Uitspraak
juni 2012 ontvangen brieven van mr. Doorakkers;
- de op 10 september 2012 ontvangen brief van de Stichting Bureau Jeugdzorg Noord-
Brabant, hierna de stichting;
- de op 28 september 2012 en 9 januari 2013 ontvangen brieven van mr. Doorakkers.
2.Het verzoek
3.De beoordeling
- Uit het huwelijk is op 29 oktober 1994 te[adres] het kind [verzoeker] geboren.
- Het huwelijk is op 27 maart 1997 ontbonden door inschrijving van de echtscheidings-beschikking in de registers van de burgerlijke stand van de gemeente Den Haag. De moeder is na de echtscheiding alleen belast met het gezag over[verzoeker].
- [verzoeker] heeft van 21 september 2011 tot aan zijn meerderjarigheid onder toezicht gestaan van de stichting
- De moeder, de man en[verzoeker] hebben de Marokkaanse nationaliteit en de Nederlandse nationaliteit. De man en[verzoeker] hebben sinds 7 februari 1998 de Nederlandse nationaliteit; de moeder sinds 10 april 2001.
- De moeder, de man en[verzoeker] hebben hun gewone verblijfplaats in Nederland.
stelt voorts dat de heer[biologische vader] zijn biologische vader is en dat hij nimmer contact heeft gehad met zijn juridische vader. Nu de juridische situatie geen recht doet aan de feitelijke situatie wenst[verzoeker] over te gaan tot de ontkenning van het door het huwelijk ontstane vaderschap van de man.
- de betreffende echtgenoot dient overtuigende bewijsmiddelen aan te voeren voor zijn vordering;
Hoewel in de wet geen termijn is opgenomen waarbinnen een verzoek door de man moet worden ingediend, volgt uit de jurisprudentie dat de man ‘terstond’ na het ontstaan van twijfels over zijn verwekkerschap een ontkenningsprocedure moet starten. Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter terechtzitting blijkt dat de man reeds geruime tijd - al vóór 2009 - op de hoogte is van het bestaan van[verzoeker] en van het feit dat hij niet de biologische vader is van[verzoeker]. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de - redelijke - termijn waarbinnen de man een verzoek had moeten indienen, is verstreken. Dit heeft als gevolg - nu ook niet is gebleken van bijzondere omstandigheden waardoor van voornoemde termijn zou moeten worden afgeweken - dat ook de man naar Marokkaans recht geen verzoek tot ontkenning meer kan indienen en dat ontkenning naar Marokkaans recht derhalve niet meer mogelijk is.
3.12 Artikel 10:93, tweede lid, BW bepaalt dat indien volgens het in het eerste lid van artikel 10:93 BW bedoelde recht (i.c. Marokkaans recht) ontkenning niet of niet meer mogelijk is, de rechter, indien zulks in het belang is van het kind en de ouders en het kind een daartoe strekkend gezamenlijk verzoek doen, een ander in artikel 10:92 BW genoemd recht kan toepassen, dan wel het recht kan toepassen van de staat van de gewone verblijfplaats van het kind ten tijde van de ontkenning of het Nederlandse recht.