RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/940314-12
Uitspraak d.d. 5 december 2012
Tegenspraak
[verdachte],
geboren te [plaats op 1973],
wonende te [plaats],
thans gedetineerd in Doetinchem, Hogenslagweg 8.
Raadsman: mr. M. van Kan, advocaat te Zutphen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 21 november 2012.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 07 augustus 2012 te Zutphen, in elk geval in Nederland,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door
geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte
van een geldbedrag van (ongeveer) 400 Euro, in elk geval van enig goed, geheel
of ten dele toebehorende aan [tankstation A], in elk geval aan een ander of anderen dan
aan verdachte,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij,
verdachte, voornoemde [slachtoffer] een mes, althans een scherp voorwerp, heeft
getoond en/of (vervolgens) dat mes, althans dat scherpe voorwerp, op die
[slachtoffer] heeft gericht en/of gericht gehouden en/of (daarbij) die [slachtoffer]
dreigend de woorden heeft toegevoegd: "Papiergeld snel. Uit je la, papiergeld
snel.", althans woorden van gelijke aard en/of strekking;
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs1
Aanleiding van het onderzoek
Op 7 augustus 2012 om 9.14 uur kwam er bij de meldkamer Oost-Nederland een melding binnen van een overval in de shop van het tankstation van [tankstation B]/[tankstation A] aan de [adres te plaats].
Beoordeling door de rechtbank
De officier van justitie heeft gerequireerd tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het tenlastegelegde kan worden bewezen.
Verdachte heeft zowel bij de politie2 als ter terechtzitting3 ten aanzien van het tenlastegelegde een bekennende verklaring afgelegd. Hier zal dan ook volstaan worden met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering.
Naast de verklaring van verdachte is voor het bewijs voorhanden:
- processen-verbaal van aangifte door [slachtoffer]4;
- proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige]5 en
- proces-verbaal van bevindingen van 7 augustus 20126.
De rechtbank acht gelet op de hierboven weergegeven bewijsmiddelen, met name de (beschrijving van de) camerabeelden en de verklaring van verdachte wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan. Door de raadsman is twijfel naar voren gebracht of verdachte het tenlastegelegde wel heeft begaan. Hij heeft aangevoerd dat het rode petje dat de man op de camerabeelden draagt niet bij verdachte of in diens woning is aangetroffen. Het stoppelbaardje van verdachte klopt niet met het signalement en het bij verdachte aangetroffen mes komt niet overeen met dat op de camerabeelden. De rechtbank merkt hierbij op dat de raadsman aan dit standpunt geen consequenties heeft verbonden. Ten overvloede overweegt de rechtbank dat zij de raadsman niet volgt in zijn standpunt, verdachte heeft zichzelf immers herkend op de camerabeelden en bij de politie heeft hij verklaard dat de pet, die hij toen droeg, zijn werkpet is.7 Voorts heeft de ex-vriendin van verdachte, getuige [getuige], verklaard dat zo lang als zij verdachte kent, hij een rood petje draagt8. Dat het mes dat op de camerabeelden is te zien niet bij de verdachte of in diens woning is aangetroffen, maakt het voorgaande niet anders nu verdachte het mes na het gebeurde kan hebben weggegooid.
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op 07 augustus 2012 te Zutphen met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van (ongeveer) 400 Euro, toebehorende aan [tankstation A], welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte, voornoemde [slachtoffer] een mes heeft getoond en (vervolgens) dat mes op die [slachtoffer] heeft gericht en gericht gehouden en (daarbij) die [slachtoffer] dreigend de woorden heeft toegevoegd: "Papiergeld snel. Uit je la, papiergeld snel.", althans woorden van gelijke aard en/of strekking.
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
Strafbaarheid van de verdachte
Omtrent de persoon van verdachte is onder meer een psychiatrisch onderzoek verricht, waarvan de resultaten zijn opgenomen in een Pro Justitia rapport van dr. L.H.W.M. Kaiser, psychiater, van 8 november 2012. In dit rapport wordt - onder meer - het volgende geconstateerd:
Betrokkene is lijdende aan een ziekelijke stoornis in de vorm van mogelijk een aan een middel gebonden cognitieve stoornis, mogelijk als gevolg van speedgebruik. Hij heeft concentratieproblemen bij ADHD, er is agressieregulatieproblematiek en speedverslaving. Hij heeft een persoonlijkheidsstoornis NAO met antisociale, borderline en afhankelijke trekken. In relatie tot en ten tijde van het begaan van het tenlastegelegde was er bij betrokkene waarschijnlijk sprake van een ziekelijke stoornis dan wel een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens, zodat hij zijn wil waarschijnlijk verminderd kon bepalen. Voor het tenlastegelegde wordt betrokkene, indien bewezen, dan ook als verminderd toerekeningsvatbaar ingeschat, aldus de psychiater.
Met de conclusie van de psychiater dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar kan worden beschouwd, kan de rechtbank zich verenigen en zij neemt deze conclusie over.
De verminderde toerekenbaarheid sluit de strafbaarheid van verdachte niet uit. Nu ook overigens geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit, is verdachte strafbaar.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee jaren en zes maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. Bij de voorwaardelijke gevangenisstraf heeft de officier van justitie de bijzondere voorwaarden gevorderd van reclasseringsbegeleiding inhoudende een meldingsgebod, deelname aan gedragsinterventie en een (klinische) opname in een zorginstelling.
Door en namens verdachte is aangegeven dat hij zich kan vinden in de door de officier van justitie geëiste duur van de gevangenisstraf, met dien verstande dat een voorwaardelijke gevangenisstraf met een duur van één jaar dient te worden opgelegd.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een overval op een tankstation in Zutphen, waarbij door bedreiging met geweld een medewerkster van de winkel gedwongen is tot afgifte van geld. Verdachte heeft daarbij een mes gebruikt.
Verdachte heeft het slachtoffer doodsangsten bezorgd. Het gevoel van veiligheid van het slachtoffer is door verdachtes toedoen in ernstige mate aangetast. De ervaring leert dat slachtoffers van dergelijke overvallen veelal langdurige en ernstige psychische gevolgen daarvan ondervinden. Dat de gedragingen voor het slachtoffer nadelige psychische gevolgen hebben gehad en nog altijd hebben, is gebleken uit de schriftelijke verklaring van het slachtoffer.
Verdachte heeft met zijn handelwijze inbreuk gemaakt op de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer.
Een dergelijke overval behoort tot een categorie strafbare feiten die een ernstige inbreuk maakt op de rechtsorde en gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving veroorzaakt. Op een dergelijk feit kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met een gevangenisstraf van aanzienlijke duur.
Bij de bepaling van de straf houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat verdachte ter terechtzitting oprecht spijt heeft betuigd en heeft aangegeven zich zeer bewust te zijn van de ernst van zijn handelen en de gevolgen daarvan voor het slachtoffer. Ter terechtzitting heeft verdachte zich gericht tot het slachtoffer en heeft aangegeven dat hij hoopt dat het snel beter met haar gaat en dat hij zijn verantwoordelijkheid in deze zal nemen.
De rechtbank houdt ten voordele van verdachte rekening met de hiervoor vastgestelde verminderde toerekeningsvatbaarheid.
De rechtbank houdt ten slotte rekening met het eerder vermelde rapport van dr. L.H.W.M. Kaiser, het psychologisch rapport van prof. dr. J.J. Baneke, forensisch psycholoog, van 14 november 2012 en het reclasseringsadvies van 14 november 2012.
Door de psychiater is onder meer van voren gebracht dat de kans op herhaling van een vergelijkbaar delict groot is. Belastende factoren zijn betrokkenes justitiële verleden, het middelenmisbruik en zijn persoonlijkheidsstoornis met ADHD. Hij heeft weinig sociale inbedding, voelt zich falen en is sociaal beperkt. Hij kan zich niet zelfstandig handhaven. Beschermend zijn zijn hoge intelligentie en vermogen tot reflectie. Hij is gemotiveerd voor een behandeling. Daarin is belastend dat hij weinig doorzettingsvermogen heeft en weinig tolerantie, met verzet tegen gezag, zodat hij de behandeling voortijdig kan staken. Tevens kan een probleem zijn dat hij snel geïrriteerd is en vele opgekropte agressie heeft die naar aanleiding incidenten naar buiten komt.
Betrokkene heeft een klinische behandeling nodig gezien zijn meervoudige diagnose. De psychiater adviseert om hem te laten opnemen in een FPA (hierna: Forensische Psychiatrische Afdeling) waar zijn ADHD en persoonlijkheidsproblematiek behandeld kunnen worden. Daar kan ook aandacht gegeven worden aan zijn verslavingsprobleem. Vanuit de FPA kan hij dan geïndiceerd worden verwezen naar een dubbel diagnose kliniek.
Om zich te verzekeren van een dergelijke behandeling zou een voorwaardelijke straf gesteld kunnen worden met als bijzondere voorwaarden dat betrokkene zich gedurende de proeftijd onder behandeling zal stellen in een klinische setting zoals hiervoor omschreven. De verwachting is dat een dergelijke klinische behandeling ongeveer twee jaren zal duren, afhankelijk van de bevindingen. Hij heeft geen extra beveiligende maatregelen nodig, aldus de psychiater.
Door de psycholoog is onder meer naar voren gebracht dat op basis van een gestructureerde risicotaxatie met de HKT-30 er zeker risicofactoren aanwezig zijn. De relatief vroege gedragsstoornissen - samenhangend met de ADHD - die zich verder hebben ontwikkeld tot een persoonlijkheidsstoornis, de vele contacten met politie en justitie en vooral eerdere overvallen, de verslavingsproblematiek, het ontbreken van stabiliteit in werk en relaties, alsmede de algemene maatschappelijke teloorgang. Daar tegenover staat dat betrokkene in het huidige onderzoek gemotiveerd blijkt voor behandeling en feitelijk in detentie aan behandeling deelneemt. Ook neemt hij verantwoordelijkheid voor het delict. Bij een duidelijke structuur en adequate behandeling kan behandeling plaatsvinden zonder een groot risico op recidive.
De psycholoog adviseert een behandeling in een FPAfdeling en vervolgens behandeling in een Dubbeldiagnosekliniek (in het geval van verdachte voor zijn persoonlijkheids- en verslavingsproblematiek). Tevens zal er geruime tijd nazorg geboden moeten worden.
In het reclasseringsadvies is vermeld dat het recidiverisico als hoog wordt ingeschat. Er zijn veel criminogene factoren met een hoog risico. Er wordt ingeschat dat er een laag/gemiddeld risico op onttrekken aan de voorwaarden is. Op grond van het recidiverisico, de criminogene factoren en de interventies in het verleden is een toezicht op de bijzondere voorwaarden met een gedragsinterventie en behandeling geïndiceerd. Geadviseerd wordt een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met de bijzondere voorwaarden van een verplicht reclasseringstoezicht, een meldingsgebod, deelname aan een gedragsinterventie en opname in een zorginstelling. Een verplicht reclasseringscontact kan starten na een (eventuele) detentieperiode. Tijdens een detentieperiode kan betrokkene de leefstijltrainig voor justitiabelen volgen en kan hij middels een detentievervangend traject worden toegeleid naar een kliniek, zoals aangewezen door de indicatiestelling Forensische Zorg. Deze toeleiding zal dan vanuit een re-integratieplan worden gestart onder verantwoordelijkheid van DJI. Van belang is dat dit traject onder bijzondere voorwaarden doorgang heeft in een verplicht contact na detentie. Betrokkene wordt verplicht om op basis van de door het NIFP-IFZ afgegeven indicatiestelling zich te laten opnemen in een FPA of een soortgelijke intramurale instelling, zulks ter beoordeling van het NIFP-IFZ, waarbij betrokkene zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de
(geneesheer-)directeur van die instelling zullen worden gegeven. Het nazorgtraject van de kliniek, al dan niet semi intramuraal, dient onderdeel te zijn van deze bijzondere voorwaarde zodat de reclassering toezicht kan houden.
Ter terechtzitting heeft verdachte aangegeven gemotiveerd te zijn voor behandeling.
Alles overwegende zal de rechtbank verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 2 jaren, waarvan 1 jaar voorwaardelijk, opleggen met aftrek van de tijd die door verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht. Aan de voorwaardelijke gevangenisstraf wordt als bijzondere voorwaarden gekoppeld dat verdachte zich dient te gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften van de reclassering, een meldingsgebod, deelname aan een leefstijltraining en een klinische behandeling bij een FPA maximaal voor de duur van 2 jaar.
De rechtbank merkt daarbij op dat zij een lagere straf oplegt dan door de officier van justitie is gevorderd. De rechtbank komt daartoe door enerzijds aansluiting te zoeken bij de LOVS-oriëntatiepunten: het oriëntatiepunt met betrekking tot een overval van een winkel met licht geweld/bedreiging is twee jaar gevangenisstraf onvoorwaardelijk. Anderzijds moet verdachte nog een langdurige en intensieve behandeling ondergaan en is hij bereid en gemotiveerd is om aan de behandeling(en) mee te werken.
De rechtbank is van oordeel dat in het belang van verdachte en van de maatschappij een goede behandeling geboden is, zodat zij daarmee rekening heeft gehouden bij de op te leggen straf. Daaraan is gekoppeld een door de rechtbank op te leggen proeftijd van drie jaren.
Vordering tot schadevergoeding
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 1.790,- vermeerderd met de wettelijke rente (waarvan € 690,- voor materiële schade (inkomensderving) en € 1.100,- voor immateriële schade) gevoegd in het strafproces.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van [slachtoffer] vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsman heeft zich ten aanzien van het materiële deel op het standpunt gesteld dat de vordering kan worden toegewezen. De raadsman heeft ten aanzien van de immateriële schade naar voren gebracht dat een bedrag van € 700,- toewijsbaar is.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, voldoende komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden die voor vergoeding in aanmerking komt. De door de benadeelde partij verzochte vergoeding voor gederfde inkomsten wordt toegewezen nu dit deel van de vordering voldoende is onderbouwd.
Ten aanzien van de immateriële schade overweegt de rechtbank dat de benadeelde partij met een mes door verdachte is bedreigd en werd gedwongen tot afgifte van geld. Verdachtes handelen heeft zoals hiervoor reeds is overwogen een grote impact op de benadeelde partij gehad in psychische zin. Dit blijkt genoegzaam uit de aangifte, het schadeonderbouwingsformulier van de benadeelde partij en de schriftelijke slachtofferverklaring van 15 november 2012. Dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden, staat voor de rechtbank derhalve vast. De rechtbank zal een bedrag van € 700,- aan immateriële schade toewijzen nu zij dit bedrag alleszins redelijk en billijk acht. Daarbij heeft de rechtbank de ernst en de intensiteit van de afpersing in aanmerking genomen en zij heeft mede gelet op min of meer soortgelijke gevallen.
De vordering wordt derhalve toegewezen voor een bedrag van € 1.390,- (€ 690,- + € 700,-) vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 augustus 2012 ten aanzien van € 700,- (immateriële schade) en vanaf 11 september 2012 ten aanzien van € 690,- (materiële schade). De verdachte is voor die schade naar burgerlijk recht aansprakelijk.
De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk verklaard worden in haar vordering nu de verdere behandeling van de vordering naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging/beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 36f en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
* verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan;
* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
* verklaart verdachte strafbaar;
* veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) jaren:
* bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 1 (één) jaar niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 3 jaren de navolgende algemene- dan wel bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
* legt als algemene voorwaarden op dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
* legt als bijzondere voorwaarden op dat de veroordeelde:
- zich zo spoedig meldt bij Tactus reclassering (Piet Heinstraat 25a te Zutphen) en zich na afloop van zijn detentie bij de reclassering blijft melden zo frequent en zolang Tactus reclassering dit noodzakelijk acht;
- zich houdt aan de afspraken en aanwijzingen die hem door Tactus reclassering worden gegeven, ook als dat inhoudt dat hij moet deelnemen aan een (tussentijds) intakegesprek voor een intramurale behandeling;
- deelneemt aan de gedragsinterventie 'Leefstijltraining';
- zich klinisch zal laten opnemen in een Forensische Psychiatrische Afdeling of een dubbeldiagnosekliniek of een soortgelijke instelling, zulks ter beoordeling van het NIFP-IFZ voor de duur van maximaal 2 (twee) jaar gedurende de proeftijd of zoveel korter als de instelling in overleg met de reclassering nodig acht, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling zullen worden gegeven door of namens de instelling/behandelaar.
* beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
* veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij
[slachtoffer] van een bedrag van € 1.390,- vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 augustus 2012 ten aanzien van € 700,- (immateriële schade) en vanaf 11 september 2012 ten aanzien van € 690,- (materiële schade), met veroordeling van verdachte in de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
* legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], een bedrag te betalen van € 1.390,- vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 augustus 2012 ten aanzien van € 700,- (immateriële schade) en vanaf 11 september 2012 ten aanzien van € 690,- (materiële schade) met bevel dat bij gebreke van betaling en verhaal 23 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
* bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
* verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering.
Aldus gewezen door mrs. Cremers, voorzitter, Van der Hooft en Prisse, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Buitenhuis, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 5 december 2012.
Voetnoten:
1 Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal, nummer 2012106881, Regiopolitie
Noord- en Oost Gelderland, district Achterhoek, Regionaal Overvallen Team, onderzoek TETRA, gesloten en ondertekend op 28 augustus 2012.
2 Processen-verbaal van verhoor van verdachte, p. 44, 49, 50, 52
3 Proces-verbaal van de terechtzitting van 21 november 2012.
4 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer], p. 88-92.
5 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige], p. 97 en 98.
6 Proces-verbaal van bevindingen van 7 augustus 2012, p. 79-81 en bijlagen p. 82 en 87.
7 Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 44.
8 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige], p. 97.