ECLI:NL:RBZWB:2013:159

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 januari 2013
Publicatiedatum
1 mei 2013
Zaaknummer
243268 / 12-3698
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • M.J.M. Klarenbeek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van studiekosten door werkgever na beëindiging arbeidsovereenkomst

In deze zaak heeft de kantonrechter op 14 januari 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen de besloten vennootschap Mourik Vlissingen B.V. en een voormalige werknemer, aangeduid als [gedaagde]. De werknemer had zijn arbeidsovereenkomst opgezegd en de werkgever vorderde terugbetaling van studiekosten die waren gemaakt voor opleidingen die de werknemer had gevolgd. De studiekostenovereenkomsten, die voorafgaand aan de opleidingen waren gesloten, bevatten een beding dat de werknemer de studiekosten bij ontslag moest terugbetalen, naar rato van de tijd die was verstreken na het einde van de studie.

De kantonrechter oordeelde dat de terugvordering van de studiekosten niet onredelijk of onbillijk was. De werkgever had recht op terugbetaling van de studiekosten, omdat de werknemer zich vooraf had verbonden aan de studiekostenovereenkomsten. De kantonrechter wees erop dat de werknemer had geprofiteerd van de opleidingen, wat zijn positie op de arbeidsmarkt had verbeterd en dat de werkgever ook baat had gehad bij de gevolgde opleidingen.

De vordering van de werkgever werd toegewezen, waarbij de werknemer werd veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 6.500,33, vermeerderd met wettelijke rente. Daarnaast werd de werknemer veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van de werkgever waren gemaakt. De kantonrechter verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wees af wat verder was gevorderd.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND – WEST-BRABANT

Kanton
[Zaaknummer] [Rolnummer]
zittingsplaats: Middelburg
zaak/rolnr.: 243268 / 12-3698

vonnis van de kantonrechter d.d. 14 januari 2013

in de zaak van
de besloten vennootschap
Mourik Vlissingen B.V.,
gevestigd te Nieuwdorp, gemeente Borsele,
eisende partij,
verder te noemen: Mourik,
gemachtigde: mr. H.M. Hueting,
t e g e n :

[gedaagde],

wonende te [woonplaats], gemeente[gemeente],
gedaagde partij,
verder te noemen: [gedaagde],
gemachtigde: mr. drs. J. Wouters.

het verloop van de procedure

De procedure is als volgt verlopen:
  • dagvaarding van 24 augustus 2012,
  • conclusies van antwoord, repliek en dupliek.

de beoordeling van de zaak

1.1. [gedaagde] is van[datum] in loondienst geweest bij Mourik. Tijdens dit dienstverband heeft Mourik aan [gedaagde] studiekosten vergoed voor drie opleidingen:
. € 5.450,65 voor een MTS-opleiding “technisch middenkader WEI”, gevolgd vanaf 1 september 2006, diploma behaald op 15 juli 2009;
. € 1.845,- voor een opleiding “Praktisch Leidinggeven, module 1” gedurende drie maanden vanaf 21 september 2010;
. € 1.845,- voor een opleiding “Praktisch Leidinggeven, module 2” gedurende drie maanden vanaf 25 januari 2011.
1.2. Voorafgaand aan deze opleidingen hebben partijen telkens schriftelijk een studie-kostenovereenkomst gesloten. Deze overeenkomsten bevatten alle een beding dat de studie-kosten bij ontslagname door de werknemer worden terugbetaald, en wel naar rato van de tijd die is verstreken na het einde van de studie of cursus.
1.3. [gedaagde] heeft de arbeidsovereenkomst opgezegd op[datum] waardoor deze per [datum] is geëindigd. Het salaris van [gedaagde] bedroeg op dat moment € 3.566,- bruto per vier weken. Mourik heeft [gedaagde] op[datum] een factuur ad € 5.800,33 voor de terugbetaling van studiekosten gezonden. Bij brief van [datum] heeft [gedaagde] geprotesteerd. Correspondentie is gevolgd.
2.
Mourik heeft betaling gevorderd van de factuur met rente, alsook van incassokosten ad € 870,05. [gedaagde] heeft de vordering bestreden op de grond dat terugvordering onredelijk en onbillijk is. Daarbij wijst [gedaagde] op het arrest van de Hoge Raad d.d. 10 juni 1983, NJ 1983, 796. Subsidiair wil [gedaagde] maximaal € 1.362,67 (een vierde deel) terugbetalen voor de MTS-opleiding.
3.1.
Mourik heeft met juistheid opgemerkt dat het in het genoemde arrest ging om de terugvordering van reeds uitbetaald loon. Dat is hier niet aan de orde. Mourik vordert uitsluitend studiekosten terug. Wel is er sinds dit arrest in het recht aanvaard dat in studie-kostenovereenkomsten de omvang van het bij ontslagname terug te betalen bedrag dient af te nemen naar evenredigheid van de tijd die is verstreken na het einde van de studie.
3.2.
De tussen partijen gesloten overeenkomsten voldoen aan dit vereiste. De overeen-komst van 2006 voor de MTS-opleiding kent een lineaire schaal van vier jaar. De beide overeenkomsten voor de modules “Praktisch Leidinggeven” hebben een lineaire schaal van drie jaren. De overeenkomsten zijn voorts schriftelijk en vooraf aangegaan. Thans, achteraf, kan nog slechts worden getoetst of de onverkorte uitvoering van de studiekosten-overeenkomsten naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. (Zie ook Hof Den Haag 17 februari 2009, RAR 2009,101, door Mourik geciteerd.)
a. MTS-opleiding
4.1.
[gedaagde] heeft aangevoerd dat veel bedrijven een terugbetalingsregeling kennen die na twee jaar eindigt, of maximaal na drie jaar. [gedaagde] zou het veel redelijker vinden om niets te hoeven terugbetalen van de studiekosten van zijn MTS-opleiding, of maximaal een vierde. De termijn waarbinnen nog moet worden terugbetaald, behoort echter niet in het algemeen te worden beoordeeld, maar aan de hand van de bijzondere omstandigheden van het geval. [gedaagde] heeft aangevoerd dat vooraf de periode moet zijn vastgesteld waarin de werkgever wordt geacht baat te hebben van de gevolgde opleiding. Vermoed mag echter worden dat dit de overeengekomen periode is waarbinnen na het einde van de opleiding bij ontslagname nog moet worden terugbetaald. Dat vermoeden wordt voldoende bevestigd door het feit dat de opleiding bijna drie jaren heeft geduurd en het feit dat Mourik daaraan in totaal € 5.450,65 heeft bijgedragen. Het is een gerechtvaardigd belang van Mourik dat zij daarvan nog vier jaren baat wil hebben.
4.2.
Beide partijen hebben voordeel gehad van de MTS-opleiding die [gedaagde] heeft gevolgd. [gedaagde] heeft een hogere functie gekregen met een hoger salaris en heeft zijn positie op de arbeidsmarkt verbeterd. Mourik kon door het diploma een hoger uurtarief berekenen aan klanten. Dat laatste vormt daarom geen afzonderlijk argument.
4.3.
Niet aan de orde is wat redelijker zou zijn. [gedaagde] heeft zich vooraf gebonden aan de studiekostenovereenkomst. Achteraf kan gelet op het voorgaande niet worden gezegd dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat hij thans nog de helft van de studiekosten van de MTS-opleiding moet terugbetalen.
b. modules leiding geven
5.1.
[gedaagde] is van mening dat hij de studiekosten van de modules leiding geven in redelijk-heid niet behoeft terug te betalen, aangezien hij deze heeft gevolgd op aandringen van de direct leidinggevende en van de personeelsvertegenwoordiging van Mourik. [gedaagde] stelt dat het volgen van deze modules bijna verplicht was gesteld door Mourik en dat hij in redelijkheid het volgen daarvan niet kon weigeren. Ook voor deze modules geldt volgens [gedaagde] dat Mourik daarbij minstens evenveel baat heeft gehad als hij zelf.
5.2.
Hierin volgt de kantonrechter [gedaagde] niet. [gedaagde] heeft wel degelijk de keuze gehad om de modules niet te volgen. Waarschijnlijk zou dat niet goed zijn geweest voor zijn loopbaan bij Mourik, maar toch schept [gedaagde] daarvan een onjuist beeld. Feit is en blijft dat beide partijen baat hadden bij het volgen van de modules door [gedaagde]. Dat er van de zijde van Mourik op is aangedrongen dat [gedaagde] de modules ging volgen, betekent niet dat hij daar bijna toe is verplicht. [gedaagde] heeft niet gesteld dat hij niet genegen was de modules te volgen. Dat is niet aannemelijk, nu dat ook in zijn belang is geweest.
5.3.
Ook hier geldt dat niet aan de orde is wat redelijker zou zijn. [gedaagde] heeft zich vooraf gebonden aan de studiekostenovereenkomsten voor de modules. Achteraf kan gelet op het voorgaande niet worden gezegd dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat hij thans van de eerste module nog tweede derde van de studiekosten moet terugbetalen en van de tweede alle studiekosten.
6.
De vordering zal dus worden toegewezen. [gedaagde] meent dat vergoeding van buitengerechtelijke en gerechtelijke kosten niet redelijk zou zijn, nu hij eerder heeft aangeboden € 1.362,67 terug te betalen. Dat aanbod is echter niet toereikend geweest. Het is daarom billijk dat [gedaagde] incassokosten moet vergoeden. Het bedrag zal echter worden gematigd overeenkomstig de kantonrechtersstaffel van het rapport Voor-werk II tot 700,-. [gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden verwezen in de proceskosten met rente.

de beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde] om tegen bewijs van kwijting aan Mourik te betalen een bedrag van € 6.500,33 te vermeerderen met de wettelijke rente over een bedrag van € 5.800,33 te berekenen vanaf 1 maart 2012 tot de dag der voldoening;
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van het geding, welke aan de zijde van Mourik tot op heden worden begroot op € 1.017,14, waaronder begrepen een bedrag van € 500,- wegens salaris van de gemachtigde van Mourik;
veroordeelt [gedaagde] voorts voorwaardelijk in de wettelijke rente over de proceskosten ad € 1.017,14, te berekenen vanaf veertien dagen na heden, indien dat bedrag niet binnen veertien na heden zal worden voldaan.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.M. Klarenbeek, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 januari 2013 in tegenwoordigheid van de griffier.