Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND – WEST-BRABANT
vonnis van de kantonrechter d.d. 14 januari 2013
[gedaagde],
het verloop van de procedure
- dagvaarding van 24 augustus 2012,
- conclusies van antwoord, repliek en dupliek.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter op 14 januari 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen de besloten vennootschap Mourik Vlissingen B.V. en een voormalige werknemer, aangeduid als [gedaagde]. De werknemer had zijn arbeidsovereenkomst opgezegd en de werkgever vorderde terugbetaling van studiekosten die waren gemaakt voor opleidingen die de werknemer had gevolgd. De studiekostenovereenkomsten, die voorafgaand aan de opleidingen waren gesloten, bevatten een beding dat de werknemer de studiekosten bij ontslag moest terugbetalen, naar rato van de tijd die was verstreken na het einde van de studie.
De kantonrechter oordeelde dat de terugvordering van de studiekosten niet onredelijk of onbillijk was. De werkgever had recht op terugbetaling van de studiekosten, omdat de werknemer zich vooraf had verbonden aan de studiekostenovereenkomsten. De kantonrechter wees erop dat de werknemer had geprofiteerd van de opleidingen, wat zijn positie op de arbeidsmarkt had verbeterd en dat de werkgever ook baat had gehad bij de gevolgde opleidingen.
De vordering van de werkgever werd toegewezen, waarbij de werknemer werd veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 6.500,33, vermeerderd met wettelijke rente. Daarnaast werd de werknemer veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van de werkgever waren gemaakt. De kantonrechter verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wees af wat verder was gevorderd.