In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 3 mei 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende en de ambtenaar belast met de invordering van de gemeente Tilburg. De belanghebbende betwistte de ontvangst van een aanslag en een aanmaning met betrekking tot gemeentelijke belastingen voor het jaar 2012. De rechtbank oordeelde dat de invorderingsambtenaar aannemelijk had gemaakt dat de aanslag en aanmaning de belanghebbende hadden bereikt. De rechtbank overwoog dat de stelling van de belanghebbende dat hij deze stukken niet had ontvangen, niet geloofwaardig was, mede gezien zijn betalingsgedrag in voorgaande jaren. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond voor zover het de aanmaningskosten betreft, maar ongegrond voor het overige. De uitspraak van de invorderingsambtenaar werd gedeeltelijk vernietigd, maar er werd geen proceskostenveroordeling of vergoeding van griffierecht toegewezen, omdat de belanghebbende materieel niet in het gelijk werd gesteld. De uitspraak is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.