ECLI:NL:RBZWB:2013:5366

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 juli 2013
Publicatiedatum
17 juli 2013
Zaaknummer
811980-11
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling en diefstal van benzine door verdachte

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 17 juli 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot zware mishandeling van zijn ex-partner en aan meerdere diefstallen van benzine. De feiten vonden plaats tussen 1 januari 2011 en 29 september 2011. De verdachte heeft zijn ex-partner, [slachtoffer], mishandeld, wat resulteerde in verwondingen. De mishandelingen vonden plaats in de woning van de aangeefster. Daarnaast heeft de verdachte in totaal vier keer benzine gestolen van een benzinestation. De rechtbank heeft de zaak behandeld op de zitting van 3 juli 2013, waar de officier van justitie en de verdediging hun standpunten hebben gepresenteerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aangifte van de aangeefster betrouwbaar is en dat de verklaringen van getuigen haar verhaal ondersteunen. De verdachte heeft de diefstallen van benzine bekend, maar stelde dat hij voornemens was de kosten later te betalen. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de bewezenverklaring van de feiten. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden en moet een schadevergoeding betalen aan de benadeelde partij, [slachtoffer]. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en het huiselijk geweld zwaar meegewogen in de strafoplegging.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 811980-11
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 17 juli 2013
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op[geboortedag] te [geboorteplaats] ([geboorteland])
thans u.a.h. gedetineerd in P.I. Rijnmond (De IJssel) te Krimpen aan den IJssel
raadsvrouw mr. Leeflang, advocaat te Amsterdam

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 3 juli 2013, waarbij de officier van justitie, mr. Huizenga , en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1:
In de periode van 1 januari 2011 tot en met 29 september 2011 heeft geprobeerd [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen dan wel dat hij haar heeft mishandeld;
Feit 2:
Op 20 juni 2011 benzine heeft gestolen dan wel heeft verduisterd;
Feit 3:
Op 6 juli 2011 benzine heeft gestolen dan wel heeft verduisterd;
Feit 4:
Op 1 oktober 2011 benzine heeft gestolen dan wel heeft verduisterd;
Feit 5:
Op 11 oktober 2011 benzine heeft gestolen dan wel heeft verduisterd.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht alle aan verdachte ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen. Ten aanzien van feit 1 acht zij hetgeen primair aan verdachte ten laste is gelegd (poging zware mishandeling) wettig en overtuigend bewezen. Zij baseert zich voor dit feit op de aangifte van [slachtoffer]. Deze verklaring wordt ondersteund door de verklaringen van de twee zoons van aangeefster en de getuigenverklaringen van [getuige],[getuige 2],[getuige 3] en [getuige 4], in die zin dat zij bij aangeefster verwondingen hebben waargenomen die passen bij hetgeen aangeefster heeft verklaard. De officier van justitie geeft aan geen reden te hebben om te twijfelen aan de aangifte en de getuigenverklaringen. Uit de handelingen die verdachte heeft verricht, kan naar het oordeel van de officier van justitie worden afgeleid dat verdachte voorwaardelijk opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, in die zin dat hij in ieder geval bewust de aanmerkelijke kans op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel heeft aanvaard.
Ter zake van de feiten 2 tot en met 5 wijst de officier van justitie op de aangifte van [naam] en de bekennende verklaring van verdachte welke hij heeft afgelegd bij de politie. Ter zitting heeft verdachte verklaard dat het geen diefstal was, omdat hij voornemens was de rekening alsnog te betalen als deze werd opgestuurd. De officier van justitie acht deze verklaring ongeloofwaardig en houdt verdachte aan zijn verklaring zoals hij deze heeft afgelegd bij de politie. Verdachte heeft wel degelijk het oogmerk gehad om zich de benzine wederrechtelijk toe te eigenen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw is van mening dat verdachte van de poging zware mishandeling van [slachtoffer] (feit 1 primair) dient te worden vrijgesproken. Zij heeft daartoe het volgende aangevoerd. Aangeefster heeft verklaard dat zij in de periode van 1 januari 2011 tot en met 29 september 2011 is mishandeld. De getuigen hebben echter niets van de mishandelingen gezien en verklaren alleen over wat zij hebben gehoord van aangeefster. De verklaringen van de getuigen komen dus allemaal uit één bron, namelijk aangeefster. Dat roept vragen op. Met uitzondering van de opmerking dat zij hebben gezien dat aangeefster een blauw oog had, hebben zij niets uit eigen waarneming kunnen verklaren aangaande de beweerdelijke mishandelingen. Ook stukken waaruit blijkt dat aangeefster letsel heeft opgelopen komen niet in het dossier voor. Aangeefster is hoog opgeleid en assertief genoeg om de publiciteit te zoeken, zo is gebleken. Waarom zou ze dan niet naar een arts kunnen zijn gegaan met haar letsel ? Ze is wèl gaan werken. De raadsvrouw is van mening dat er onvoldoende ondersteunend bewijs is om tot een bewezenverklaring van de poging tot zware mishandeling te komen. Hooguit kan er een bewezenverklaring volgen voor de mishandeling, zoals dit onder feit 1 subsidiair aan verdachte ten laste is gelegd.
Ten aanzien van de feiten 2 tot en met 5 is de raadsvrouw van mening dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is om tot een bewezenverklaring van de diefstallen te komen. Uit de stills van de camerabeelden blijkt niet van welke datum de beelden zijn. Niet kan worden vastgesteld op welke dagen de beelden zijn opgenomen. Verdachte heeft verklaard dat hij vier keer heeft getankt zonder te betalen. Hij was echter voornemens de rekening alsnog te betalen als deze werd opgestuurd. Niet kan worden gezegd dat er sprake is geweest van diefstal nu het oogmerk hierop ontbreekt. Verdachte zal gelet hierop, aldus de raadsvrouw, ook van de feiten 2 tot en met 5 moeten worden vrijgesproken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Feit 1
[slachtoffer] - de ex-vriendin van verdachte - heeft aangifte gedaan van een poging tot zware mishandeling in de periode van 1 januari 2011 tot en met 29 september 2011 te Tilburg. [1] Zij heeft verklaard dat zij in november 2010 met verdachte is gaan samenwonen. In januari 2011 zijn de mishandelingen begonnen en kreeg zij een vuistslag tegen haar gezicht. Toen aangeefster op enig moment te horen kreeg dat verdachte was vreemd gegaan met haar vriendin heeft zij verdachte gekrabd. Verdachte werd hierop zo boos dat hij haar op haar rug stond te stampen terwijl ze op de grond lag. Zij kon hierna - zo heeft zij verklaard - niet meer lopen en heeft er zeker drie tot vier weken last van gehad. In september 2011 is zij wederom door verdachte mishandeld. Aangeefster wilde gaan strijken en heeft hierop het strijkijzer aangezet. Op dat moment kreeg zij ruzie met verdachte waarop hij het strijkijzer vast pakte. Aangeefster voelde dat hij het strijkijzer tegen haar gezicht duwde. Hij zette het tegen haar linkeroog, waarop zij begon te gillen van de pijn en tegen verdachte riep dat het brandde in haar gezicht.
Verdachte ontkent dat hij zijn ex-vriendin mishandeld heeft. De rechtbank is echter, met de officier van justitie, van oordeel dat de aangifte van aangeefster betrouwbaarder is dan de ontkenning van verdachte, omdat diverse onderdelen van de aangifte worden bevestigd door andere bewijsmiddelen.
De rechtbank overweegt dat de aangifte voor wat betreft het schoppen in de rug en het incident met het strijkijzer wordt ondersteund door de verklaringen van getuigen. Ten aanzien van het schoppen in de rug zijn dit de zonen van aangeefster.[zoon slachtoffer] heeft verklaard dat hij één keer heeft gezien dat zijn moeder bijna niet meer kon lopen. [2] Ze kon de trap bijna niet meer opkomen en zei dat ze heel veel pijn had. Aanvankelijk vertelde aangeefster dat ze door haar rug was gegaan, maar later vertelde zij dat dit was gekomen omdat verdachte haar een paar keer heel hard in haar rug had geschopt.[zoon 2 slachtoffer] heeft deze verklaring in grote lijnen bevestigd, in die zin dat hij heeft gezien dat zijn moeder op enig moment veel last had van haar rug. [3] Hij zag dat er forse rode en blauwe plekken op haar rug zaten. Voor wat betreft het incident met het strijkijzer zegt[zoon 2 slachtoffer] dat hij op een bepaald moment verwondingen bij het oog van zijn moeder heeft gezien. Ook daar zaten blauwe en rode plekken ter hoogte van haar wenkbrauw. Ten slotte hebben de collega’s van aangeefster verklaard dat zij letsel bij haar hebben waargenomen. [getuige 4] heeft verklaard dat zij op enig moment een verwonding bij het linkeroog van aangeefster zag. [4] Het oog was gezwollen en rood/blauw gekleurd.[getuige] heeft dit bevestigd, in die zin dat hij een blauwe plek bij het oog van aangeefster heeft waargenomen. [5] Ook[getuige 3] en[getuige 2] hebben op enig moment een verwonding bij het oog van aangeefster gezien. [6]
De verklaring van verdachte afgelegd ter zitting [7] dat hij zijn ex-vriendin wel eens een duw heeft gegeven, omdat hij door haar werd mishandeld acht de rechtbank ongeloofwaardig, nu een enkele duw onverenigbaar is met het letsel dat door de getuigen is waargenomen. De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van deze verklaringen. Niet is gebleken dat zij een reden hadden om anders dan de waarheid te verklaren. Voorts is uit het dossier op geen enkele manier gebleken dat het verdachte is geweest die door aangeefster is mishandeld. Verdachte is de enige die in die zin heeft verklaard.
De rechtbank volgt, gelet op het voorgaande, de verklaring van aangeefster en oordeelt als volgt. Blijkens de hiervoor weergegeven verklaring van aangeefster en de getuigenverklaringen over het letsel van aangeefster is er voldoende bewijs om vast te kunnen stellen dat verdachte aangeefster zowel een heet strijkijzer tegen haar gezicht heeft aangedrukt als haar tegen haar rug heeft geschopt.
Voor een veroordeling wegens een poging tot zware mishandeling moet het (voorwaardelijk) opzet van de verdachte gericht zijn geweest op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank overweegt daartoe dat verdachte zich, gelet op zijn gedragingen, willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat bij het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel zou optreden. Verdachte heeft die kans welbewust aanvaard en op de koop toe genomen, door aangeefster een heet strijkijzer tegen het gezicht te drukken en haar met kracht tegen de rug te schoppen. Het letsel van aangeefster had vele malen erger kunnen zijn, gelet op de plekken waar verdachte haar geraakt heeft. De rechtbank acht dan ook, anders dan de raadsvouw, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
Feiten 2 tot en met 5
Op 17 oktober 2011 is door mevrouw [naam aangever] namens benzinestation[naam] te[plaatsnaam] aangifte gedaan van een viertal diefstallen van benzine. [8] Zij heeft verklaard dat er op 20 juni 2011 is getankt door een bestuurder van een personenauto met kenteken
[( - - )] voor een bedrag van 91,13 euro. Nadat de bestuurder had getankt is hij weggereden zonder te betalen. Op 6 juli 2011 is door dezelfde personenauto en mogelijk door dezelfde persoon wederom getankt en vervolgens niet afgerekend. Het ging hierbij om een bedrag van 97,47 euro. Op zaterdag 1 oktober 2011 werd er weer getankt zonder te betalen voor een bedrag van 73,98 euro en de laatste keer dat er werd getankt zonder te betalen was op 11 oktober 2011 voor een bedrag van 18,45 euro.
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat uit de in het dossier opgenomen beelden niet duidelijk wordt op welke data er zou zijn getankt zonder te betalen. De rechtbank stelt vast dat niet van alle tankincidenten beelden beschikbaar zijn in het dossier. Anders dan de raadsvrouw meent, zijn op de beschikbare beelden wel duidelijk data te zien die overeenkomen met de aangifte voor wat betreft twee van de vier incidenten. Op de beelden is te zien dat er werd getankt door een bestuurder van een personenauto met het kenteken [( - - )]. [9]
Verdachte heeft verklaard dat hij de diefstallen waarvan aangifte is gedaan heeft begaan. [10] Hij heeft dit gedaan met de Nissan, voorzien van het kenteken[( - - ) 2], welke hij op dat moment tot zijn beschikking had. Het is opzettelijk gebeurd en hij heeft dit gedaan omdat hij het op dat moment niet kon betalen. [11]
Ter zitting komt verdachte terug op deze verklaring, in die zin dat hij stelt dat er geen sprake was van diefstal nu hij voornemens was het bedrag alsnog te betalen. Hij ging er van uit dat als je tankt en wegrijdt zonder te betalen, er vanzelf een rekening per post wordt toegestuurd. De rechtbank houdt verdachte echter aan zijn bekennende verklaring welke hij heeft afgelegd bij de politie. De rechtbank hecht volstrekt geen geloof aan zijn verklaring ter zitting. Dat verhaal kan niet voor aannemelijk worden gehouden, reeds omdat de auto waarin verdachte reed op naam stond van [slachtoffer] en verdachte ten tijde van een deel van de feiten niet langer met [slachtoffer] samen woonde. Het tankstation had immers slechts het kenteken van de auto waarin verdachte reed als aanknopingspunt om de identiteit van degene die had getankt te kunnen achterhalen.
Het verweer van de verdediging – dat het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft ontbroken en dat hierdoor geen sprake is van diefstal – treft dan ook geen doel.
De rechtbank acht op grond van het voorgaande wettig en overtuigend bewezen hetgeen onder de feiten twee tot en met 5 aan verdachte ten laste is gelegd.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
Feit 1:
hijin
of omstreeksde periode van 1 januari 2011 tot en met 29 september 2011
te Tilburg ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan
een persoon genaamd [initialen][slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe
te brengen, met dat opzet
  • een heet strijkijzer
  • meermalen,
rug en
/oflichaam heeft geschopt/getrapt
en/of
- meermalen, althans eenmaal (krachtig) (met gebalde vuist) in/op/tegen haar
gezicht en/of hoofd en/of lichaam heeft geslagen/gestompt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 2:
hijop
of omstreeks20 juni 2011 te[plaatsnaam], gemeente [plaatsnaam], met het
oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een hoeveelheid
benzine (ter waarde van 91,13 euro)
, in elk geval enig goed, geheel of ten
deletoebehorende aan[naam]
, in elk geval aan een ander of anderen
dan aan verdachte;
Feit 3:
hijop
of omstreeks06 juli 2011 te[plaatsnaam], gemeente [plaatsnaam], met het
oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een hoeveelheid
benzine(ter waarde van 97,47 euro),
in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan[naam]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte;
Feit 4:
hijop
of omstreeks01 oktober 2011 te[plaatsnaam], gemeente [plaatsnaam], met het
oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een hoeveelheid
benzine (ter waarde van 73,98 euro),
in elk geval enig goed, geheel of ten
deletoebehorende aan[naam]
, in elk geval aan een ander of anderen
dan aan verdachte;
Feit 5:
hijop
of omstreeks11 oktober 2011 te[plaatsnaam], gemeente [plaatsnaam], met het
oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een hoeveelheid
benzine(ter waarde van 18,45 euro),
in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan[naam]
, in elk geval aan een ander of anderen dan
aan verdachte;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert op grond van hetgeen zij bewezen acht aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 9 maanden met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht verdachte vrij te spreken van hetgeen aan hem ten laste is gelegd en heeft derhalve geen strafmaatverweer gevoerd.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich in de periode van 1 januari 2011 tot en met 29 september 2011 schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling van zijn toenmalige partner, [slachtoffer]. Als gevolg van het geweld heeft zij verwondingen opgelopen. Deze mishandelingen hebben plaatsgevonden in de woning van [slachtoffer]. De rechtbank tilt zwaar aan huiselijk geweld. Verdachte heeft met zijn handelen angstgevoelens teweeggebracht en een situatie gecreëerd waarbij [slachtoffer] zich niet meer veilig kon voelen in haar eigen woning. De rechtbank neemt dit verdachte zeer kwalijk. Voorts heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan een viertal diefstallen van benzine. Dit berokkent de eigenaren van de het betreffende benzinestation grote financiële schade. Daarnaast hebben zij overlast van het gedrag van verdachte ondervonden, omdat zij aangifte moesten gaan doen en de foto’s van de betreffende delicten moesten uitzoeken en opvragen, wat hen extra tijd en moeite heeft gekost. Verdachte heeft ten tijde van het plegen van de strafbare feiten slechts oog gehad voor zijn eigen financiële positie en alleen uit winstbejag gehandeld. De rechtbank neemt dit verdachte kwalijk.
Bij het bepalen van de duur van de op te leggen straf is in het nadeel van verdachte rekening gehouden met het strafblad van verdachte. Hieruit komt naar voren dat hij reeds eerder is veroordeeld.
De rechtbank zal echter een lagere straf opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd. Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat, gezien de ernst van de feiten, gelet op de oriëntatiepunten die de rechtbank hanteert en het strafblad van verdachte, een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, passend is.

7.De benadeelde partij

De benadeelde partij [initialen][slachtoffer] vordert een schadevergoeding van € 1.356,79 voor feit 1.
De rechtbank is van oordeel dat de schade tot een bedrag van € 1.056,79 een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit, waarvan € 756,79 ter zake van materiële schade en € 300,- ter zake van immateriële schade, en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde is tot dat bedrag voldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de vordering tot dat bedrag toewijzen.
Voor het overige is de rechtbank van oordeel dat de behandeling van dat deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij zal daarom voor dat deel niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering. Zij kan haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Met betrekking tot de toegekende vordering benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen. Tevens zal de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen vanaf de datum waarop het feit werd gepleegd.
De benadeelde partij[naam] vordert een schadevergoeding van € 598,06 voor de feiten 2 tot en met 5. Nu uit het voegingsformulier is gebleken dat de schade inmiddels is vergoed dient de vordering te worden afgewezen.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 10, 27, 45, 57, 63, 302 en 310 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
  • spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Feit 1:
Poging tot zware mishandeling;
Feit 2:
Diefstal;
Feit 3:
Diefstal;
Feit 4:
Diefstal;
Feit 5:
Diefstal;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
  • veroordeelt verdachte tot
  • bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [initialen] [slachtoffer] van
€ 1.056,69, waarvan € 756,79 ter zake van materiële schade en € 300,- ter zake van immateriële schade en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf
1 januari 2011 tot aan de dag der algehele voldoening;
  • veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.(BP.09)
  • legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [initialen] [slachtoffer] (feit 1), € 1.056,69 te betalen, bij niet betaling te vervangen door 21 dagen hechtenis en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 1 januari 2011 tot aan de dag der algehele voldoening, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
  • bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd; (BP.04)
  • bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij [naam] wordt afgewezen;
  • veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van verdachte, tot op heden begroot op nihil; (BP.07)
Dit vonnis is gewezen door mr. Van de Wetering, voorzitter, mr. Bakx en mr. Van Gessel, rechters, in tegenwoordigheid van Van Rijs, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 17 juli 2013.
Mr. Van de Wetering en mr. Van Gessel zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2011 tot en met 29 september 2011
te Tilburg ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan
een persoon genaamd [initialen][slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe
te brengen, met dat opzet
  • een heet strijkijzer in/tegen haar gezicht heeft aangedrukt en/of
  • meermalen, althans eenmaal (krachtig) (met geschoeide voet) in/op/tegen haar
rug en /of lichaam heeft geschopt/getrapt en/of
- meermalen, althans eenmaal (krachtig) (met gebalde vuist) in/op/tegen haar
gezicht en/of hoofd en/of lichaam heeft geslagen/gestompt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
[zie aangifte blz 54 tot en met 59 van het dossier]
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2011 tot en met 29 september 2011
te Tilburg opzettelijk mishandelend
- een heet strijkijzer in/tegen het gezicht van zijn levensgezel, althans een
persoon, te weten [initialen][slachtoffer] , heeft aangedrukt en/of
- meermalen, althans eenmaal (krachtig) (met geschoeide voet) in/op/tegen haar
rug en /of lichaam heeft geschopt/getrapt en/of
- meermalen, althans eenmaal (krachtig) (met gebalde vuist) in/op/tegen haar
gezicht en/of hoofd en/of lichaam heeft geslagen/gestompt,
waardoor deze[slachtoffer] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft
ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 304 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 20 juni 2011 te[plaatsnaam], gemeente [plaatsnaam], met het
oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een hoeveelheid
benzine (ter waarde van 91,13 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten
dele toebehorende aan[naam], in elk geval aan een ander of anderen
dan aan verdachte;
[zie aangifte met bijlagen blz 122 tot en met 133 van het dossier]
art 310 Wetboek van Strafrecht
subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 20 juni 2011 te[plaatsnaam], gemeente [plaatsnaam],
opzettelijk 53,64 liter benzine, in elk geval een hoeveelheid brandstof,
geheel of ten dele toebehorende aan[naam], in elk geval aan een ander
of anderen dan aan verdachte en welke benzine verdachte bij een voor
zelfbediening ingerichte benzinepompinstallatie, gelegen aan [adres],
had getankt, onder gehoudenheid die benzine te betalen en welke benzine
verdachte aldus en in elk geval anders dan door misdrijf onder zich had,
wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
art 321 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 06 juli 2011 te[plaatsnaam], gemeente [plaatsnaam], met het
oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een hoeveelheid
benzine(ter waarde van 97,47 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan[naam], in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte;
[zie aangifte met bijlagen blz 122 tot en met 133 van het dossier]
art 310 Wetboek van Strafrecht
subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 3 niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 06 juli 2011 te[plaatsnaam], gemeente [plaatsnaam],
opzettelijk 55 liter benzine, in elk geval een hoeveelheid brandstof, geheel
of ten dele toebehorende aan[naam], in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte en welke benzine verdachte bij een voor
zelfbediening ingerichte benzinepompinstallatie, gelegen aan [adres],
had getankt, onder gehoudenheid die benzine te betalen en welke benzine
verdachte aldus en in elk geval anders dan door misdrijf onder zich had,
wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
art 321 Wetboek van Strafrecht
4.
hij op of omstreeks 01 oktober 2011 te[plaatsnaam], gemeente [plaatsnaam], met het
oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een hoeveelheid
benzine (ter waarde van 73,98 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten
dele toebehorende aan[naam], in elk geval aan een ander of anderen
dan aan verdachte;
[zie aangifte met bijlagen blz 122 tot en met 133 van het dossier]
art 310 Wetboek van Strafrecht
subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 4 niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 01 oktober 2011 te[plaatsnaam], gemeente [plaatsnaam],
opzettelijk 42,30 liter benzine, in elk geval een hoeveelheid brandstof,
geheel of ten dele toebehorende aan[naam], in elk geval aan een ander
of anderen dan aan verdachte en welke benzine verdachte bij een voor
zelfbediening ingerichte benzinepompinstallatie, gelegen aan [adres],
had getankt, onder gehoudenheid die benzine te betalen en welke benzine
verdachte aldus en in elk geval anders dan door misdrijf onder zich had,
wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
art 321 Wetboek van Strafrecht
5.
hij op of omstreeks 11 oktober 2011 te[plaatsnaam], gemeente [plaatsnaam], met het
oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een hoeveelheid
benzine(ter waarde van 18,45 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan[naam]), in elk geval aan een ander of anderen dan
aan verdachte;
[zie aangifte met bijlagen blz 122 tot en met 133 van het dossier]
art 310 Wetboek van Strafrecht
subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 5 niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 11 oktober 2011 te[plaatsnaam], gemeente [plaatsnaam],
opzettelijk 10,49 liter benzine, in elk geval een hoeveelheid brandstof,
geheel of ten dele toebehorende aan[naam], in elk geval aan een ander
of anderen dan aan verdachte en welke benzine verdachte bij een voor
zelfbediening ingerichte benzinepompinstallatie, gelegen aan [adres],
had getankt, onder gehoudenheid die benzine te betalen en welke benzine
verdachte aldus en in elk geval anders dan door misdrijf onder zich had,
wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
art 321 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt -tenzij anders vermeld- bedoeld het eindproces-verbaal met dossiernummer PL204B 2011208050-20 van politie Midden- en West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 1 tot en met 133.
2.Het proces-verbaal van verhoor van getuige[zoon slachtoffer], pagina 65.
3.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [zoon 2 slachtoffer], pagina 67 en 68.
4.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [initialen] [getuige 4], pagina 79.
5.Het proces-verbaal van verhoor van getuige[initialen]. [getuige], pagina 70.
6.Het proces-verbaal van verhoor van getuige[initialen].[getuige 3], pagina 74 en het proces-verbaal van verhoor van getuige [initialen][getuige 2], pagina 72.
7.De verklaring van verdachte, afgelegd op de zitting van 3 juli 2013.
8.Het proces-verbaal van aangifte van[initialen] [naam aangever], pagina 122 en 123.
9.Het geschrift, te weten de camerabeelden van benzinestation [naam], pagina 128 en 131.
10.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, pagina 49.
11.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, pagina 48.