ECLI:NL:RBZWB:2013:10516
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Verstek
- M.J.M. Klarenbeek
- Rechtspraak.nl
Hoofdelijke veroordeling tot betaling van achterstallig loon en wettelijke verhoging in geval van opvolgend werkgeverschap
In deze zaak heeft eiser, die in dienst was bij gedaagde 1 en later bij gedaagde 2, een kort geding aangespannen om betaling van achterstallig loon en wettelijke verhoging te vorderen. Eiser stelt dat er sprake is van opvolgend werkgeverschap, waardoor beide gedaagden hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de betaling van het achterstallige loon. Gedaagden zijn niet verschenen en hebben geen verweer gevoerd. De kantonrechter heeft de vordering toegewezen, met de bepaling dat de hoofdelijke aansprakelijkheid van gedaagde 1 eindigt per 1 november 2013, omdat de tijdelijke arbeidsovereenkomst op dat moment van rechtswege eindigt. De kantonrechter heeft ook geoordeeld dat er in deze procedure geen ruimte is voor toewijzing van de wettelijke verhoging, gezien het voorlopige karakter van de procedure.
De procedure begon met een dagvaarding op 18 september 2013, gevolgd door een mondelinge behandeling op 17 oktober 2013. Eiser was per 1 mei 2013 in dienst bij gedaagde 1 voor een periode van zes maanden, maar ontving niet het volledige loon over de maanden mei tot en met juli 2013. Gedaagde 1 heeft eiser op staande voet ontslagen wegens economische redenen. Vervolgens is eiser per 1 augustus 2013 in dienst getreden bij gedaagde 2, maar heeft hij over augustus 2013 geen loon ontvangen. Eiser heeft zijn vorderingen tijdens de mondelinge behandeling gewijzigd en verminderd, maar de kantonrechter heeft geoordeeld dat er een spoedeisend belang is bij de vordering en dat deze niet onrechtmatig of ongegrond is. De kantonrechter heeft de gedaagden hoofdelijk veroordeeld tot betaling van het achterstallige loon en de proceskosten, waarbij de hoofdelijke aansprakelijkheid van gedaagde 1 per 1 november 2013 eindigt.