In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 4 juni 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende, eigenaar van een vakantiewoning in de gemeente Veere, en de heffingsambtenaar van die gemeente. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de aanslag forensenbelasting die hem was opgelegd voor het jaar 2011. De heffingsambtenaar had deze aanslag opgelegd op basis van de verordening forensenbelasting, die stelt dat een belastingplichtige die geen hoofdverblijf in de gemeente heeft, belasting moet betalen als hij zijn woning meer dan 90 dagen per jaar beschikbaar houdt voor eigen gebruik of verhuur. De rechtbank heeft vastgesteld dat de belanghebbende de vakantiewoning in 2011 meer dan 90 dagen voor zichzelf beschikbaar had gehouden, wat leidde tot de conclusie dat de aanslag terecht was opgelegd. Echter, de belanghebbende voerde aan dat er sprake was van strijd met het gelijkheidsbeginsel, omdat andere eigenaren van vakantiewoningen met vergelijkbare verhuurbemiddelingsovereenkomsten geen aanslag forensenbelasting was opgelegd. De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar begunstigend beleid had gevoerd ten opzichte van andere eigenaren, wat leidde tot de conclusie dat de aanslag ten onrechte was opgelegd. De rechtbank verklaarde het beroep van de belanghebbende gegrond, vernietigde de aanslag en gelastte de heffingsambtenaar het griffierecht te vergoeden.