In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 22 juli 2013, is een tussenvonnis uitgesproken met betrekking tot de verdachte, geboren in 1942 en thans gedetineerd in de PI Middelburg. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende informatie beschikbaar is over de psychische gesteldheid van de verdachte ten tijde van de gepleegde feiten. De zaak betreft ernstige beschuldigingen van seksuele misdrijven tegen twee slachtoffers, waaronder verkrachting en ontuchtige handelingen, gepleegd in de periode van maart 2011 tot en met november 2012. De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte een gevangenisstraf van 36 maanden opgelegd krijgt, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, en heeft daarnaast schadevergoeding voor de benadeelde partijen geëist.
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank voor de meeste ten laste gelegde feiten, maar heeft vrijspraak gevraagd voor de verkrachting, stellende dat er geen geweld of psychische druk is uitgeoefend. De rechtbank heeft de deskundigen geraadpleegd, die hebben geadviseerd tot een klinische observatie en milieuonderzoek, omdat er vermoedens zijn van een persoonlijkheidsstoornis bij de verdachte. De rechtbank heeft besloten de zaak te verwijzen naar de rechter-commissaris voor een klinische observatie bij het Pieter Baan Centrum in Utrecht. Het onderzoek ter terechtzitting is heropend en voor onbepaalde tijd geschorst, met de opdracht dat het onderzoek binnen drie maanden hervat zal worden.
De rechtbank heeft in haar beslissing benadrukt dat er een klemmende reden is om het onderzoek te schorsen, gezien de noodzaak voor een volledig onderzoek naar de geestvermogens van de verdachte. De zaak zal worden hervat met de oproeping van de verdachte en zijn raadsman, en de benadeelde partijen zullen hiervan op de hoogte worden gesteld.