ECLI:NL:RBZWB:2013:5427

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 juli 2013
Publicatiedatum
18 juli 2013
Zaaknummer
AWB-13_68
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring bezwaar inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 18 juli 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende en de inspecteur van de Belastingdienst. De gemachtigde van de belanghebbende had bezwaar aangetekend tegen aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen van voorgaande jaren, maar dit bezwaar was buiten de wettelijke termijn ingediend. De gemachtigde stelde dat hij niet eerder op de hoogte was van de hoge ziektekosten van de belanghebbende, wat volgens hem de termijnoverschrijding rechtvaardigde. De rechtbank oordeelde echter dat deze omstandigheid voor rekening van de belanghebbende diende te blijven en dat er geen sprake was van een verschoonbare termijnoverschrijding. Het beroep werd ongegrond verklaard.

De rechtbank overwoog dat de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken bedraagt, en dat deze termijn was verstreken. De dagtekening van de aanslag was 23 oktober 2008, en het bezwaarschrift was pas op 5 juli 2012 ontvangen. De rechtbank concludeerde dat het bezwaar niet tijdig was ingediend en dat de inspecteur het bezwaar terecht niet-ontvankelijk had verklaard. De rechtbank zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling en verklaarde het beroep ongegrond.

De uitspraak is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De rechtbank heeft de belanghebbende geïnformeerd over de vereisten voor het instellen van hoger beroep, waaronder de noodzaak van een dagtekening en een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht, enkelvoudige kamer
Locatie: Breda
Procedurenummer AWB 13/68
uitspraak van 18 juli 2013
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 27d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen
[belanghebbende], wonende te [woonplaats],
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst/Limburg, kantoor Maastricht,
de inspecteur.
13/68
De bestreden uitspraak op bezwaar
De uitspraak van de inspecteur van 26 november 2012 op het bezwaar van belanghebbende tegen de aan belanghebbende voor het jaar 2007 opgelegde aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 30.310, (aanslagnummer [nummer].H76).
Zitting
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 juli 2013 te Eindhoven.
Aldaar zijn verschenen en gehoord, de gemachtigde van belanghebbende, [gemachtigde], verbonden aan [kantoornaam gemachtigde] te Kerkrade, en namens de inspecteur, [gemachtigden].

1.Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

2.Gronden

2.1.
De inspecteur heeft met dagtekening 23 oktober 2008 aan belanghebbende voor het jaar 2007 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd. Belanghebbende heeft hiertegen op 2 juli 2012 bezwaar gemaakt. Bij uitspraak op bezwaar van 26 november 2012 heeft de inspecteur het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. Bij brief van 3 januari 2013, ingekomen bij de rechtbank op 4 januari 2013, heeft belanghebbende beroep ingesteld tegen die uitspraak op bezwaar.
2.2.
Ingevolge artikel 6:7 van de Awb bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken. Deze termijn vangt ingevolge artikel 22j van de Algemene wet inzake rijksbelastingen aan op de dag na die van dagtekening van een aanslagbiljet, tenzij de dag van dagtekening is gelegen vóór de dag van de bekendmaking. Ingevolge artikel 6:9, eerste lid, van de Awb is een bezwaarschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. Ingevolge artikel 6:11 van de Awb blijft bij een na afloop van de termijn ingediend bezwaarschrift een niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
2.3.
De dagtekening van het in bezwaar bestreden besluit is 23 oktober 2008, er is geen aanleiding om aan te nemen dat het besluit pas na die datum is verzonden, zodat de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift is geëindigd op 4 december 2008. Het bezwaarschrift is op 5 juli 2012 door de inspecteur ontvangen. Het bezwaarschrift is dus gelet op artikel 6:9, eerste lid, van de Awb niet tijdig ingediend.
2.4.
De gemachtigde van belanghebbende heeft als reden voor de overschrijding van de bezwaartermijn opgegeven dat hij eerst bij het invullen van de aangifte IB/PVV 2011 ontdekte dat belanghebbende in de jaren 2007, 2008, 2009 en 2010 wellicht in aanmerking kwam voor een hogere ziektekostenaftrek. De gemachtigde heeft vervolgens zo snel mogelijk bezwaar gemaakt betreffende deze eerdere jaren. Naar het oordeel van de rechtbank is daarmee geen rechtvaardiging voor de termijnoverschrijding gegeven. Dat de gemachtigde niet eerder bekend was met de betreffende ziektekostenaftrek en daarom het bezwaar buiten de wettelijke termijn heeft ingediend, is een omstandigheid die voor risico van belanghebbende dient te blijven. Derhalve is geen sprake van een situatie als bedoeld in artikel 6:11 van de Awb die in de weg zou staan aan niet-ontvankelijkverklaring. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de inspecteur het bezwaar daarom terecht niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep is daarom ongegrond.
2.5.
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Deze uitspraak is gedaan op 18 juli 2013 door mr. W. Brouwer, rechter, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. drs. I.E. Rijsdijk-van Eerd, griffier.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op: 19 juli 2013
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,
5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.
Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.