit het betasten van de borsten en/of de vagina, althans de schaamstreek van die [slachtoffer], terwijl die [slachtoffer] toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt;
art 247 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs1
Aanleiding van het onderzoek
Op 14 september 2011 belde [slachtoffer] met de politie om een afspraak te maken met de afdeling zeden. Toen zij 14 jaar was, zou zij in Oene, gemeente Epe, zijn aangerand door [verdachte] (hierna verdachte). Naar aanleiding van dit telefoongesprek is een informatief gesprek gevolgd tussen [slachtoffer] en de politie, waarna een onderzoek is gestart.
Standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit en heeft daartoe ter terechtzitting de bewijsmiddelen opgesomd en toegelicht.
Standpunt van de verdediging
Verdachte heeft in zijn bekennende verklaring, afgelegd bij de politie en ter terechtzitting, onder meer verklaard dat hij de toen 14-jarige [slachtoffer] op 29 april 2006 in Oene heeft aangeraakt over haar borsten en in haar schaamstreek.
Beoordeling door de rechtbank
Aangezien verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, is volstaan met een opgave van bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid van het Wetboek van Strafvordering.
Verdachte heeft zowel bij de politie2 als ter terechtzitting3 ten aanzien van het hem verweten feit bekennende verklaringen afgelegd. Daarnaast is voor het bewijs voorhanden een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer].4
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op 29 april 2006 te Oene, gemeente Epe, in ieder geval in Nederland, met [slachtoffer], geboortedatum [1992], buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit het betasten van de borsten en de schaamstreek van die [slachtoffer], terwijl die [slachtoffer] toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt;
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
Met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een werkstraf voor de duur van 160 uren subsidiair 80 dagen vervangende hechtenis.
De raadsman heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen met de 14-jarig [slachtoffer], bestaande uit het betasten van haar borsten en de schaamstreek. Verdachte heeft verklaard dat hij wist dat [slachtoffer] toen 14 of 15 jaar oud was en naar het oordeel van de rechtbank had verdachte zich moeten realiseren dat hij als 25-jarige geen seksuele activiteiten kon ontplooien met/richting haar omdat dit gelet op haar jeugdige leeftijd schade voor haar ontwikkeling kon opleveren. Dat verdachte, ondanks dat aangeefster al had gezegd dat hij haar borsten niet mocht aanraken, toch met zijn hand in haar broek is gegaan en haar schaamstreek heeft aangeraakt, rekent de rechtbank verdachte extra aan.
De rechtbank heeft bij de strafoplegging ten voordele van verdachte rekening gehouden het feit dat verdachte blijkens het hem betreffende uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 15 oktober 2012 niet eerder met politie of justitie in aanraking is geweest, maar ook niet in de zes jaar ná het plegen van dit feit. Het gebeurde moet dus als een incident worden beschouwd. Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met het gegeven dat het strafbare feit al lang geleden heeft plaatsgevonden en waarschijnlijk is voortgevloeid uit onhandigheid van een op seksueel vlak onervaren verdachte. De rechtbank heeft daarnaast rekening gehouden met het reclasseringsrapport van 9 november 2012, waarin de reclassering het recidiverisico als laag inschat. De rechtbank houdt er ook ten voordele van de verdachte rekening mee dat hij ook ter zitting oprechte spijt en schaamte heeft getoond. Tot slot heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat - hoewel [slachtoffer] pas na zes jaar aangifte heeft gedaan van het plegen van de ontuchtige handelingen van verdachte - verdachte ongeclausuleerd bereid is de gevorderde schade te vergoeden.
De rechtbank ziet aanleiding om met betrekking tot de strafmaat af te wijken van de door de officier van justitie gevorderde straf, gelet op de voormelde bijzondere omstandigheden en de strafoplegging in soortgelijke gevallen.
Alles overwegende komt de rechtbank tot de oplegging van een werkstraf voor de duur van 40 uur subsidiair 20 dagen vervangende hechtenis met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Vordering van de benadeelde partijen
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 2.246,85 gevoegd in het strafproces ten aanzien van het ten laste gelegde.
De officier van justitie heeft zich ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De raadsman van verdachte heeft de vordering van de benadeelde partij niet betwist.
Naar het oordeel van de rechtbank is op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan, dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is.
De rechtbank overweegt hierbij als volgt. De immateriële schade wordt naar redelijkheid en billijkheid geschat op een bedrag van € 500,00. De rechtbank is van oordeel dat de beoordeling van het meerdere aan immateriële schade en de materiële schade een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren vanwege het feit dat deze voortvloeien uit (de behandeling van) het Chronisch Vermoeidheids Syndroom waaraan de benadeelde partij aangeeft te lijden en het, mede gelet op het feit dat dit reeds speelde voordat het onderhavige strafbare feit plaatsvond, onduidelijk is in hoeverre causaal verband bestaat tussen deze schade en het strafbare feit. Ook in dat deel van de vordering zal de benadeelde partij daarom niet-ontvankelijk worden verklaard.
De rechtbank zal de wettelijke rente toewijzen met ingang van de datum van het vonnis, namelijk 27 november 2012.
Schadevergoedingsmaatregel
Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van een som geld ten behoeve van de benadeelde partij.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 22c, 22d, 27 en 247 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze golden ten tijde van de bewezen verklaarde feiten.
* verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan;
* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of ander is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
Met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen;
* verklaart verdachte strafbaar;
* veroordeelt de verdachte tot de navolgende taakstraf, te weten:
een werkstraf gedurende 40 (veertig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 20 (twintig) dagen;
* veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer] van een bedrag van € 500,-, vermeerderd met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
* verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering;
* legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] voornoemd, een bedrag te betalen van € 500,-, met bevel dat bij gebreke van betaling en verhaal 10 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
* bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door mrs. Cremers voorzitter, Rademaker en Van Apeldoorn, in tegenwoordigheid van mr. Hoesstee, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 27 november 2012.
1 Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal nr. PL0610 2011129417-14, Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, District Noordwest Veluwe, Team recherche Noordwest Veluwe, gesloten en getekend door [brigadier], brigadier, op 25 april 2012.
2 Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 44 tot en met 57.
3 Verklaring van verdachte ter terechtzitting.
4 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer], p. 15 tot en met 23.