Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
EMTÉ SUPERMARKTEN B.V.,
1.Het verloop van het geding
2.Het verzoek
- Emté is een bedrijf dat bestaat uit een groot aantal supermarkten, dat onderdeel uitmaakt van de Sligro Food Group Nederland B.V.
- [verweerder] is op 1 augustus 2008 in dienst getreden bij Emté in de functie van Afdelingsmanager Bakkerij op de vestiging van Emté te Breda, tegen een loon van (laatstelijk) € 2.413,82 bruto per maand exclusief 8% vakantietoeslag.
- De bakkerij maakt onderdeel uit van de supermarkt en omvat tevens een afbakafdeling, waardoor deels dagverse producten in de supermarkt kunnen worden aangeboden.
- [verweerder] is verantwoordelijk voor het aansturen van vijf medewerkers (in totaal 1,9 fte) en voor zaken als omzet, hygiëne en vulgraad op de afdeling bakkerij.
- [verweerder] heeft tot 2011 altijd goed gefunctioneerd.
- De afdeling bakkerij van Emté is sinds 2011 regelmatig door Vakspecialist Brood-banket de heer [vakspecialist] (hierna:[vakspecialist]) bezocht en beoordeeld op een vijftal onderdelen te weten presentatie, plaats/werkomgeving, promotie, product en personeel. [vakspecialist] heeft zijn bevindingen neergelegd in zogenaamde bezoeksverslagen.
- Emté heeft [verweerder] naar aanleiding van de resultaten van de bezoeksverslagen aangesproken op zijn functioneren en is met ingang van 11 juli 2012 een verbetertraject gestart, waarbij [verweerder] in de gelegenheid is gesteld om gedurende een periode van zes maanden zijn functioneren te verbeteren. Gedurende die periode hebben tussentijdse evaluaties plaatsgevonden. Dienaangaande vermeldt de brief van 31 oktober 2012 van Emté aan [verweerder] – voor zover thans relevant – het volgende:
- [verweerder] is in 2011 gescheiden. In 2012 zijn zowel de vader als een oom van [verweerder] overleden.
- Gedurende het verbetertraject hebben tussentijdse evaluaties plaatsgevonden.
- Bij brief van 21 februari 2013 heeft Emté [verweerder] laten weten dat het verbetertraject onvoldoende verbetering heeft opgeleverd en een beëindiging van het dienstverband te zullen nastreven. [verweerder] heeft Emté zowel mondeling als schriftelijk laten weten zich daarin niet te kunnen vinden.
- Emté heeft [verweerder] bij brief van 11 april 2013 een voorstel tot beëindiging van het dienstverband gedaan, welke voorstel [verweerder] heeft afgewezen.
- [verweerder] heeft zich met ingang van 16 april 2013 ziek gemeld.
- Uit het verslag van de bedrijfsarts van 25 april 2013 volgt dat [verweerder] is uitgevallen in verband met toegenomen klachten in de nek, linker schouder, arm en hand.
- [verweerder] is door zijn huisarts doorverwezen naar Winnock. Winnock begeleidt mensen die minder goed functioneren, verzuimen of arbeidsongeschikt zijn, bij hun terugkeer in het arbeidsproces.
Vast staat dat [verweerder] sinds 16 april 2013 (volledig) arbeidsongeschikt is. Voorts is tussen partijen niet in geschil dat [verweerder] tot 2011 altijd goed heeft gefunctioneerd. De kritiek op het functioneren van [verweerder] is ontstaan vanaf 2011, in een periode waarin [verweerder] te maken heeft gekregen met een echtscheiding, gevolgd door het overlijden van respectievelijk zijn vader en oom. Op grond van de in de onderhavige procedure ingenomen stellingen, de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting, is naar het oordeel van de kantonrechter voldoende komen vast te staan dat voornoemde gebeurtenissen een grote impact hebben gehad op de psychische (en wellicht ook op de lichamelijke) gesteldheid van [verweerder] en dat die klachten er uiteindelijk toe hebben geleid dat [verweerder] thans is uitgevallen. Weliswaar staat niet onomstotelijk vast dat de klachten van [verweerder] zijn weerslag hebben gehad op diens functioneren, maar dat is wel voldoende aannemelijk, gegeven de thans wel vast te stellen impact op [verweerder] van gebeurtenissen die zich hebben voorgedaan ten tijde van de nu te beoordelen periode.
In dit kader heeft Emté nog gesteld dat de persoonlijke omstandigheden van [verweerder] haar wel bekend waren, maar dat [verweerder] nooit kenbaar heeft gemaakt dat die omstandigheden zijn functioneren beperkten. [verweerder] heeft hierover verklaard dat de al maar toenemende spanningsklachten ertoe hebben geleid dat hij zich (nog) meer ging richten op zijn werk en zich nog meer ging inzetten dan hij al deed, in plaats van zijn problemen met zijn leidinggevende te bespreken. Naar het oordeel van de kantonrechter brengt het feit dat [verweerder] bij Emté geen aandacht heeft gevraagd voor zijn persoonlijke omstandigheden in relatie tot zijn functioneren, niet mee dat die omstandigheden zijn functioneren niet hebben beperkt.
Hoewel niet is gebleken dat Emté vanwege de arbeidsongeschiktheid van [verweerder] ontbinding verzoekt, kan het gestelde disfunctioneren -en daarmee de grond voor de verzochte ontbinding- niet los worden gezien van de (impact van de) toentertijd zich voordoende gebeurtenissen die (mede) tot de arbeidsongeschiktheid van [verweerder] hebben geleid.