Uitspraak
1.Onderzoek van de zaak
2.De tenlastelegging
3.De voorvragen
4.De beoordeling van het bewijs
5.De benadeelde partij
6.De beslissing
spreekt verdachte vrijvan de onder 1 primair en subsidiair, 2 en 3 tenlastegelegde feiten;
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zedenzaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 6 augustus 2013 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van ontuchtige handelingen met minderjarigen. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangevers, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], als ongeloofwaardig en onbetrouwbaar beoordeeld. De zaak is inhoudelijk behandeld op zittingen in 2012 en 2013, waarbij de officieren van justitie, mr. Van der Linden en mr. Huizenga, hun standpunten hebben gepresenteerd. De tenlastelegging omvatte meerdere ontuchtige handelingen met minderjarigen, waarbij de verdachte werd beschuldigd van seksueel binnendringen en andere ontuchtige handelingen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de politie niet volgens de Aanwijzing opsporing en vervolging inzake seksueel misbruik heeft gehandeld. Dit heeft geleid tot twijfels over de betrouwbaarheid van de verklaringen van de aangevers. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verklaringen van de aangevers niet kunnen worden gebruikt voor het bewijs, omdat deze tot stand zijn gekomen op basis van onjuiste verhoortechnieken. De rechtbank heeft ook de verklaringen van getuigen, die de auditu verklaringen waren, niet voor het bewijs kunnen gebruiken.
Uiteindelijk heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten, omdat er geen wettig bewijs aanwezig was om de beschuldigingen te onderbouwen. De benadeelde partij, [slachtoffer 1], werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, aangezien de verdachte was vrijgesproken van de feiten waaruit de schade zou zijn ontstaan. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, en is openbaar uitgesproken op de zitting.