In deze zaak vorderden de eisers, Smeets & Weijmer Notarissen, dat de rechtbank de gedaagde zou veroordelen tot betaling van een bedrag van € 275.686,= in het kader van een vrijwaringsprocedure. De eisers waren aansprakelijk gesteld door de Rabobank vanwege een beroepsfout die had geleid tot schade. De eisers stelden dat de gedaagde, samen met haar toenmalige echtgenoot, hoofdelijk aansprakelijk was voor de schade die voortvloeide uit deze beroepsfout, omdat zij ongerechtvaardigd waren verrijkt door de betaling van de verzekeraars aan de bank. De gedaagde betwistte de vordering en stelde dat er geen sprake was van verarming aan de zijde van de eisers, aangezien de schade was vergoed door de beroepsaansprakelijkheidsverzekering.
De rechtbank oordeelde dat de gedaagde en haar echtgenoot inderdaad ongerechtvaardigd waren verrijkt, omdat hun schuld aan de bank was verminderd door de betaling van de verzekeraars, zonder dat daar een tegenprestatie tegenover stond. De rechtbank concludeerde dat de gedaagde gehouden was om de schade te vergoeden aan de eisers, en dat het redelijk was dat de volledige schade voor haar rekening kwam. De rechtbank wees de vordering van de eisers toe en veroordeelde de gedaagde tot betaling van het gevorderde bedrag, evenals de proceskosten van de vrijwaringsprocedure.
Het vonnis werd uitgesproken op 18 december 2013 door mr. G.J.E. Poerink en is uitvoerbaar bij voorraad. De rechtbank wees het meer of anders gevorderde af.