In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 8 mei 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen een ambtenaar, woonachtig in Willemstad, Curaçao, en de inspecteur van de Belastingdienst. De ambtenaar had een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd gekregen voor het jaar 2009, welke aanslag was gebaseerd op een belastbaar inkomen uit werk en woning en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen. De inspecteur handhaafde de aanslag na bezwaar, waarop de ambtenaar beroep instelde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ambtenaar in dienstbetrekking staat tot de Staat der Nederlanden en dat hij in 2009 inkomen heeft genoten in Nederland, maar dat zijn fiscale woonplaats in dat jaar op Curaçao lag. De rechtbank overwoog dat de ambtenaar, ondanks zijn woonplaats, als fictief binnenlands belastingplichtige moet worden aangemerkt op basis van artikel 2.2 van de Wet op de inkomstenbelasting 2001, omdat hij in dienst was van de Nederlandse overheid en uitgezonden was naar Curaçao. Dit leidde tot de conclusie dat de ambtenaar premieplichtig was voor de volksverzekeringen. Daarnaast werd een verzuimboete opgelegd wegens het niet indienen van de aangifte inkomstenbelasting. De rechtbank oordeelde dat de ambtenaar niet aannemelijk had gemaakt dat hij voldoende pogingen had ondernomen om aan zijn aangifteverplichting te voldoen, maar matigde de boete tot € 250. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond voor de aanslag IB/PVV, maar gegrond voor de verzuimboete, en veroordeelde de inspecteur in de proceskosten van de ambtenaar.