Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Beslissing
- verklaart het beroep gegrond voor zover het betreft het verzoek om een dwangsom;
- stelt vast dat de ontvanger een dwangsom verbeurt van € 1.060;
- verklaart het beroep voor het overige ongegrond;
- veroordeelt de ontvanger in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 707;
- gelast dat de ontvanger het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 42 aan haar vergoedt.
2.Gronden
- dat kilometervergoedingen volgens een verklaring van belanghebbende slechts zouden worden uitbetaald aan de hand van kilometerlijsten;
- dat met grote regelmaat kilometervergoedingen zijn uitbetaald zonder dat er onderliggende kilometerlijsten aanwezig zijn;
- dat met werknemers netto loonafspraken werden gemaakt;
- dat in voorkomende gevallen op de kilometerlijsten andere arbeidsplaatsen dan wel aanzienlijk meer kilometers zijn vermeld dan op de werkbonnen en/of de facturen;
- dat kilometervergoedingen op loonstroken niet overeen kwamen met de gereden en de gedeclareerde kilometers;
- dat er bij een steekproef van 86 posten uit 2005 73 posten met een bovenmatige kilometervergoeding waren, met een foutfractie van 44,11%;
- dat Duitse werknemers een vergoeding van 15 kilometer per gewerkt uur hebben ontvangen zonder dat hier enige declaratie tegenover stond of een vastlegging hiervan had plaatsgevonden in de arbeidsovereenkomst;
- dat bij de doorzoeking pro forma loonberekeningen werden aangetroffen waaruit blijkt dat er in 2007 een herrekening van het netto loon heeft plaatsgevonden, waarbij het bruto uurloon werd verhoogd bij gelijktijdige verlaging van de vast uitbetaalde kilometervergoeding;
- dat uit de loonadministratie blijkt dat deze aanpassing daadwerkelijk heeft plaatsgevonden,
- dat de weekendvergoeding per kas werd uitbetaald;
- dat niet schriftelijk is vastgelegd dat de Poolse werknemers een vergoeding krijgen voor een rit naar huis, dat zij die vergoeding wel kregen en dat belanghebbende heeft verklaard dat er geen controle was of de Poolse werknemers daadwerkelijk wekelijks voor gezinsbezoek naar Polen reisden;
- dat Z. Madera door zijn werkrooster in een weekend niet op en neer naar Polen kon reizen;
- dat S. Lakawski gedurende 23 weken een vergoeding voor de weekendreizen heeft gekregen, terwijl hij slechts 3 weken bij belanghebbende werkzaam is geweest;
- dat er met uitzendkrachten geen afspraken zijn gemaakt over de vergoeding van de lunchkosten;
- dat er geen controle plaats heeft gevonden op de daadwerkelijke door de uitzendkrachten gemaakte lunchkosten;
- dat tot medio 2005 ook een deel van de Poolse slagers een lunchvergoeding heeft gekregen;
- dat na een controle van Vereniging Registratie Ondernemingen (VRO) is gebleken dat de lunchvergoedingen niet zouden zijn toegestaan en dat deze vergoedingen met ingang van 2006 beëindigd zijn voor zowel de bouwvakkers als de slagers;
- dat tijdens het boekenonderzoek de ingescande loonbelastingverklaringen aan de belastingdienst ter beschikking zijn gesteld en dat deze voor wat betreft het blokje “loonheffingskorting toepassen” afweken van de tijdens de later door de FIOD in beslag genomen fysieke exemplaren;
- dat [A] de van hem door de FIOD in beslag genomen loonbelastingverklaring gekwalificeerd heeft als zijnde niet door hem ingevuld en ondertekend;
- dat rekening houdende met de correcties in verband met de bovenmatige kilometer- en lunchvergoeding alsmede de ten onrechte toegepaste heffingskorting alle werknemers waarvoor afdrachtvermindering lage lonen is geclaimd, een toetsloon hebben dat hoger is dan het grensbedrag voor de afdrachtvermindering lage lonen.
dat het opleggen van de naheffingsaanslagen een gevolg is van aan de rechtspersoon te wijten opzet of grove schuld. Op grond van artikel 7, lid 2, Uitvoeringsbesluit Invorderingswet 1990, is geen rechtsgeldige melding van betalingsonmacht meer mogelijk.”
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;