ECLI:NL:RBZWB:2013:6323

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
24 juni 2013
Publicatiedatum
30 augustus 2013
Zaaknummer
800476-11 en 801287-10
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. van der Linden
  • A. Combee
  • J. Ebben
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdachte beschuldigd van kinderporno en bedreiging

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 juni 2013, stond de verdachte terecht op beschuldiging van meerdere strafbare feiten, waaronder het bezit en vervaardigen van kinderporno en bedreiging. De rechtbank heeft de zaak inhoudelijk behandeld op 11 juni 2013, waarbij de officier van justitie, mr. Gudde, en de verdediging hun standpunten hebben gepresenteerd. De tenlastelegging omvatte onder andere bedreiging van een slachtoffer met een mes en het bezit van kinderpornografisch materiaal. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de rechtbank bevoegd was om de zaak te behandelen.

De officier van justitie achtte alle tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen, met name op basis van getuigenverklaringen en het onderzoek naar de computer van de verdachte. De verdediging daarentegen betwistte de beschuldigingen, met name het bezit van kinderporno, en stelde dat de verdachte niet opzettelijk naar dit materiaal had gezocht. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de bedreiging en sprak de verdachte vrij van de feiten 1 en 2 onder parketnummer 800476-11. Echter, feit 3, het vervaardigen en in bezit hebben van kinderporno, werd wettig en overtuigend bewezen.

De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 137 dagen, waarbij de tijd in voorarrest in mindering werd gebracht. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de persoon van de verdachte en de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De uitspraak benadrukte de ernst van het bezit en vervaardigen van kinderporno, vooral gezien de leeftijd van het betrokken slachtoffer. De rechtbank besloot geen werkstraf op te leggen, gezien de lange periode van toezicht en de positieve voortgang van de verdachte in zijn behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 800476-11 en 801287-10
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 25 juni 2013
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] te[geboorteplaats]
wonende te[adres]
raadsman mr. Verkaart, advocaat te Breda

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 11 juni 2013, waarbij de officier van justitie, mr. Gudde, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
02-800476-11:
1. [slachtoffer] heeft bedreigd;
2. kinderporno heeft verspreid/aangeboden/vervaardigd/ingevoerd/uitgevoerd/verworven/in bezit gehad/zich daartoe toegang heeft verschaft en daarvan een gewoonte heeft gemaakt;
3. kinderporno heeft verspreid/vervaardigd/verworven/in bezit gehad;
02-801287-10:
2 fietsen en een motor heeft vernield.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht alle tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen.
Voor wat betreft feit 1 baseert zij zich op de aangifte, de verschillende getuigenverklaringen alsmede op de verklaring van verdachte.
Het tenlastegelegde onder feit 2 acht zij bewezen onder meer op grond van de bevindingen van de verbalisanten die de computer van verdachte hebben onderzocht. De officier acht het bezit van kinderporno bewezen nu de bestanden nog op de computer van verdachte stonden en met software en speciale kennis teruggehaald konden worden. Hij had voldoende beschikkingsmacht over de bestanden en heeft ze, al dan niet in voorwaardelijke vorm, opzettelijk in zijn bezit gehad. Hierbij speelt mee dat verdachte een meer dan gemiddelde computergebruiker is en van hem – gezien de huidige jurisprudentie – meer mag worden verwacht. Het verweer van verdachte dat het bijvangst is geweest van het downloaden van muziek en films of dat het op zijn computer terecht is gekomen van harde schijven van andere computers, acht de officier van justitie ongeloofwaardig, nu verdachte geen eenduidig antwoord geeft. Bovendien komen bestanden als op de computer van verdachte aangetroffen, niet mee met het downloaden van de door verdachte bedoelde muziek en films. Feit 3 acht de officier van justitie wettig en overtuigend bewezen voor zover het bezit en het vervaardigen van kinderporno betreft in de periode van mei 2010 tot oktober 2010, gelet op het aantreffen van de filmpjes op de computer van verdachte, de verklaring van[getuige 2] over het maken van de filmpjes en de bekennende verklaring van verdachte.
Het feit onder parketnummer 801287-10 kan wettig en overtuigend bewezen worden op grond van de aangifte, het proces-verbaal bevindingen met betrekking tot de geconstateerde schade aan de fietsen en motor en de bekennende verklaring van verdachte.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging refereert zich aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van feit 3 van parketnummer 800476-11 en van het feit onder parketnummer 801287-10.
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van de feiten 1 en 2 van parketnummer 800476-11 en verzoekt de rechtbank verdachte hiervan vrij te spreken.
Ten aanzien van de bedreiging onder feit 1 moet worden geconcludeerd dat niet kan worden vastgesteld wat er precies is gebeurd. Er is geen eenduidigheid in de verklaringen over de handelingen die verdachte met het mes zou hebben verricht en belangrijk daarbij is dat de lezing van verdachte - dat hij het mes enkel heeft opgetild van de snijplank en daarbij naar aangeefster heeft gelachen - zeker niet wordt uitgesloten door hetgeen de verschillende getuigen hebben verklaard. De verdediging concludeert dat welke handelingen er ook zijn verricht door verdachte, die handelingen in elk geval niet van zodanige aard waren dat bij [slachtoffer]de redelijke vrees kon ontstaan dat zij het leven zou laten of zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. Evenmin zijn die handelingen onder zodanige omstandigheden geschied dat die redelijke vrees kon ontstaan. Hierbij moet nog in aanmerking worden genomen dat [slachtoffer]na het incident nog geruime tijd bij verdachte thuis is gebleven en dat zij bij de rechter-commissaris heeft verklaard dat ze niet eens weet of ze wel bang was en dat het niet bij haar is opgekomen om weg te gaan.
Anders dan de officier van justitie acht de verdediging het bezit van kinderporno zoals onder feit 2 is tenlastegelegd niet wettig en overtuigend bewezen. De bestanden zijn aangetroffen in de unallocated clusters en de bestandsnamen bestaan uit een reeks getallen, zodat je van buitenaf niet kunt zien wat het bestand inhoudt. Uit onderzoek blijkt dat er geen recoveryprogramma’s op de computer van verdachte zijn aangetroffen zodat het voor hem ook feitelijk onmogelijk was om de bestanden nieuw leven in te blazen. Verdachte heeft verklaard dat hij een keer heeft gezien dat er kinderporno ‘binnenkwam’ terwijl hij muziek aan het downloaden was, echter dit heeft hij meteen verwijderd. Een andere mogelijkheid is dat de kinderporno door vermenging met andere harde schijven op de computer van verdachte terecht is gekomen. Verdachte heeft de kinderporno echter nooit willen bezitten. Dit blijkt ook uit de vindplaats en uit niets blijkt dat verdachte de bestanden ooit weer heeft willen bekijken. Evenmin kan sprake zijn van (voorwaardelijk) opzet op het bezit. Nergens blijkt uit dat hij bewust heeft gezocht naar kinderporno, danwel dat hij de aanmerkelijke kans heeft aanvaard.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
02-800476-11
Feit 1
[slachtoffer] (hierna te noemen:[slachtoffer]) heeft aangifte gedaan van bedreiging door verdachte. Zij heeft verklaard dat zij op 30 april 2011 met een aantal vriendinnen bij verdachte thuis in de tuin zat en dat verdachte haar vanuit de keuken van zijn woning op enig moment een mes heeft getoond, met dat mes zwaaide en haar daarbij aankeek. Hij hield het mes naast of boven zijn hoofd waarbij de punt van het mes omhoog stak en maakte met het mes bewegingen alsof hij vlees aan het hakken was. Aangeefster heeft voorts verklaard dat verdachte even later met dat mes de tuin is ingelopen, in haar richting, waarbij hij het mes naast zijn hoofd hield en de punt van het mes in haar richting wees. Hij keek haar daarbij woedend aan.[slachtoffer] heeft verklaard dat zij bang was voor verdachte en dat zij bang was dat hij haar met dat mes wilde steken.
Verdachte heeft verklaard dat er van een bedreiging richting[slachtoffer] geen sprake is geweest. Hij heeft verklaard dat hij in de keuken vlees aan het snijden was en een keer in de richting van[slachtoffer] heeft gekeken en daarbij heeft gelachen, terwijl hij het mes omhoog tilde van de snijplank. Hij hield het mes niet met de punt in haar richting vast, zo heeft hij verklaard.
Naast aangeefster en verdachte zijn er verschillende getuigen gehoord bij de politie en later ook bij de rechter-commissaris. De verklaringen van deze getuigen lopen echter naar het oordeel van de rechtbank op meerdere punten uiteen, zodat niet kan worden vastgesteld wat zich nu precies heeft afgespeeld op 30 april 2011. Niet kan worden vastgesteld wat precies de handelingen van verdachte zijn geweest met het mes en onder welke omstandigheden deze zijn geschied.
De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van dit feit wegens onvoldoende wettig en overtuigend bewijs.
Feit 2
Aan de rechtbank ligt allereerst de vraag voor of verdachte kinderpornografische afbeeldingen in zijn bezit heeft gehad en daar al dan niet een gewoonte van heeft gemaakt. Vaststaat dat er kinderpornografische bestanden zijn aangetroffen in de unallocated clusters op de computer van verdachte.
Volgens vaste jurisprudentie is er sprake van bezit in de zin van artikel 240b van het Wetboek van Strafrecht indien voldaan is aan de volgende eisen: opzet op het bezit van de afbeeldingen, beschikkingsmacht over de afbeeldingen en een bewuste vastlegging van het kinderpornografisch materiaal.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij bij het downloaden van muziek en films eenmaal een ‘thumbnail’ van een kinderporno bestand heeft gezien, maar dat hij dit toen meteen van zijn computer heeft verwijderd. Voorts heeft hij verklaard dat er mogelijk door vermenging met andere harde schijven kinderporno op zijn computer terecht is gekomen, maar dat hij hier in elk geval geen weet van heeft gehad.
Het enkele feit dat er bestanden zijn aangetroffen in de unallocated clusters is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende voor het aannemen van “bezit” in de zin van artikel 240b van het Wetboek van Strafrecht. Dit is slechts anders indien er sprake is van bijkomende omstandigheden, waaruit bijvoorbeeld blijkt wanneer de bestanden zijn gedownload en waar die bestanden zich op de harde schijf bevonden dan wel hebben bevonden en hoe deze zijn gezocht en gevonden. Naar het oordeel van de rechtbank bevindt zich in het strafdossier geen informatie waaruit dergelijke bijkomende omstandigheden blijken. Op basis van het dossier kan niet worden vastgesteld dat verdachte bewust naar kinderporno heeft gezocht, deze bewust heeft opgeslagen of dat hij een andere actieve handeling heeft verricht om de bestanden binnen te halen.
De kinderpornografische afbeeldingen die zijn aangetroffen in de unallocated clusters waren voor verdachte niet direct toegankelijk en op de computer van verdachte is geen zogenaamd recoveryprogramma aangetroffen waarmee de bestanden zouden kunnen worden teruggehaald. Dat verdachte meer dan gemiddelde kennis met betrekking tot computers heeft en heeft verklaard wel met recoveryprogramma’s te hebben gewerkt, maakt naar het oordeel van de rechtbank ook niet dat sprake was van beschikkingsmacht over de afbeeldingen.
De rechtbank acht het bezit in de zin van artikel 240b van het Wetboek van Strafrecht met betrekking tot deze bestanden derhalve niet wettig en overtuigend bewezen en zal verdachte daarvan vrijspreken. Nu uit het dossier niet is gebleken van verspreiding, aanbieding, vervaardiging, invoer of uitvoer of het verwerven van kinderporno, zal verdachte ook van die delen van het ten laste gelegde worden vrijgesproken.
Feit 3:
De rechtbank acht feit 3 wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 11 juni 2013 [1] ;
- het verhoor van getuige[getuige] d.d. 9 mei 2011 [2] ;
- het proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 mei 2011 [3] .
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de periode van mei 2010 tot en met november 2010 kinderporno heeft vervaardigd en in bezit heeft gehad.
02-801287-10
De rechtbank acht dit feit wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 11 juni 2013 [4] ;
- de aangifte van[aangever] [5] ;
- het proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 november 2010 [6] .
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte 2 fietsen en 1 motor heeft beschadigd.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij van 1 fiets en 1 motor kabels heeft doorgeknipt. Echter, nu aangeefster heeft verklaard dat het 2 fietsen betrof en de rechtbank geen aanleiding heeft om aan haar verklaring te twijfelen, zal zij voor de bewezenverklaring van de juistheid van de verklaring van aangeefster uitgaan.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
800476-11
3.
hij op een of meer tijdstip(pen)in
of omstreeksde periode van 1
januarimei2010
tot en met 1
novemberdecember2010 te Roosendaal,
in elk geval in Nederland, één of
meermalen (telkens) (een)afbeelding
(en
), te weten drie
, althans een (aantal)
video('s) en/offilm
(s
) en/of (een) gegevensdrager(s), te weten een computer
en/of een gsm/smartphone, bevattende (een) afbeelding(en)
heeft
verspreid en/of
vervaardigd en
/of
verworven en/of
in bezit gehad
terwijl op die afbeelding
(en
) (een)seksuele gedraging
(en
)zichtbaar
is/zijn,
waarbij
(telkens
)een persoon die
kennelijkde leeftijd van achttien jaar nog
niet had bereikt, was betrokken
of schijnbaar was betrokken,
welke voornoemde seksuele gedragingen bestonden uit:
het oraal
en/of vaginaalpenetreren met de penis van het lichaam van een
persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt.
801287-10
hijop
of omstreeks25 oktober 2010 te Roosendaal opzettelijk en
wederrechtelijk 2 fietsen en 1 motor,
in elk geval enig goed, geheel of ten
deletoebehorende aan[aangever]
, in elk geval aan een ander of anderen
dan aan verdachte,heeft
vernield en/ofbeschadigd
en/of onbruikbaar gemaakt;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
De rechtbank heeft kennelijke schrijffouten en omissies verbeterd gelezen. Verdachte is hierdoor redelijkerwijs niet in zijn verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest, een werkstraf van 80 uur, te vervangen door 40 dagen hechtenis en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden, met daarbij als bijzondere voorwaarde dat verdachte zich laat begeleiden door de reclassering, met een proeftijd van 2 jaar.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De rechtbank dient bij het bepalen van de straf rekening te houden met de overschrijding van de redelijke termijn. Tevens verzoekt de verdediging de rechtbank rekening te houden -met de persoon van verdachte nu hij thans een heel ander persoon is en in een hele andere situatie verkeerd dan het geval was op het moment dat hij werd aangehouden.
De verdediging kan zich, indien de rechtbank de feiten bewezen acht, vinden in de onvoorwaardelijke gevangenisstraf - te weten een straf gelijk aan het voorarrest - zoals door de officier van justitie is geëist. Mocht de rechtbank - zoals door de verdediging is bepleit - verdachte vrijspreken van de onder 1 en 2 van parketnummer 800476-11 tenlastegelegde feiten, dan is de gevorderde straf aan de hoge kant.
De geëiste werkstraf van 80 uur is te hoog. Zeker gezien de overschrijding van de redelijke termijn en het feit dat verdachte reeds twee jaar onder voorwaarden heeft gestaan en overal aan mee heeft gewerkt. De verdediging refereert zich aan het oordeel van de rechtbank voor wat betreft de geëiste voorwaardelijke straf en het reclasseringstoezicht.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het vervaardigen en in bezit hebben van kinderporno en de beschadiging van 2 fietsen en een motor.
Het bezit en vervaardigen van kinderporno rekent de rechtbank verdachte zwaar aan. Weliswaar zijn de filmopnames gemaakt in een periode dat verdachte een relatie had met het betrokken meisje, echter dit meisje was op dat moment slechts 14 jaar oud en verdachte was hiervan op de hoogte. Bovendien heeft zij verklaard dat zij eigenlijk niet wilde dat verdachte die filmopnames maakte. Verdachte lijkt nog steeds niet in te zien dat hij met zijn gedrag misbruik heeft gemaakt van het overwicht dat hij als volwassene op een minderjarig meisje heeft.
De beschadiging van de fietsen en de motor is tevens een ernstig feit. Verdachte heeft de remkabels van 2 fietsen en 2 kabels van een motor doorgeknipt, wat bij niet-tijdige ontdekking voor gevaarlijke situaties had kunnen zorgen.
Bij het bepalen van de straf houdt de rechtbank rekening met de ernst van de bewezenverklaarde feiten, de persoon van verdachte, zijn strafblad, de rapportages die over hem zijn uitgebracht, alsmede met straffen die doorgaans in soortgelijke zaken worden opgelegd.
De rechtbank is van oordeel dat elke verdachte recht heeft op afdoening van zijn zaak
binnen een redelijke termijn. Deze termijn vangt aan op het moment dat vanwege de Staat jegens verdachte een handeling is verricht waaruit verdachte heeft opgemaakt en redelijkerwijs heeft kunnen opmaken dat het openbaar ministerie het ernstig voornemen had tegen verdachte een strafvervolging in te stellen. De rechtbank stelt vast dat meer dan 2 jaar is verstreken sinds de eerste daad van vervolging en daarmee is naar het oordeel van de rechtbank het recht van de verdachte op afdoening van zijn strafzaak binnen een redelijke termijn inderdaad geschonden.
De officier van justitie is bij haar eis uitgegaan van een bewezenverklaring van alle tenlastegelegde feiten. Nu de rechtbank verdachte zal vrijspreken van de feiten 1 en 2 onder parketnummer 800476-11, zal zij een lagere straf opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd.
Alles afwegend en mede gelet op deze overschrijding van de redelijke termijn, zal de rechtbank aan verdachte geen werkstraf opleggen, zoals door de officier van justitie is geëist. Anders dan de officier van justitie ziet de rechtbank geen aanleiding aan verdachte een voorwaardelijke straf met daaraan gekoppeld bijzondere voorwaarden op te leggen. Weliswaar is een dergelijke straf met daarbij een klinische opname aanvankelijk door psycholoog Nys en de reclassering geadviseerd, maar deze rapportages zijn in juli en augustus 2011 opgemaakt en daarmee bijna twee jaar oud. Verdachte staat sinds september 2011 onder toezicht van de reclassering in het kader van een schorsing van de voorlopige hechtenis. Uit de, weliswaar summiere, voortgangsverslagen van de reclassering d.d. 29 maart 2013 en 29 april 2013 blijkt dat verdachte zich aan zijn meldplichtafspraken heeft gehouden en aan urinecontroles heeft meegewerkt. Voorts is hij in behandeling bij de Forensische Psychiatrische Polikliniek van de GGZWNB. Hij ervaart zelf geen psychische problemen, maar zijn opstelling is meewerkend. Er zijn geen aanwijzingen vanuit de ambulante behandeling dat verdachte klinisch behandeld zou moeten worden. Voorts blijkt dat verdachte in de periode van het schorsingstoezicht niet meer met politie en justitie in aanraking is gekomen.
Gelet op de lange periode dat verdachte in een schorsingstoezicht loopt en op de bovenvermelde omstandigheden acht de rechtbank het opleggen van een voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden niet opportuun.
Alles afwegend acht de rechtbank een straf gelijk aan het voorarrest passend en geboden.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 10, 27, 57, 63, 240b, 350 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan de onder parketnummer 800476-11 tenlastegelegde feiten 1 en 2;
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
800476-11:
feit 3:een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken, vervaardigen en in bezit hebben, meermalen gepleegd;
801287-10:
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 137 dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. Van der Linden, voorzitter, mr. Combee en mr. Ebben, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Jansen- van Rooijen, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 25 juni 2013.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Parketnummer 800476-11:
1.
hij op of omstreeks 30 april 2011 te Roosendaal[slachtoffer] heeft bedreigd met
enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers
heeft verdachte opzettelijk dreigend die[slachtoffer] een keukenmes getoond
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2010 tot en met 7 december 2010 te Roosendaal in elk geval in Nederland,
één of meermalen (telkens) een (groot aantal) afbeelding(en), te weten 706
foto('s) en/of 6 video('s) en/of film(s) en/of (een) gegevensdrager(s)
bevattende (een) afbeelding(en) heeft verspreid en/of aangeboden en/of vervaardigd en/of ingevoerd en/of uitgevoerd
en/of
verworven en/of in bezit gehad en/of
zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking
van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft,
terwijl op die afbeeldinge(n) (een) seksuele gedraging(en) zichtbaar is/zijn,
waarbij (telkens) een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog
niet had bereikt, was betrokken of schijnbaar was betrokken,
welke voornoemde seksuele gedragingen bestonden uit:
het vaginaal en/of anaal en/of oraal penetreren (met de penis en/of vinger
en/of (een) voorwerp(en) en/of de tong ) van het lichaam van een persoon die
kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt
en/of
het betasten van de geslachtsdelen en/of de borsten en/of de billen door een
persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt
en/of
het door een dier vaginaal en/of anaal en/of oraal penetreren van het lichaam
van een persoon die de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt
en/of
het likken en/of aanraken door een persoon die de leeftijd van 18 jaren nog
niet heeft bereikt van de geslachtsdelen van een dier
en/of
het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van een persoon die
kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt, waarbij deze
persoon gekleed en/of opgemaakt is en/of in een omgeving en/of met voorwerpen
en/of in (erotisch getinte) houdingen poseert die niet bij de leeftijd past
en/of waarbij deze persoon zich (vervolgens) in opeenvolgende
afbeeldingen/filmfragmenten van de kleding ontdoet en/of (waarna) door het
camerastandpunt en/of de uitsnede van de afbeelding/film en/of de
(onnatuurlijke) pose en/of de wijze van kleden van deze persoon nadrukkelijk
de (ontblote) geslachtsdelen in beeld gebracht worden
van welk(e) misdrijf/misdrijven hij, verdachte, al dan niet een gewoonte heeft
gemaakt;
-------------
MEDEDELINGEN:
De officier van justitie deelt mede dat een representatieve collectie van
bovengenoemde afbeeldingen/filmfragmenten is samengesteld, maar ter
voorkoming van strafbare feiten en verdere verspreiding van bovengenoemd
materiaal, niet in het dossier zijn gevoegd en ook niet in afschrift zullen
worden verstrekt. De officier van justitie zal deze collectie als stuk van
overtuiging op de terechtzitting aanwezig hebben en aan de rechtbank
overleggen. Voorafgaand aan de terechtzitting kan inzage in genoemd materiaal
verleend worden op afspraak met de officier van justitie.
art 240b lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2010
tot en met 1 december 2010 te Roosendaal, in elk geval in Nederland, één of
meermalen (telkens) (een) afbeelding(en), te weten drie, althans een (aantal)
video('s) en/of film(s) en/of (een) gegevensdrager(s), te weten een computer
en/of een gsm/smartphone, bevattende (een) afbeelding(en)
heeft verspreid en/of
vervaardigd en/of
verworven en/of
in bezit gehad
terwijl op die afbeelding(en) (een) seksuele gedragin(en) zichtbaar is/zijn,
waarbij (telkens) een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog
niet had bereikt, was betrokken of schijnbaar was betrokken,
welke voornoemde seksuele gedragingen bestonden uit:
het oraal en/of vaginaal penetreren met de penis van het lichaam van een
persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heef bereikt en/of
--------------
MEDEDELINGEN:
De officier van justitie deelt mede dat een representatieve collectie van
bovengenoemde afbeeldingen/filmfragmenten is samengesteld, maar ter
voorkoming van strafbare feiten en verdere verspreiding van bovengenoemd
materiaal, niet in het dossier zijn gevoegd en ook niet in afschrift zullen
worden verstrekt. De officier van justitie zal deze collectie als stuk van
overtuiging op de terechtzitting aanwezig hebben en aan de rechtbank
overleggen. Voorafgaand aan de terechtzitting kan inzage in genoemd materiaal
verleend worden op afspraak met de officier van justitie.
art 240b lid 1 Wetboek van Strafrecht
801287-10:
hij op of omstreeks 25 oktober 2010 te Roosendaal opzettelijk en
wederrechtelijk 2 fietsen en 1 motor, in elk geval enig goed, geheel of ten
dele toebehorende aan[aangever], in elk geval aan een ander of anderen
dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt -tenzij anders vermeld- bedoeld het eindproces-verbaal met dossiernummer BVH 2011046834 van politie Midden- en West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 1 tot en met 163 (hierna te noemen proces-verbaal 1) of van het eindproces-verbaal met dossiernummer PL201D 2011060283 van politie Midden- en West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 1 tot en met 89 (hierna te noemen proces-verbaal 2)
2.Het proces-verbaal van verhoor getuige[getuige], pagina 120-122 van proces-verbaal 1;
3.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 101 en 102 van proces-verbaal 1;
4.De verklaring van verdachte, afgelegd op de zitting van 11 juni 2013;
5.Het proces-verbaal van aangifte van[aangever], pagina 31-34 van proces-verbaal 2;
6.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 40 van proces-verbaal 2;