ECLI:NL:RBZWB:2013:11436

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
9 september 2013
Publicatiedatum
16 juli 2020
Zaaknummer
02-800691-12
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • M. Prenger
  • A. Struijs
  • J. van Schaik
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorhanden hebben van een vuurwapen van categorie III en/of munitie van categorie III

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 9 september 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1986, die ervan verdacht werd een vuurwapen van categorie III en/of munitie van categorie III voorhanden te hebben gehad. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 26 augustus 2013, waarbij de officier van justitie, mr. Breman-Nagtegaal, en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. De verdachte had een bekennende verklaring afgelegd, en de rechtbank baseerde haar oordeel op deze verklaring, alsook op het proces-verbaal van inbeslagname van het wapen en de munitie.

De rechtbank achtte het feit wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte op 19 juli 2012 in Made een omgebouwd start-alarm pistool en munitie van categorie III voorhanden had. De verdachte werd vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten. De rechtbank concludeerde dat er geen feiten of omstandigheden waren die de strafbaarheid van de verdachte uitsloten. De officier van justitie had een gevangenisstraf van zes maanden geëist, waarvan twee maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden. De verdediging pleitte voor een voorwaardelijke straf, gezien de psychische toestand van de verdachte.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar was, maar dat het ongecontroleerd bezit van vuurwapens een groot gevaar voor de samenleving opleverde. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en bijzondere voorwaarden, waaronder begeleiding door de Reclassering Nederland. De rechtbank benadrukte dat de tijd die de verdachte in voorarrest had doorgebracht, in mindering zou worden gebracht op de onvoorwaardelijke straf.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 800691-12
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 9 september 2013
in de strafzaak tegen
[Verdachte]
geboren te [Geboorteplaats] op [Geboortedag] 1986,
wonende aan [Adres] ,
raadsvrouw mr. K.C.A.M. Oomen, advocaat te Roosendaal.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 26 augustus, waarbij de officier van justitie, mr. Breman-Nagtegaal, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
een vuurwapen van categorie III en/of munitie van categorie III voorhanden heeft gehad.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het feit heeft gepleegd en baseert zich daarbij op de bekennende verklaring van verdachte.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank tot een bewezenverklaring kan komen, gelet op het feit dat verdachte het feit heeft bekend.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd bij de politie [1] ;
- het proces-verbaal van inbeslagname van het wapen en de munitie [2] ;
- het proces-verbaal van het Regionaal Bureau Wapens en Munitie [3] .
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
hijop
of omstreeks19 juli 2012 te Made, gemeente Drimmelen,
in elk geval in Nederland,een wapen van categorie III, te weten een (omgebouwd start-alarm)pistool (merk BBM, model Police), en
/ofmunitie van categorie III, te weten een patroon (merk Umarex, kaliber 8mm), voorhanden heeft gehad;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden met aftrek, waarvan twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, met als bijzondere voorwaarde begeleiding door de Reclassering Nederland, ook als dat inhoudt een behandeling bij de GGZ, het DOK of een soortgelijke instelling.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft zich bij het uitvoeren van een taakstraf zeer bedreigd gevoeld door een andere veroordeelde, waardoor hij zich genoodzaakt voelde een vuurwapen aan te schaffen. Hij kampt met chronische onveiligheidsgevoelens en paranoia en heeft om zich veiliger te voelen een vuurwapen in huis gehaald. Na de gebeurtenissen op 19 juli 2012 is de situatie van verdachte verslechterd. Hij is opnieuw bij zijn ouders gaan wonen, is per 15 mei 2013 in de ziektewet terecht gekomen en is per 31 juli 2013 opgenomen op de crisisopvang van de GGZ, omdat hij suïcidaal was. Verdachte is onderzocht en als licht verminderd toerekeningsvatbaar bestempeld. Geadviseerd wordt om verdachte, in het kader van een deels voorwaardelijke straf, behandeling te bieden. Een gevangenisstraf zal, volgens de Reclassering Nederland, een negatief effect hebben op het welzijn van verdachte. De verdediging is dan ook van mening dat het advies van de reclassering gevolgd moet worden. Verdachte moet niet terug naar de gevangenis, maar een voorwaardelijke straf met oplegging van alle door de reclassering geformuleerde voorwaarden wordt passend geacht.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een vuurwapen. Aan dit soort feiten tilt de rechtbank zwaar. Het ongecontroleerd bezit van vuurwapens, en zeker vuurwapens die geschikt zijn om scherpe munitie mee te verschieten, levert een groot gevaar op voor de samenleving. In dit geval heeft het gevaar van het vuurwapenbezit zich op uiterst tragische wijze gemanifesteerd en geresulteerd in de dood van een vriend van verdachte, die in de woning van verdachte met het door hem gekochte wapen is doodgeschoten.
Verdachte is onderzocht door een psychiater en een psycholoog. Beiden komen tot de conclusie dat bij verdachte sprake is van een vorm van autisme. Dr. Eland concludeert dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht. Drs. Zuidhof is van mening dat verdachte licht tot verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht. De rechtbank neemt deze conclusies grotendeels over en gaat er bij de bepaling van de strafmaat vanuit dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is.
Ook door Reclassering Nederland is gerapporteerd over verdachte. In dit rapport adviseert de reclassering om aan verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen, met daarbij een aantal bijzondere voorwaarden. De reclassering acht een onvoorwaardelijke gevangenis-straf niet in het belang van verdachte.
De rechtbank overweegt dat aan verdachte, conform de oriëntatiepunten van het LOVS, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden zou moeten worden opgelegd. Een werkstraf, zoals door de reclassering wordt geadviseerd, is gelet op de aard en ernst van het feit niet aan de orde. Er is echter een aantal redenen om af te wijken van de oriëntatiepunten. Ten voordele van verdachte weegt mee dat sprake is van verminderde toerekeningsvatbaarheid. Hier staat echter tegenover dat het feit gepleegd is tijdens de proeftijd van een eerdere veroordeling voor overtreding van onder andere de Wet wapens en munitie. De rechtbank is, gelet op het vorenstaande, van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, met daarbij de door de Reclassering Nederland geformuleerde bijzondere voorwaarden, passend en geboden is.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 63, 91 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen de artikelen 26, 55, 56 en 60 van de Wet wapens en munitie, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, terwijl het feit is begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van vier maanden, waarvan 2 voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* omdat verdachte, ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, geen medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht niet ter inzage aanbiedt;
* omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich (uiterlijk) binnen 5 dagen na het onherroepelijk worden van dit vonnis zal melden bij de Reclassering Nederland, (mede) gevestigd op Langendijk 34, 4819 EW Breda.
* dat verdachte zal deelnemen aan een tweetal gedragsinterventies, te weten een Cognitieve vaardigheidstraining en een Leefstijltraining (kort), waarbij verdachte zich dient te houden aan de aanwijzingen zoals die gedurende deze gedragsinterventie zullen worden gegeven.
* dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens Reclassering Nederland, ook indien dit inhoudt dat verdachte een behandeling ondergaat bij Het Dok;
- geeft de reclassering opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarde(n) en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. Prenger, voorzitter, mr. Struijs en mr. Van Schaik, rechters, in tegenwoordigheid van Van Rensch, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 9 september 2013.
Mr. Prenger is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
hij op of omstreeks 19 juli 2012 te Made, gemeente Drimmelen, in elk geval in Nederland, een wapen van categorie III, te weten een (omgebouwd start-alarm)pistool (merk BBM, model Police), en/of munitie van categorie III, te weten een patroon (merk Umarex, kaliber 8mm), voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
art 26 lid 1 Wet wapens en munitie

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt -tenzij anders vermeld- bedoeld het eindproces-verbaal met dossiernummer 2012154870 van politie Midden- en West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 1 tot en met 447.
2.Proces-verbaal van inbeslagname, pagina 296, 299 en 300
3.Proces-verbaal van het Regionaal Bureau Wapens en Munitie naar het wapen, pagina 329