4.3Het oordeel van de rechtbank
Feit 1
[slachtoffer] (hierna te noemen:[slachtoffer]) heeft aangifte gedaan van bedreiging door verdachte. Zij heeft verklaard dat zij op 30 april 2011 met een aantal vriendinnen bij verdachte thuis in de tuin zat en dat verdachte haar vanuit de keuken van zijn woning op enig moment een mes heeft getoond, met dat mes zwaaide en haar daarbij aankeek. Hij hield het mes naast of boven zijn hoofd waarbij de punt van het mes omhoog stak en maakte met het mes bewegingen alsof hij vlees aan het hakken was. Aangeefster heeft voorts verklaard dat verdachte even later met dat mes de tuin is ingelopen, in haar richting, waarbij hij het mes naast zijn hoofd hield en de punt van het mes in haar richting wees. Hij keek haar daarbij woedend aan.[slachtoffer] heeft verklaard dat zij bang was voor verdachte en dat zij bang was dat hij haar met dat mes wilde steken.
Verdachte heeft verklaard dat er van een bedreiging richting[slachtoffer] geen sprake is geweest. Hij heeft verklaard dat hij in de keuken vlees aan het snijden was en een keer in de richting van[slachtoffer] heeft gekeken en daarbij heeft gelachen, terwijl hij het mes omhoog tilde van de snijplank. Hij hield het mes niet met de punt in haar richting vast, zo heeft hij verklaard.
Naast aangeefster en verdachte zijn er verschillende getuigen gehoord bij de politie en later ook bij de rechter-commissaris. De verklaringen van deze getuigen lopen echter naar het oordeel van de rechtbank op meerdere punten uiteen, zodat niet kan worden vastgesteld wat zich nu precies heeft afgespeeld op 30 april 2011. Niet kan worden vastgesteld wat precies de handelingen van verdachte zijn geweest met het mes en onder welke omstandigheden deze zijn geschied.
De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van dit feit wegens onvoldoende wettig en overtuigend bewijs.
Feit 2
Aan de rechtbank ligt allereerst de vraag voor of verdachte kinderpornografische afbeeldingen in zijn bezit heeft gehad en daar al dan niet een gewoonte van heeft gemaakt. Vaststaat dat er kinderpornografische bestanden zijn aangetroffen in de unallocated clusters op de computer van verdachte.
Volgens vaste jurisprudentie is er sprake van bezit in de zin van artikel 240b van het Wetboek van Strafrecht indien voldaan is aan de volgende eisen: opzet op het bezit van de afbeeldingen, beschikkingsmacht over de afbeeldingen en een bewuste vastlegging van het kinderpornografisch materiaal.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij bij het downloaden van muziek en films eenmaal een ‘thumbnail’ van een kinderporno bestand heeft gezien, maar dat hij dit toen meteen van zijn computer heeft verwijderd. Voorts heeft hij verklaard dat er mogelijk door vermenging met andere harde schijven kinderporno op zijn computer terecht is gekomen, maar dat hij hier in elk geval geen weet van heeft gehad.
Het enkele feit dat er bestanden zijn aangetroffen in de unallocated clusters is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende voor het aannemen van “bezit” in de zin van artikel 240b van het Wetboek van Strafrecht. Dit is slechts anders indien er sprake is van bijkomende omstandigheden, waaruit bijvoorbeeld blijkt wanneer de bestanden zijn gedownload en waar die bestanden zich op de harde schijf bevonden dan wel hebben bevonden en hoe deze zijn gezocht en gevonden. Naar het oordeel van de rechtbank bevindt zich in het strafdossier geen informatie waaruit dergelijke bijkomende omstandigheden blijken. Op basis van het dossier kan niet worden vastgesteld dat verdachte bewust naar kinderporno heeft gezocht, deze bewust heeft opgeslagen of dat hij een andere actieve handeling heeft verricht om de bestanden binnen te halen.
De kinderpornografische afbeeldingen die zijn aangetroffen in de unallocated clusters waren voor verdachte niet direct toegankelijk en op de computer van verdachte is geen zogenaamd recoveryprogramma aangetroffen waarmee de bestanden zouden kunnen worden teruggehaald. Dat verdachte meer dan gemiddelde kennis met betrekking tot computers heeft en heeft verklaard wel met recoveryprogramma’s te hebben gewerkt, maakt naar het oordeel van de rechtbank ook niet dat sprake was van beschikkingsmacht over de afbeeldingen.
De rechtbank acht het bezit in de zin van artikel 240b van het Wetboek van Strafrecht met betrekking tot deze bestanden derhalve niet wettig en overtuigend bewezen en zal verdachte daarvan vrijspreken. Nu uit het dossier niet is gebleken van verspreiding, aanbieding, vervaardiging, invoer of uitvoer of het verwerven van kinderporno, zal verdachte ook van die delen van het ten laste gelegde worden vrijgesproken.
Feit 3:
De rechtbank acht feit 3 wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 11 juni 2013;
- het verhoor van getuige[getuige] d.d. 9 mei 2011;
- het proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 mei 2011.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de periode van mei 2010 tot en met november 2010 kinderporno heeft vervaardigd en in bezit heeft gehad.
02-801287-10
De rechtbank acht dit feit wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 11 juni 2013;
- de aangifte van[aangever];
- het proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 november 2010.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte 2 fietsen en 1 motor heeft beschadigd.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij van 1 fiets en 1 motor kabels heeft doorgeknipt. Echter, nu aangeefster heeft verklaard dat het 2 fietsen betrof en de rechtbank geen aanleiding heeft om aan haar verklaring te twijfelen, zal zij voor de bewezenverklaring van de juistheid van de verklaring van aangeefster uitgaan.