ECLI:NL:RBZWB:2013:5314

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 juli 2013
Publicatiedatum
16 juli 2013
Zaaknummer
02/667372-12
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Kooijman
  • J. de Weert
  • A. Froger
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door aanmerkelijke onvoorzichtigheid

Op 15 juli 2013 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 7 oktober 2012 in Tilburg een verkeersongeval heeft veroorzaakt. De verdachte, bestuurder van een personenauto, reed met een snelheid tussen de 67,5 en 71,8 kilometer per uur, terwijl de maximum toegestane snelheid 50 kilometer per uur was. Hij naderde een kruispunt waarvan hij wist dat er veel fietsers overstaken, en passeerde een verkeerslicht dat al 1,6 seconde oranje licht uitstraalde. Hierdoor kon hij zijn voertuig niet tijdig tot stilstand brengen en kwam hij in aanrijding met een overstekende fietser, die zwaar lichamelijk letsel opliep, waaronder een breuk van de linkerenkel en het linkeronderbeen.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan aanmerkelijke onvoorzichtigheid. De officier van justitie had vrijspraak bepleit, maar de rechtbank achtte het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. De verdachte had niet alleen de maximumsnelheid overschreden, maar ook onvoldoende rekening gehouden met de verkeerssituatie, wat leidde tot het ongeval. De rechtbank legde een taakstraf op van 70 uur, subsidiair 35 dagen hechtenis, en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van tien maanden, waarvan vijf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.

De rechtbank benadrukte de ernst van het verkeersgedrag van de verdachte en de gevolgen voor het slachtoffer. De uitspraak is gebaseerd op de artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Wegenverkeerswet 1994, en de rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie grotendeels gevolgd, maar gematigd in de duur van de taakstraf.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/667372-12
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 15 juli 2013
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] te [geboorteplaats],
wonende te[adres],
raadsman mr. Ten Velde, advocaat te Tilburg.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 1 juli 2013 waarbij de officier van justitie mr. Heslinga, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat:
Verdachte op 7 oktober 2012 te Tilburg met zijn personenauto een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft veroorzaakt waardoor de bestuurster van een fiets zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht, dan wel dat hij met zijn rijgedrag gevaar en/of hinder op de weg heeft veroorzaakt.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4
De beoordeling van het bewijs [1]
4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. Zij baseert zich daarbij op de uitkomsten van het Forensisch Technisch Onderzoek (verder: FTO). Hieruit komt immers naar voren dat aan de betrokken voertuigen alsmede het wegdek, de ter plaatse geldende verkeersmaatregelen en de wegbeheerder geen gebreken en/of omstandigheden zijn geconstateerd, die het ongeval veroorzaakt of mede veroorzaakt zouden kunnen hebben. Verder blijkt hieruit dat de fietser mogelijk door rood licht is gereden, maar ook dat verdachte te hard heeft gereden waardoor hij zijn voertuig niet tijdig tot stilstand heeft kunnen brengen met als gevolg dat hij in aanrijding is gekomen met de fietser. Berekend is, dat als verdachte zich had gehouden aan de maximum toegestane snelheid, het ongeval niet had plaatsgevonden. Dat verdachte beduidend harder heeft gereden dan de maximum toegestane snelheid wordt tevens ondersteund door de getuigenverklaringen van[getuige] en[getuige 2]. Verder volgt uit het FTO dat het verkeerslicht reeds 1,6 seconde oranje uitstraalde op het moment dat verdachte het passeerde. Verdachte heeft hier zelf over verklaard dat hij met 60 kilometer per uur door groen licht is gereden. Het letsel dat het slachtoffer heeft opgelopen als gevolg van het ongeval kwalificeert de officier van justitie als zwaar lichamelijk letsel.
Gelet op het feit dat verdachte te hard heeft gereden waardoor hij niet meer in staat was om zijn auto tijdig tot stilstand te brengen waarbinnen hij de weg kon overzien en hij op een punt reed waarvan hij zelf heeft verklaard dat men daar extra oplettendheid dient te betrachten, is het ongeval aan zijn schuld te wijten. De officier van justitie merkt dit aan als schuld in de zin van een aanmerkelijke verkeersfout.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit een vrijspraak van het primair ten laste gelegde nu er in de eerste plaats geen sprake is van roekeloosheid, hetgeen evenmin nader wordt uitgewerkt in de tenlastelegging door concrete gedragingen die verdachte daartoe zou hebben verricht. In de tweede plaats dient vrijspraak van het primair ten laste gelegde te volgen nu er slechts sprake is van één enkele verwijtbare gedraging, te weten de overschrijding van de maximum toegestane snelheid. Deze enkele omstandigheid kan volgens de verdediging niet gekwalificeerd worden als een geval van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid. Uit het FTO is naar voren gekomen dat verdachte door geel licht is gereden. Desondanks is de verklaring van verdachte dat hij door groen is gereden geloofwaardig, nu het licht pas 1,5 seconde geel uitstraalde toen hij het stoplicht passeerde en de detectielus zich vlak voor de stopstreep bevindt. Dat verdachte dit niet gezien heeft is niet vreemd nu men tijdens het rijden niet continu naar het verkeerslicht blijft turen. Dat zou zelfs gevaarlijk zijn. Op dat moment moet het verkeerslicht voor de fietser op rood hebben gestaan. Volgens de verdediging dient gekeken te worden naar de gedragingen en niet naar de ernst van de gevolgen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De vaststaande feiten
Vaststaat dat er op 7 oktober 2012 te Tilburg op de Schouwburgring ter hoogte van de kruising met de Schoolstraat een verkeersongeval heeft plaatsgevonden [2] . Hierbij was verdachte als bestuurder van zijn personenauto, een Seat, betrokken [3] . Tevens was bij dit ongeval betrokken [initialen slachtoffer] [slachtoffer] (verder: [slachtoffer]) als bestuurster van een fiets [4] . Verdachte reed over de linkerrijstrook van de uit twee rijstroken bestaande rijbaan van de Schouwburgring, komende uit de richting van het Stadhuisplein en gaande in de richting van de Bredaseweg [5] . [slachtoffer] kwam vanuit de Schoolstraat en stak de Schouwburgring over om haar weg te vervolgen in de richting van de Zomerstraat [6] . Op het kruisingsvlak van voornoemde wegen kwam verdachte met zijn personenauto ondanks zijn rempoging in aanrijding met de aldaar fietsende [slachtoffer] [7] . Als gevolg van dit ongeval heeft [slachtoffer] letsel opgelopen, bestaande uit een breuk van de linkerenkel en het linkeronderbeen [8] . [slachtoffer] dient nog een operatie te ondergaan om een plaat uit het onderbeen te laten verwijderen [9] .
Bij de beoordeling gaat de rechtbank uit van de volgende omstandigheden:
Snelheid
Naar aanleiding van het ongeval heeft er een uitgebreid FTO plaatsgevonden naar de toedracht daarvan. Aan de hand van de aangetroffen sporen heeft de politie een berekening gemaakt van de door verdachte gereden snelheid. Hieruit is gebleken dat verdachte bij aanvang van de rem- en blokkeersporen, die zijn aangetroffen op het kruisingsvlak, een snelheid had van tussen de 67,5 en 71,8 kilometer per uur, terwijl ter plaatse een maximum toegestane snelheid van 50 kilometer per uur geldt [10] .
Daarnaast werd bij een beperkt voertuigonderzoek aan de personenauto op de plaats van het ongeval door de politie geconstateerd dat de Seat in de vijfde versnelling stond [11] .
De rechtbank stelt op grond van het voorgaande vast dat verdachte over de Schouwburgring met zijn personenauto met een hogere snelheid dan de ter plaatse geldende maximum snelheid van 50 kilometer per uur heeft gereden. Zij gaat voor wat betreft de gereden snelheid uit van de berekening van het FTO, te weten een snelheid van tussen de 67,5 en 71,8 kilometer per uur. Ten slotte stelt de rechtbank vast dat verdachte met deze snelheid het kruisingsvlak is opgereden en op het kruisingsvlak is begonnen met remmen.
Verkeerslicht
Door de Unit FTO is onderzoek gedaan naar het verkeerslicht ter plaatse van het ongeval. Hieruit volgt dat ten tijde van het ongeval de verkeerssituatie ter plaatse geregeld werd door het verkeerslicht en dat alle lampen van de verkeersinstallatie naar behoren werkten [12] . Verdachte heeft verklaard dat tijdens het passeren van het verkeerslicht, dit groen licht uitstraalde [13] . Uit het FTO volgt echter dat verdachte de stopstreep voor het kruisingsvlak heeft gepasseerd terwijl het voor hem geldende verkeerslicht reeds 1,6 seconde geel licht uitstraalde [14] . In welke richting de fietser precies heeft gefietst was voor de politie niet te herleiden. Hierover wordt door de politie wel opgemerkt dat indien de fietser vanuit de Schoolstraat over detectielus 26.1 is gereden, het verkeerslicht voor haar op dat moment op rood stond. Wanneer zij over detectielus 28.1 is gereden, heeft het verkeerslicht voor haar oranje uitgestraald [15] .
De rechtbank stelt op grond van het voorgaande vast dat verdachte het verkeerslicht is gepasseerd terwijl het oranje licht uitstraalde. [slachtoffer] is het verkeerslicht gepasseerd terwijl het ofwel voor haar oranje ofwel rood uitstraalde.
Kruispunt
Over het kruispunt wordt door verdachte verklaard dat men hier goed op moet letten omdat dit een kruispunt is waar veel fietsers rijden en waar regelmatig wordt overgestoken terwijl voor hen het verkeerslicht rood licht uitstraalt [16] .
Oordeel
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen is. Er is sprake van een opeenvolging van verwijtbare gedragingen van verdachte. Zo heeft hij met een veel hogere snelheid gereden dan ter plaatse was toegestaan. Met deze snelheid is verdachte een kruispunt genaderd waarvan hij wist dat er hier veel fietsers rijden en oversteken, ook wanneer het verkeerslicht voor hen op rood staat. Verdachte had erop bedacht moeten zijn dat er, op het moment dat hij dit kruispunt passeerde, ook een fietser zou kunnen oversteken. Verdachte had dus op dit kruispunt extra oplettend en voorzichtig moeten zijn. Het is in dergelijke situaties immers niet zo dat wanneer het verkeerslicht groen licht uitstraalt, men er op mag vertrouwen dat het verkeer dat deze weg kruist, voor hem de doorgang vrij laat of tijdig vrij maakt. Door de hoge snelheid was verdachte niet in staat zijn auto tijdig tot stilstand te brengen, terwijl uit het FTO is gebleken dat verdachte het ongeval had kunnen voorkomen als hij zich aan de maximum toegestane snelheid had gehouden. Gelet op deze opeenvolging van verwijtbare gedragingen heeft verdachte de op hem rustende zorgplicht om gevaarzettende situaties te voorkomen terwijl hij met zijn personenauto aan het verkeer deelnam, in ernstige mate geschonden. Naar het oordeel van de rechtbank is dit verkeersgedrag van verdachte aan te merken als zeer onvoorzichtig en onoplettend.
Verder is de rechtbank van oordeel dat het opgelopen letsel door [slachtoffer] aan te merken is als zwaar lichamelijk letsel. [slachtoffer] heeft immers een tweetal breuken opgelopen waarvoor zij is geopereerd, is tot op heden nog steeds niet volledig genezen en moet nog een operatie ondergaan. De rechtbank acht verdachte derhalve hieraan schuldig.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
hij,op
of omstreeks07 oktober 2012, te Tilburg, als verkeersdeelnemer,
namelijk als bestuurder van een motorrijtuig
(personenauto, Seat
), daarmede
rijdende over de linkerrrijstrook van de, uit twee rijstroken bestaande,
rijbaan van de weg, de Schouwburgring en gekomen ter hoogte van de
kruising
/splitsingvan die weg, met de weg, de Schoolstraat,
zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval
heeft plaatsgevonden door
roekeloos, in elk gevalin
hoge, althans
aanzienlijke mate onvoorzichtig en
/ofonachtzaam
en/of onnadenkend en/of
ondeskundig,
rijdend met dat motorrijtuig met een snelheid, gelegen tussen 67,5 kilometer
per uur en 71,8 kilometer per uur,
in ieder geval met een hogere snelheid dan
de ter plaatse geldende maximumsnelheid van 50 kilometer per uuren naderend
voormelde kruising
/splitsingvan wegen,
het kruisingsvlak van genoemde kruising
/splitsingvan wegen, met
onverminderd
(e
) (hoge
/aanzienlijke)snelheid op te rijden, op het moment dat
de bestuurster van een fiets
(komende vanaf de weg, de Schoolstraat en gaande
in de richting van de weg, de Zomerstraat
), doende was, voormelde
kruising
/splitsingvan wegen, gezien zijn, verdachte's, rijrichting, van
"rechts naar links
"over te steken, terwijl het verkeerlicht voor hem, verdachte, op dat moment oranje/geel licht uitstraalde,
en niet tijdig dat door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig tot stilstand te brengen,
althans de snelheid van dat door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig, niet tijdig en/of niet voldoende te verminderen,
(mede
)tengevolge waarvan hij, verdachte, met dat door hem, verdachte,
bestuurde motorrijtuig
(personenauto, Seat
), in
botsing/aanrijding is gekomen
met voormelde bestuurster van die fiets,
waardoor
bijvoormelde bestuurster
(genaamd: [initialen slachtoffer] [slachtoffer]
)van die fiets, zwaar
lichamelijk letsel,
of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat
daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale
bezighedenis ontstaan, te weten: een breuk van de
(linker
)enkel, alsmede een
breuk van het
(linker
)onderbeen.
Het cursieve gedeelte betreft een tekstuele wijziging in de tenlastelegging. De rechtbank heeft deze tekstuele wijziging doorgevoerd. Verdachte is door deze tekstuele wijziging niet in zijn belangen geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert op grond van hetgeen zij bewezen acht aan verdachte op te leggen een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 140 uur, subsidiair te vervangen door 70 dagen hechtenis en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van zes maanden. Zij baseert zich daarbij op de geldende richtlijnen waarbij zij als strafverzwarende omstandigheid rekening heeft gehouden met het strafblad van verdachte. Gelet op het feit dat hieruit blijkt dat verdachte reeds meerdere malen met politie en justitie in aanraking is geweest voor verkeersfeiten, ontstaat de indruk dat verdachte de risico’s in het verkeer niet al te zeer serieus neemt. Met betrekking tot de door haar gevorderde ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen, voert zij aan dat het aan verdachte is om te onderbouwen dat zijn rijbewijs noodzakelijk is om zijn werkzaamheden te verrichten.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Gelet op de door de verdediging bepleite vrijspraak van het primair ten laste gelegde, verzoekt hij de eis van de officier van justitie te matigen in die zin dat er volstaan kan worden met het opleggen van een geldboete en een eventuele voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen. Hij verwijst naar een uitspraak van de rechtbank Dordrecht waarbij een dodelijk slachtoffer is gevallen en welke zaak is afgedaan met een veroordeling op grond van artikel 5 Wegenverkeerswet door oplegging van een geldboete van € 500,- en een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van zes maanden.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd, de omstandigheden waaronder het is begaan, en de persoon en persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals daarvan uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Daarbij neemt zij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Verdachte heeft op 28 mei 2010 te Breda een (mede) aan zijn schuld te wijten ongeval veroorzaakt. Zo is hij met een veel hogere snelheid dan de maximum toegestane snelheid een kruispunt genaderd waarvan hij wist dat daar veel fietsers rijden en dat er regelmatig overgestoken wordt door rood licht. Als gevolg van die te hoge snelheid is hij in aanrijding gekomen met een overstekende fietser. Verdachte heeft zich door zijn aanmerkelijk onvoorzichtige rijgedrag onvoldoende rekenschap gegeven van de verantwoordelijkheid die hij als bestuurder van een motorvoertuig ten opzichte van andere verkeersdeelnemers heeft, met name ten opzichte van fietsers die extra kwetsbaar zijn in het verkeer. Hiermee heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan gevaarlijk verkeersgedrag, hetgeen de rechtbank hem aanrekent.
Bij het bepalen van de duur van de op te leggen straf heeft de rechtbank gelet op het uittreksel justitiële documentatie van verdachte, waaruit blijkt dat hij eerder in aanraking is gekomen met politie en justitie voor verkeersfeiten.
Alles afwegend is de rechtbank met de officier van justitie van oordeel dat aan verdachte een taakstraf in de vorm van een werkstraf opgelegd dient te worden. Echter gelet op de geldende oriëntatiepunten straftoemeting van het LOVS is de rechtbank van oordeel dat de eis van de officier van justitie op dit punt gematigd dient te worden. Zij acht een werkstraf voor de duur van 70 uur, subsidiair te vervangen door 35 dagen hechtenis, passend en geboden. Daarnaast dient er vanuit het oogpunt van normhandhaving een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen te volgen. Het feit dat verdachte reeds eerder een aantal maal met politie en justitie in aanraking is gekomen wegens verkeersfeiten baart de rechtbank zorgen en acht zij tevens strafverzwarend. Om die reden zal zij een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen aan verdachte opleggen voor de duur van tien maanden, waarvan vijf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Met deze straf wordt beoogd de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking te brengen, verdachte ervan te weerhouden nieuwe strafbare feiten te plegen en daarnaast een signaal af te geven naar verdachte, het slachtoffer en de samenleving dat alertheid in het verkeer te allen tijde geboden is.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 91 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175, 178, 179 en 188 van de Wegenverkeerswet 1994.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
  • spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel is toegebracht;
- verklaart verdachte strafbaar;
Straffen
  • veroordeelt verdachte tot
  • beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
Bijkomende straffen
- veroordeelt verdachte tot
een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen van tien maanden, waarvan vijf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de rijontzegging niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. Kooijman, voorzitter, mr. De Weert en mr. Froger, rechters, in tegenwoordigheid van mr. De Jonge, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 15 juli 2013.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon is ten laste gelegd dat
hij, op of omstreeks 07 oktober 2012, te Tilburg, als verkeersdeelnemer,
namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, Seat), daarmede
rijdende over de linkerrrijstrook van de, uit twee rijstroken bestaande,
rijbaan van de weg, de Schouwburgring en gekomen ter hoogte van de
kruising/splitsing van die weg, met de weg, de Schoolstraat,
zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval
heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval in hoge, althans
aanzienlijke mate onvoorzichtig en/of onachtzaam en/of onnadenkend en/of
ondeskundig,
rijdend met dat motorrijtuig met een snelheid, gelegen tussen 67,5 kilometer
per uur en 71,8 kilometer per uur, in ieder geval met een hogere snelheid dan
de ter plaatse geldende maximumsnelheid van 50 kilometer per uur en naderend
voormelde kruising/splitsing van wegen,
het kruisingsvlak van genoemde kruising/splitsing van wegen, met
onverminderd(e) (hoge/aanzienlijke) snelheid op te rijden, op het moment dat
de bestuurster van een fiets (komende vanaf de weg, de Schoolstraat en gaande
in de richting van de weg, de Zomerstraat), doende was, voormelde
kruising/splitsing van wegen, gezien zijn, verdachtes, rijrichting, van
"rechts naar links" over te steken, terwijl het verkeerslicht voor hem, verdachte, op dat moment oranje/geel licht uitstraalde,
en niet tijdig dat door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig tot stilstand te brengen, althans de snelheid van dat door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig, niet tijdig en/of niet voldoende te verminderen,
(mede) tengevolge waarvan hij, verdachte, met dat door hem, verdachte,
bestuurde motorrijtuig (personenauto, Seat), in botsing/aanrijding is gekomen
met voormelde bestuurster van die fiets,
waardoor voormelde bestuurster (genaamd: [initialen slachtoffer] [slachtoffer]) van die fiets, zwaar
lichamelijk letsel, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat
daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale
bezigheden is ontstaan, te weten: een breuk van de (linker) enkel, alsmede een
breuk van het (linker) onderbeen,
zijnde de terminologie in deze tenlastelegging, voor zover daaraan betekenis
is gegeven, gebezigd in de zin van de Wegenverkeerswet 1994;
art 6 Wegenverkeerswet 1994
subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 07 oktober 2012, te Tilburg, als bestuurder van een
motorrijtuig (personenauto, Seat), daarmee rijdende over de linkerrijstrook
van de, uit twee rijstroken bestaande, rijbaan van de weg, de Schouwburgring
en gekomen ter hoogte van de kruising/splitsing van die weg, met de weg, de
Schoolstraat,
met dat motorrijtuig rijdende met een snelheid, gelegen tussen 67,5 kilometer
per uur en 71,8 kilometer per uur, in ieder geval met een hogere snelheid dan
de toen daar geldende maximumsnelheid van 50 kilometer per uur en naderend
voormelde kruising/splitsing van wegen,
het kruisingsvlak van genoemde kruising/splitsing van wegen, met
onverminderd(e) (hoge/aanzienlijke) snelheid is opgereden, op het moment dat
de bestuurster van een fiets (komende vanaf de weg, de Schoolstraat en gaande
in de richting van de weg, de Zomerstraat), doende was die kruising/splitsing
van wegen, gezien zijn, verdachte's, rijrichting, van "rechts naar links" over
te steken, waarna hij, verdachte, met dat door hem, verdachte, bestuurde
motorrijtuig (personenauto, Seat) in botsing/aanrijding is gekomen met de
bestuurster (genaamd: [initialen slachtoffer] [slachtoffer]) van die fiets, waarbij genoemde bestuurster
ten val is gekomen en/of letsel heeft bekomen,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
art 5 Wegenverkeerswet 1994

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal wordt, tenzij anders vermeld, bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door één of meer daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Wanneer wordt verwezen naar dossierpagina’s betreffen dit de pagina’s van het dossier van de Regiopolitie Midden en West Brabant, district Tilburg, team noodhulp Tilburg met proces-verbaalnummer PL204K 2012214756-1, opgemaakt op 15 december 2012 (hierna: het eindproces-verbaal).
2.Proces-verbaal aanrijding misdrijf, blad 2.
3.Proces-verbaal aanrijding misdrijf blad 4.
4.Proces-verbaal aanrijding misdrijf blad 4.
5.Proces-verbaal VerkeersOngevallenAnalyse p. 42.
6.Proces-verbaal VerkeersOngevallenAnalyse p. 42.
7.Proces-verbaal VerkeersOngevallenAnalyse p. 42.
8.Geneeskundige verklaring betreffende [initialen slachtoffer] [slachtoffer] van 26 oktober 2012, opgenomen in het eindproces-verbaal.
9.De eigen waarneming van de rechtbank, naar aanleiding van de mededeling van [slachtoffer], ter terechtzitting van 1 juli 2013.
10.Proces-verbaal VerkeersOngevallenAnalyse p. 12 t/m 15, 38.
11.Proces-verbaal VerkeersOngevallenAnalyse p. 16.
12.Proces-verbaal VerkeersOngevallenAnalyse p. 43.
13.De ter terechtzitting van 1 juli 2013 afgelegde verklaring van verdachte.
14.Proces-verbaal VerkeersOngevallenAnalyse p. 43.
15.Proces-verbaal VerkeersOngevallenAnalyse p. 39.
16.De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 1 juli 2013.