Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken in de zaak tussen
[naam], eiseres,
Procesverloop
Overwegingen
8 maart 2012 tot 8 maart 2013.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft eiseres, een Iraakse nationaliteit hebbende, beroep ingesteld tegen het besluit van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, waarbij haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd is afgewezen. De aanvraag was ingediend op 28 september 2012, maar de staatssecretaris stelde dat eiseres niet voldeed aan de vereiste van vijf jaar rechtmatig verblijf op basis van een asielvergunning voor bepaalde tijd. Eiseres had eerder een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd gekregen, maar deze was ingetrokken per 22 november 2008. De rechtbank heeft de behandeling van het beroep op 8 mei 2013 gehouden, waarbij eiseres werd bijgestaan door haar gemachtigde, mr. P. Scholtes, en de staatssecretaris werd vertegenwoordigd door mr. A. Hadfy Kovaćs.
De rechtbank overwoog dat volgens de Vreemdelingenwet 2000 een vreemdeling minimaal vijf jaar rechtmatig verblijf moet hebben gehad op basis van een asielvergunning voor bepaalde tijd om in aanmerking te komen voor een verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd. De rechtbank concludeerde dat eiseres niet voldeed aan deze voorwaarde, aangezien haar asielvergunning was ingetrokken en zij sindsdien geen rechtmatig verblijf had. Eiseres voerde aan dat het besluit tot intrekking van haar asielvergunning niet in rechte vaststond, omdat zij hoger beroep had ingesteld tegen de eerdere uitspraak van de rechtbank die haar beroep niet-ontvankelijk had verklaard. De rechtbank oordeelde echter dat dit niet relevant was voor de beoordeling van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 1 augustus 2013, en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen vier weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.