Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Beslissing
2.Gronden
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 18 juli 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende en de inspecteur van de Belastingdienst. De gemachtigde van de belanghebbende had bezwaar aangetekend tegen aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen van voorgaande jaren, maar dit bezwaar was buiten de wettelijke termijn ingediend. De gemachtigde stelde dat hij niet eerder op de hoogte was van de hoge ziektekosten van de belanghebbende, wat volgens hem de termijnoverschrijding rechtvaardigde. De rechtbank oordeelde echter dat deze omstandigheid voor rekening van de belanghebbende diende te blijven en dat er geen sprake was van een verschoonbare termijnoverschrijding. Het beroep werd ongegrond verklaard.
De rechtbank overwoog dat de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken bedraagt, en dat deze termijn was verstreken. De dagtekening van de aanslag was 23 oktober 2008, en het bezwaarschrift was pas op 5 juli 2012 ontvangen. De rechtbank concludeerde dat het bezwaar niet tijdig was ingediend en dat de inspecteur het bezwaar terecht niet-ontvankelijk had verklaard. De rechtbank zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling en verklaarde het beroep ongegrond.
De uitspraak is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De rechtbank heeft de belanghebbende geïnformeerd over de vereisten voor het instellen van hoger beroep, waaronder de noodzaak van een dagtekening en een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld.