RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/850518-12
Uitspraak d.d. 21 december 2012
Verstek / dip
[verdachte],
geboren te [plaats op 1945],
wonende te [plaats, adres].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 11 december 2012.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 10 februari 2012 te Brummen, in elk geval in Nederland,
als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig
(personenauto), daarmede rijdende over de voor het openbaar verkeer
openstaande weg, de Burgemeester Dekkerstraat,
roekeloos, althans zeer, althans aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig en/of
onachtzaam,
terwijl het zicht ter plaatse niet werd belemmerd, beperkt en/of werd
gehinderd, en/of
terwijl hij (goed) bekend was met de verkeerssituatie ter plaatse, en/of
terwijl op die Burgemeester Dekkerstraat bij het naderen van genoemde
voetgangersoversteekplaats een bord model L2 van de bijlage 1 van Reglement
verkeersregels en verkeerstekens 1990 was geplaatst, inhoudende een aanduiding
van een voetgangersoversteekplaats, en/of
terwijl hij op het trottoir van die kruisende weg, Graaf van Limburg
Stirumplein, lopende voetgangers, had zien naderen, en/of
niet, althans in onvoldoende mate op het voor hem gelegen gedeelte van die weg,
de Burgemeester Dekkerstraat, en/of het overige verkeer heeft gelet en/of is
blijven letten, en/of
(daarbij) in strijd met het gestelde in artikel 19 van voormeld Reglement
verkeersregels en verkeerstekens 1990 zijn snelheid niet zodanig heeft
geregeld dat hij, verdachte, in staat was voormeld motorrijtuig tot stilstand
te brengen binnen de afstand waarover hij, die weg, de Burgemeester
Dekkerstraat, kon overzien en waarover deze vrij was, en/of
(daarbij) in strijd met het gestelde in artikel 49 lid 2 van voormeld
reglement, op die Burgemeester Dekkerstraat bevindende voetgangers, welken
doende waren om, een op die weg gesitueerde voetgangersoversteekplaats over te
steken, niet voor heeft laten gaan, en/of
(vervolgens) die voetgangersoversteekplaats met onverminderde snelheid is
opgereden en/of overgereden, en/of
(vervolgens) is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met een van die
voetgangers, ten gevolge waarvan die voetganger ten val is gekomen,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan verdachtes schuld te wijten
verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander ([slachtoffer]) zwaar
lichamelijk letsel, althans zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke
ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is
ontstaan, werd toegebracht;
terwijl het feit is veroorzaakt of mede is veroorzaakt doordat hij,
verdachte, in strijd met voormeld bord en/of voormeld Reglement geen voorrang
heeft verleend aan op die kruisende weg, de Burgemeester Dekkerstraat,
lopende voetganger
art 6 Wegenverkeerswet 1994
hij op of omstreeks 10 februari 2012 te Brummen, in elk geval in Nederland,
als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg,
Burgemeester Dekkerstraat,
terwijl het zicht ter plaatse niet werd belemmerd, beperkt en/of werd
gehinderd, en/of
terwijl hij (goed) bekend was met de verkeerssituatie ter plaatse, en/of
terwijl op die Burgemeester Dekkerstraat bij het naderen van genoemde
voetgangersoversteekplaats een bord model L2 van de bijlage 1 van Reglement
verkeersregels en verkeerstekens 1990 was geplaatst, inhoudende een aanduiding
van een voetgangersoversteekplaats, en/of
terwijl hij op het trottoir van die kruisende weg, Graaf van Limburg
Stirumplein, lopende voetgangers, had zien naderen, en/of
niet, althans in onvoldoende mate op het voor hem gelegen gedeelte van die weg,
de Burgemeester Dekkerstraat, en/of het overige verkeer heeft gelet en/of is
blijven letten, en/of
(daarbij) in strijd met het gestelde in artikel 19 van voormeld Reglement
verkeersregels en verkeerstekens 1990 zijn snelheid niet zodanig heeft
geregeld dat hij, verdachte, in staat was voormeld motorrijtuig tot stilstand
te brengen binnen de afstand waarover hij, die weg, de Burgemeester
Dekkerstraat, kon overzien en waarover deze vrij was, en/of
(daarbij) in strijd met het gestelde in artikel 49 lid 2 van voormeld
reglement, op die Burgemeester Dekkerstraat bevindende voetgangers, welken
doende waren om, een op die weg gesitueerde voetgangersoversteekplaats over te
steken, niet voor heeft laten gaan, en/of
(vervolgens) die voetgangersoversteekplaats met onverminderde snelheid is
opgereden en/of overgereden, en/of
(vervolgens) is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met een van die
voetgangers, ten gevolge waarvan die voetganger ten val is gekomen,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
art 5 Wegenverkeerswet 1994
hij op of omstreeks 10 februari 2012 te Brummen, in elk geval in Nederland,
als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), gekentekend [kenteken],
daarmede heeft gereden op de voor het openbaar verkeer openstaande weg,
Burgemeester Dekkerstraat, zonder dat er voor dit motorrijtuig een verzekering
overeenkomstig de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen was
gesloten en in stand gehouden;
art 30 lid 4 Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen.
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs1
Aanleiding van het onderzoek
Op 10 februari 2012 te 18:46 uur kreeg de politie kennis van een verkeersongeval op de Burgemeester Dekkerstraat te Brummen. Ter plaatse werd een onderzoek ingesteld en is verdachte als bestuurder van de bij dit verkeersongeval betrokken personenauto als verdachte aangemerkt. De bij het ongeval betrokken voetganger werd per ambulance naar het ziekenhuis in Zutphen overgebracht.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van het onder 1 primair tenlastegelegde in de zin dat verdachte aanmerkelijk onoplettend en onvoorzichtig en onachtzaam heeft gereden (artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994) en van het onder 2 tenlastegelegde. Ter zitting heeft de officier van justitie de bewijsmiddelen opgesomd en toegelicht.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank gaat bij de beoordeling van de ten laste gelegde feiten uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Verdachte heeft verklaard2 dat hij op 15 maart 2012 met zijn Ford Mondeo met het kenteken [kenteken] over de Burgermeester Dekkerstraat in Brummen reed. Hij zag dat een man en een vrouw vanaf de linkerzijde de voetgangersoversteekplaats overstaken. Hij heeft nog geprobeerd bij te sturen naar links, maar hij raakte de vrouw midden voor. Zij gleed over de motorkap tegen de voorruit en viel er vervolgens aan de rechterzijde af. Hij was bekend met de situatie ter plaatse.
Verdachte heeft toegegeven dat hij zijn auto pas heeft verzekerd op de avond nadat het ongeval had plaatsgevonden.
[slachtoffer] heeft over het gebeurde verklaard3 dat zij samen met haar man bezig was om het zebrapad over te steken. Toen zij bijna aan de andere kant van de straat waren, hoorde zij haar man zeggen: "Er komt een auto aan en die stopt niet". Haar man maakte een sprong en probeerde haar nog mee te trekken. Zij zag de koplampen op haar afkomen en kan zich vanaf dat moment nog slechts herinneren dat zij op de grond lag en allemaal gezichten boven zich zag. Zij is door de ambulance meegenomen naar het ziekenhuis in Zutphen. In het ziekenhuis bleek dat haar kuitbeen en scheenbeen van haar rechterbeen waren gebroken. Zij is geopereerd aan de beenbreuken; er is een pin in haar onderbeen gezet. Zij heeft tot 17 februari (2012) in het ziekenhuis gelegen. Tevens heeft zij een kleine schedelbasisfractuur opgelopen met als gevolg ernstig dubbelzien.
Door de echtgenoot is verklaard4 dat hij samen met zijn vrouw op het zebrapad liep en dat hij een auto, stationwagen, aan zag komen rijden. Hij had de indruk dat de bestuurder hen niet zag. Hij is gaan rennen en kon net op tijd voor de auto wegkomen maar zijn vrouw redde het niet. Zij kwam op de motorkap van de auto terecht. De bestuurder van de auto heeft geen snelheid geminderd. Zijn vrouw werd door de aanrijding een aantal meters op de motorkap van de auto meegenomen en viel er vanaf toen de auto tot stilstand kwam.
Door de politie is op de plaats van het ongeval een onderzoek ingesteld. Uit de bevindingen5 van de verbalisant komt naar voren dat de Burgemeester Dekkerstraat een voor het openbaar verkeer openstaande weg is, dat er ten tijde van het ongeval vrij zicht was en dat er een maximum snelheid ter plaatse geldt van 30 km per uur. Uit het relaas van de verbalisant in samenhang met de door hem gemaakte situatieschets en de fotobijlage volgt dat bij de voetgangers-oversteekplaats een bord is geplaatst met de aanduiding voetgangersoversteekplaats.
Door de politie zijn de verzekeringsgegevens opgevraagd6 van het voertuig van verdachte, een Ford Mondeo voorzien van het kenteken [kenteken]. Het voertuig bleek niet verzekerd te zijn ten tijde van het ongeval.
Uit een medische verklaring7 volgt onder meer dat [slachtoffer] een onderbeen breuk rechts heeft opgelopen, waarvoor zij een operatie heeft moeten ondergaan.
Uit een brief van de chirurg Van Engeland8 is als letsel aangegeven: crurisfractuur rechts, fractuur links schedel lateraal oogdak, linker zygoma zonder dislocatie. Poliklinische controles op 1 maart 2012 en 29 maart 2012. Er is nog sprake van een fors seroom van het linker onderbeen. Uit specialistenbrieven, medische informatie van de huisarts en de onderbouwing van de door [slachtoffer] gevorderde immateriële schade, alsmede haar verklaring over de gevolgen van het ongeval volgt dat het herstel van [slachtoffer] geruime tijd in beslag neemt. Op 16 juli 2012, de datum van ondertekening van het door [slachtoffer] ingediende voegingsformulier, was zij nog steeds niet volledig hersteld.
Bewijsoverwegingen van de rechtbank
Op grond van het bovenstaande acht de rechtbank bewezen dat er een aanrijding tussen verdachte en het slachtoffer [slachtoffer] heeft plaatsgevonden.
De vraag die de rechtbank vervolgens moet beantwoorden is of deze botsing is veroorzaakt door roekeloos, danwel zeer althans aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend of onachtzaam verkeersgedrag van verdachte.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is van roekeloos verkeersgedrag van verdachte, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat het handelen van verdachte, zoals hierna omschreven, niet zo onoplettend, onvoorzichtig en onachtzaam was, dat dit als zeer onoplettend (grove verkeersfout) moet worden aangemerkt. Van dit onderdeel van de tenlastelegging moet verdachte dan ook worden vrijgesproken. Wel is naar het oordeel van de rechtbank sprake van een aanmerkelijke verkeersfout. Daartoe is het volgende van belang.
Verdachte kwam in zijn auto in een 30km zone aanrijden bij een kruising met een, hem bekende, voetgangersoversteekplaats. Verdachte zag weliswaar de voetgangers bij de voetgangersoversteekplaats maar is niet (tijdig) gestopt voor deze voetgangers waarna een aanrijding heeft plaatsgevonden met een van hun. Verdachte had niet alleen rekening moeten houden met de mogelijkheid van overstekende voetgangers bij de voetgangersoversteekplaats en zijn snelheid dienovereenkomstig moeten aanpassen maar had zeker nadat hij de voetgangers had gezien die wilden oversteken zijn auto moeten stoppen teneinde de voetgangers in staat te stellen over te steken. Dit heeft verdachte nagelaten.
Verdachte heeft verklaard gezien te hebben dat de voetgangers een voor hem rijdende auto hebben laten doorrijden en vervolgens ineens overstaken. Dat strookt met de verklaring die [slachtoffer] heeft afgelegd in die zin dat zij heeft verklaard dat zij en haar man eerst hebben gewacht op een auto die erg hard kwam aanrijden en dat zij daarna, na eerst na links en rechts te hebben gekeken, de weg zijn overgestoken. De verklaring van verdachte dat de voetgangers plotseling overstaken, begrijpt de rechtbank aldus dat verdachte de voetgangersoversteekplaats al te dicht genaderd was om (tijdig) te kunnen stoppen toen er werd overgestoken. Deze verklaring, nog daargelaten of die verdachte in de gegeven omstandigheden zou disculperen, is echter niet te rijmen met het feit dat [slachtoffer] is aangereden op een moment dat zij bijna de weg was overgestoken. Dat [slachtoffer] en haar man bijna de weg waren overgestoken, strookt ook met de verklaring van verdachte dat hij met de auto naar links is uitgeweken.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op het hiervoorgaande, verdachte gewoonweg niet goed heeft opgelet, waardoor de aanrijding heeft kunnen volgen. Zijn (rij)gedragheeft verdachte in een situatie gebracht waar een ongeval, zoals dat heeft plaatsgevonden, voorzienbaar was. Dit brengt de rechtbank tot het oordeel dat verdachte aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig en onachtzaam heeft gereden.
Het ongeval en het letsel van het slachtoffer [slachtoffer] ten gevolge daarvan zijn daarom niet alleen door het handelen van verdachte veroorzaakt, maar ook aan zijn schuld te wijten in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994.
Gelet op de aard van het letsel en de duur van het herstel is de rechtbank tenslotte van oordeel dat sprake is van zwaar lichamelijk letsel.
De rechtbank komt op grond van het vorenstaande tot de volgende bewezenverklaring van de aan verdachte onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten.
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op 10 februari 2012 te Brummen als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Burgemeester Dekkerstraat, aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig en
onachtzaam,
terwijl het zicht ter plaatse niet werd belemmerd, beperkt en werd gehinderd, en
terwijl hij (goed) bekend was met de verkeerssituatie ter plaatse, en
terwijl op die Burgemeester Dekkerstraat bij het naderen van genoemde voetgangersoversteekplaats een bord model L2 van de bijlage 1 van Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 was geplaatst, inhoudende een aanduiding van een voetgangersoversteekplaats, en
terwijl hij op het trottoir voetgangers had zien naderen, en
niet, althans in onvoldoende mate op het voor hem gelegen gedeelte van die weg, de Burgemeester Dekkerstraat, en het overige verkeer heeft gelet en is blijven letten, en
daarbij in strijd met het gestelde in artikel 19 van voormeld Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij, verdachte, in staat was voormeld motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij, die weg, de Burgemeester Dekkerstraat, kon overzien en waarover deze vrij was, en
daarbij in strijd met het gestelde in artikel 49 lid 2 van voormeld reglement, op die Burgemeester Dekkerstraat bevindende voetgangers, welke doende waren om, een op die weg gesitueerde voetgangersoversteekplaats over te steken, niet voor heeft laten gaan, en
vervolgens die voetgangersoversteekplaats met onverminderde snelheid is opgereden en overgereden, en
vervolgens in aanrijding is gekomen met een van die voetgangers, ten gevolge waarvan die voetganger ten val is gekomen,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan verdachtes schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander ([slachtoffer]) zwaar
lichamelijk letsel werd toegebracht
terwijl het feit is veroorzaakt doordat hij, verdachte, in strijd met voormeld bord en voormeld Reglement geen voorrang heeft verleend aan op die kruisende weg, de Burgemeester Dekkerstraat, lopende voetganger;
hij op 10 februari 2012 te Brummen als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), gekentekend [kenteken], daarmede heeft gereden op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, Burgemeester Dekkerstraat, zonder dat er voor dit motorrijtuig een verzekering overeenkomstig de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen was
gesloten en in stand gehouden.
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
(feit 1) overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht
en
de overtreding:
(feit 2) als bestuurder van een motorrijtuig daarmede op een weg rijden zonder dat er voor dat motorrijtuig een verzekering overeenkomstig de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen is gesloten en in stand gehouden.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen voor feit 1 tot een werkstraf van 42 uur subsidiair 21 dagen vervangende hechtenis en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van zes maanden en voor feit 2 tot een geldboete van 500 euro subsidiair 10 dagen vervangende hechtenis.
De officier van justitie heeft bij haar strafeis rekening gehouden met de ernst van met name feit 1 en de grote gevolgen daarvan, iemand heeft fors letsel opgelopen en is lange tijd uit de roulatie is geweest, en de oriëntatiepunten die voor dit soort zaken worden gehanteerd.
De rechtbank acht na te melden beslissing in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft op 11 december 2012 in Brummen een verkeersongeval veroorzaakt. Verdachte is rijdende over de Burgermeester Dekkerstraat met zijn Ford Mondeo een voetgangersoversteekplaats genaderd en heeft daarbij een overstekend echtpaar, dat bijna was overgestoken, genegeerd. De man heeft ternauwernood nog kunnen wegspringen, maar zijn echtgenote is door verdachte aangereden. Zij is daarbij ernstig gewond geraakt en heeft lange tijd de gevolgen van verdachtes handelen moeten ondervinden, waardoor haar levensvreugde lange tijd is getemperd en zij ernstig beperkt is geraakt in het dagelijks leven. In hoeverre zij volledig zal herstellen is op dit moment nog niet te voorzien.
Verdachte reed op genoemde dag onverzekerd rond en heeft na het ongeval nog een verzekering afgesloten, zoals hij tenslotte bij de politie heeft verklaard. Dat geeft als zodanig al te denken; verdachte is kennelijk niet doordrongen van zijn verantwoordelijkheden die hij als verkeersdeelnemer heeft en probeert dan vervolgens nog als "het kalf verdronken is" zich in te dekken voor mogelijke financiële gevolgen.
In het voordeel van verdachte weegt dat hij een zogenaamde first offender is en een blanco strafblad heeft.
In het nadeel van verdachte weegt zijn proceshouding. Zo heeft hij bij de politie aanvankelijk, voor de confrontatie met de door de politie opgevraagde verzekeringsgegevens, verklaard de autoverzekering voor het verkeersongeval te hebben afgesloten. De rechtbank heeft de indruk dat verdachte, die ook niet bij de behandeling ter terechtzitting is verschenen, zich weinig gelegen heeft laten liggen aan hetgeen hij heeft aangericht. Niet is immers gebleken dat hij zich op enigerlei wijze iets van (de gevolgen voor) het slachtoffer heeft aangetrokken.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om een hogere straf op te leggen dan door de officier van justitie is geëist. Volgens de oriëntatiepunten van het LOVS zou in dit geval een gevangenisstraf van drie weken op zijn plaats zijn. Zover zal de rechtbank niet gaan, maar een werkstraf van langere duur dan door de officier van justitie gevorderd is alleszins op zijn plaats. Daarnaast acht de rechtbank de bijkomende straf van een ontzegging van de rijbevoegdheid op zijn plaats, eveneens met het oog op de ernst van het delict.
Ten aanzien van het onverzekerd rijden zal de rechtbank een geldboete opleggen die in het algemeen voor dit soort delicten pleegt te worden opgelegd.
Vordering tot schadevergoeding
[slachtoffer] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 5.946,16 (bestaande uit materiële schade ad € 2.946,16 en een voorschot terzake van immateriële schade ad € 3.000,00) als benadeelde partij gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering als niet betwist integraal kan worden toegewezen, behoudens de post die is opgevoerd voor huishoudelijke hulp volgens de Letselschade Richtlijn Huishoudelijke Hulp per januari 2012. Toegewezen kan derhalve worden een totaal bedrag van € 4.434,16. Voor het overige dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in haar vordering, nu de post voor huishoudelijke hulp niet inhoudelijk is onderbouwd.
Nu niet is weersproken dat de benadeelde partij, zoals deze heeft gesteld, als gevolg van het bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden en de vordering de rechtbank niet ongegrond of onrechtmatig voorkomt, zal deze vordering worden toegewezen met uitzondering van de post terzake huishoudelijke hulp. De verdachte is voor deze schade - naar burgerlijk recht - aansprakelijk.
Ten aanzien van de post huishoudelijke hulp is de rechtbank van oordeel dat ter onderbouwing daarvan onvoldoende is gesteld en de behandeling van de vordering naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
De benadeelde partij zal derhalve voor dat deel van haar vordering niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering. Zij kan die vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Schadevergoedingsmaatregel
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van na te melden bedrag ten behoeve van genoemd slachtoffer.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze beslissing is gegrond op de artikelen 22c, 22d, 24, 36f, 62 en 91 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175, 178 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994 en artikel 30 van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen.
Beslissing
* verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde heeft begaan;
* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
(feit 1) overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht
en
(feit 2) als bestuurder van een motorrijtuig daarmede op een weg rijden zonder dat er voor dat motorrijtuig een verzekering overeenkomstig de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen is gesloten en in stand gehouden;
* verklaart verdachte strafbaar;
* veroordeelt de verdachte ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde tot de navolgende taakstraf, te weten:
een werkstraf gedurende 60 (zestig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 30 (dertig)dagen;
* ontzegt verdachte ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van zes maanden;
* veroordeelt verdachte ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde tot een geldboete van € 500,00 bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 10 dagen hechtenis;
* veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer] van een bedrag van € 4.434,16, vermeerderd met de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
* verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering;
* legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] voornoemd een bedrag te betalen van € 4.434,16, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal 54 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
* bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door mrs. Draisma, voorzitter, Van der Hooft en Kropman, rechters, in tegenwoordigheid van Van Bun, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 21 december 2012.
Mr. Draisma is buiten staat mede te ondertekenen.
Voetnoten:
1 Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal nummer PL0634 2012019924 van de politie regio Noord- en Oost Gelderland, District IJsselstreek, gesloten en ondertekend op 6 april 2012 door de verbalisant hoofdagent [hoofdagent]
2 verklaring verdachte, doorgenummerde dossierpag. 18, 21 en 22
3 verklaring [slachtoffer], doorgenummerde dossierpag. 24 en 25
4 relaas verbalisant inzake aan hem afgelegde verklaring [naam], doorgenummerde dossierpag. 16
5 bevindingen verbalisant [verbalisant], doorgenummerde dossierpag. 7, 8, 10, 12 en 14
6 relaas verbalisant [verbalisant], doorgenummerde dossierpag. 2 en 30
7 medische verklaring d.d. 21 maart 2012, doorgenummerde dossierpag. 27
8 door [slachtoffer] overgelegde brief d.d. 26 april 2012, bijlage 13 bij het voegingsformulier