In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 17 juli 2013 uitspraak gedaan over een verzuimboete die was opgelegd aan een belastingplichtige wegens het niet tijdig indienen van de aangifte inkomstenbelasting voor het jaar 2009. De belanghebbende, die een onderneming drijft in de vorm van een vennootschap onder firma, had op de laatste dag van de termijn een papieren uitdraai van de aangifte ingediend, omdat zijn account geblokkeerd was en hij de aangifte niet elektronisch kon indienen. De rechtbank oordeelde dat de vertraging in de indiening van de aangifte niet aan de belanghebbende of zijn gemachtigde te wijten was, aangezien zij niet op de hoogte waren van de blokkering van het account. De rechtbank concludeerde dat er sprake was van afwezigheid van alle schuld (avas) en vernietigde de boetebeschikking van de inspecteur van de Belastingdienst.
De rechtbank stelde vast dat de belanghebbende tijdig de papieren aangifte had voorbereid, maar dat de elektronische indiening niet mogelijk was door de blokkering van het account. De inspecteur had niet aangetoond dat de belanghebbende of zijn gemachtigde op de hoogte waren van de blokkering, en de rechtbank vond dat de inspecteur eerder onderzoek had moeten doen naar de reden van de blokkering. De rechtbank verklaarde het beroep van de belanghebbende gegrond, vernietigde de uitspraak op bezwaar en de boetebeschikking, en veroordeelde de inspecteur tot vergoeding van de proceskosten van de belanghebbende.
Deze uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van belastingplichtigen om te beschikken over bruikbare inloggegevens voor elektronische aangiften, maar ook de noodzaak voor de Belastingdienst om adequaat te communiceren over eventuele blokkeringen van accounts. De rechtbank vond dat de boete niet op zijn plaats was, gezien de omstandigheden van de zaak en de inspanningen van de belanghebbende om aan zijn verplichtingen te voldoen.