ECLI:NL:RBZWB:2013:6304
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- C. Calkoen-Nauta
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid van de Nederlandse rechter in zaken betreffende minderjarigen met verblijfplaats in België
In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant zich onbevoegd verklaard om kennis te nemen van het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van twee minderjarigen. De minderjarigen verblijven sinds respectievelijk 2010 en 2011 in België en zijn daar volledig geïntegreerd in het sociale en familieleven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gewone verblijfplaats van de minderjarigen in België ligt, waardoor de Nederlandse rechter niet langer bevoegd is om van de zaken betreffende de ouderlijke verantwoordelijkheid kennis te nemen.
De Stichting Bureau Jeugdzorg Haaglanden had eerder verlengingen van de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing aangevraagd, maar de rechtbank Den Haag had zich onbevoegd verklaard en verwezen naar de Rechtbank Zeeland-West-Brabant. De kinderrechter heeft in deze procedure de relevante feiten en eerdere beschikkingen in overweging genomen, waaronder de integratie van de minderjarigen in België en de instemming van de ouders met hun verblijf daar.
De kinderrechter concludeert dat er geen gewijzigde omstandigheden zijn die de bevoegdheid van de Nederlandse rechter zouden kunnen rechtvaardigen. De beslissing van de kinderrechter is genomen in het belang van de minderjarigen, waarbij de zorg voor hen moet worden overgedragen aan de bevoegde autoriteiten in België. De beschikking is gegeven door mr. Calkoen-Nauta en is uitgesproken ter openbare terechtzitting, waarbij de griffier Van Gastel aanwezig was.