Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.De procedure
- het tussenvonnis van 21 maart 2012
- het proces-verbaal van comparitie van 14 juni 2012
- de akte na comparitie van [eiseres]
- de antwoordakte van Caprice.
2.De feiten
3.Het geschil
Caprice betwist dat sprake is van door het paard aangerichte schade; er is geen sprake van eigen energie” van het paard nu het gaat om – naar is aan te nemen de wil van het dier – (gesteld) struikelen. Caprice was destijds geen bezitter van het paard en evenmin de gebruiker van het paard in de uitoefening van haar bedrijf. Caprice gaf destijds geen paardrijlessen. Zij deed enkel aan het stallen van paarden (die zij verder niet verzorgde) en verhuurde paarden aan instructeurs zoals [naam instructeur]. [naam instructeur] gaf die lessen na het vertrek van [eigenaar eenmanszaak] op zelfstandige basis, en dus niet voor rekening en risico van Caprice. De rijders die les volgden – en niet Caprice – betaalden [naam instructeur]. [eiseres] is tijdens een dergelijke les gevallen. Caprice is voor de gevolgen van die val niet aansprakelijk.
4.De beoordeling
5.De beslissing
- a) feiten en omstandigheden, waaruit kan worden afgeleid dat op de maandagavond in november 2003 dat zij op Dika reed, Dika door Caprice werd gebruikt in de uitoefening van haar bedrijf;
- b) dat zij op bedoelde maandagavond in november 2003 op Dika reed, dat Dika is gestruikeld en dat zij – [eiseres] – als gevolg daarvan van Dika is gevallen.