Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Beslissing
2.Gronden
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 11 september 2013 uitspraak gedaan in een geschil over de waardering van een onroerende zaak, specifiek een villa met bijgebouwen, voor de onroerende-zaakbelastingen 2012. De heffingsambtenaar had de waarde van de onroerende zaak vastgesteld op € 970.000, waarbij hij een deel van het perceel als bouwterrein had aangemerkt. Belanghebbende, eigenaar van de villa, betwistte deze waardering en stelde dat de waarde van het perceel dat als bouwterrein was aangemerkt, lager moest zijn, namelijk € 849.000. De rechtbank heeft vastgesteld dat de heffingsambtenaar terecht de bouwbestemming van het perceel in aanmerking heeft genomen bij de waardering. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van schending van het gelijkheidsbeginsel, omdat de heffingsambtenaar had aangetoond dat de referentieobjecten geen bouwbestemming hadden. De rechtbank verklaarde het beroep van belanghebbende ongegrond en bevestigde de vastgestelde waarde van de onroerende zaak en de daarop gebaseerde aanslag.