ECLI:NL:RBZWB:2013:6666

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 september 2013
Publicatiedatum
19 september 2013
Zaaknummer
777469-CV-13-2714
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van loon en reiskostenvergoeding in het kader van een stageovereenkomst

In deze zaak vorderde eiseres, [eiseres], een zorgverlener in de geestelijke gezondheidszorg, betaling van achterstallig loon en een reiskostenvergoeding van gedaagde, Stichting [gedaagden]. Eiseres stelde dat zij in het kader van een arbeidsovereenkomst werkzaamheden had verricht, terwijl gedaagde betwistte dat er sprake was van een arbeidsovereenkomst en stelde dat eiseres enkel in het kader van een stage had gewerkt. De kantonrechter oordeelde dat er geen arbeidsovereenkomst was, omdat er geen schriftelijke afspraken waren gemaakt en de partijen bij aanvang van de werkzaamheden niet over beloning hadden gesproken. De rechter concludeerde dat de relatie tussen partijen aanvankelijk als een stage was bedoeld en dat er geen bewijs was dat deze relatie was veranderd in een arbeidsovereenkomst. Echter, de kantonrechter oordeelde wel dat eiseres recht had op de toegezegde reiskostenvergoeding van € 2.065,51, omdat deze vergoeding onderdeel was van de voorwaarden waaronder de stage werd voortgezet. De vordering tot betaling van loon werd afgewezen, maar de reiskostenvergoeding werd toegewezen, met wettelijke rente vanaf 1 juli 2012. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten diende te dragen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Kanton
Tilburg
zaak/rolnr.: 770379 CV EXPL 13-2714
vonnis van 18 september 2013
inzake
[naam 1] [eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
gemachtigde: mr. A.J.M. van der Borst, advocaat te Etten-Leur,
tegen
Stichting [gedaagden], [eiser 2]
gevestigd en kantoorhoudende te [woonplaats],
gedaagde,
gemachtigde: mr. B. Anik, advocaat te Arnhem.
Partijen worden hierna respectievelijk “[eiser 1]” en “[gedaagden]” genoemd.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
a. het tussenvonnis van 15 mei 2013, met alle daarin genoemde stukken;
b. de brief zijdens [eiseres]van 28 juni 2013, met producties;
c. de brief zijdens [eiseres]van 23 juli 2013, met producties;
d. de aantekeningen van de griffier met betrekking tot de comparitie van partijen van
2 augustus 2013.
1.2
Op 2 augustus 2013 heeft een comparitie van partijen plaatsgevonden. Verschenen zijn[eiseres], bijgestaan door haar gemachtigde en [gedaagden], vertegenwoordigd door de heer [naam 2] en de heer [naam 3], bijgestaan door haar gemachtigde. Partijen hebben hun standpunten toegelicht en zijn over en weer in de gelegenheid gesteld om op elkaar te reageren. Een regeling is niet bereikt. Hierna is de uitspraak van het vonnis bepaald op vandaag.

2.Het geschil

2.1
[eiseres]vordert [gedaagden] bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad te veroordelen tot betaling van:
a. een bedrag van € 23.831,73 bruto ter zake achterstallig loon te vermeerderen met 8% vakantiebijslag, een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 juli 2012 tot de dag van de algehele voldoening, alsmede met de wettelijke verhoging;
b. een bedrag van € 2.115,18 bruto ter zake van achterstallige vakantie-uren, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 1 juli 2012 tot aan de dag van de algehele voldoening, alsmede met de wettelijke verhoging;
c. een bedrag van € 2.065,51 ter zake van reiskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 juli 2012 tot aan de dag van de algehele voldoening;
d. de proceskosten.
2.2
[gedaagden] heeft gemotiveerd verweer gevoerd.

3.De grondslag en het verweer

3.1
De kantonrechter gaat uit van de volgende feiten:
a. a) [gedaagden] is zorgverlener op het gebied van de geestelijke gezondheidszorg;
b) [eiseres]is via een vriendin in contact gekomen met [gedaagden] en heeft gedurende lange tijd werkzaamheden voor [gedaagden] verricht;
c) [eiseres]heeft aan de Universiteit van Tilburg psychologie gestudeerd, maar is (nog) niet afgestudeerd;
d) Partijen hebben de tussen hen gemaakte afspraken niet op papier gezet;
e) Na ommekomst heeft [gedaagden] een reiskostenvergoeding toegezegd;
f) In een e-mail van 11 mei 2011 heeft [eiseres]het volgende geschreven:
“(…)
Ik ben vanaf april vorig jaar bij u in dienst. En als het aan mij ligt zou ik graag in dienst willen blijven. Er zijn alleen een aantal dingen voor mij noodzakelijk om mijn werk met de juiste instelling te kunnen uitvoeren. Om naar Tilburg te komen moet ik het nodige aantal kilometers afleggen. Zoals u weet worden de brandstofprijzen er niet beter op. Daarnaast heb ik net zoals iedereen vaste lasten. Tot nu toe heb ik er niets van gezegd. En heb ook niets van jullie kant vernomen m.b.t. eventuele dienst en reiskostenvergoeding. Ondanks het feit dat ik als psychologe werkzaam ben, kunnen jullie mij toch niet op de loonlijst zetten als psychologe omdat ik nog geen diploma heb. Dat is voor mij duidelijk , maar toch ben ik van mening dat een dienstenvergoeding wel op zijn plaats is. (…)”.
3.2
[eiseres]heeft aan haar vordering ten grondslag gelegd dat aan de zijde van [gedaagden] sprake is van een toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de verplichtingen voortvloeiend uit een tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst. [eiseres]heeft daartoe gesteld dat [gedaagden] in gebreke is gebleven met de tijdige en correcte betaling van het loon, vakantiegeld en vakantie-uren. Daartoe heeft zij gesteld dat zij zich bij de uitvoering van haar taken naar de aanwijzingen van [gedaagden] heeft gericht en dat zij op grond van de CAO geestelijke gezondheidszorg als basispsycholoog beloond had moeten worden. Voorts maakt zij aanspraak op uitbetaling van de toegezegde reiskostenvergoeding.
3.3
[gedaagden] heeft in haar conclusie van antwoord als verweer gevoerd dat geen sprake is geweest van een arbeidsovereenkomst, maar dat [eiseres]in het kader van een stage werkzaamheden heeft uitgevoerd bij en voor [gedaagden]. [gedaagden] heeft daartoe naar voren gebracht dat [eiseres]niet beschikte over een rechtsgeldig diploma, zodat zij ook niet in loondienst kon treden bij [gedaagden], nu een dergelijk diploma verplicht is. Voorts heeft [gedaagden] aangevoerd dat [eiseres]nimmer om een eventueel loon heeft verzocht. Pas ruim na de beëindiging van de werkzaamheden heeft [eiseres]loon gevorderd. Wel heeft [gedaagden] erkend dat tussen partijen is afgesproken dat een reiskostenvergoeding aan [eiseres]zou worden betaald. Er is daarvoor door [gedaagden] ook een (concept) declaratie opgesteld, maar die is niet door [gedaagden] voor akkoord getekend. Thans is het relevante boekjaar afgesloten en kan geen betaling meer volgen, aldus [gedaagden].

4.De beoordeling

4.1
In de kern komt het aan op de beantwoording van de vraag of [eiseres]haar werkzaamheden voor [gedaagden] heeft verricht in het kader van een stage dan wel op basis van een arbeidsovereenkomst. Bij gebreke van iedere schriftelijke vastlegging van hun relatie is vooral van belang wat partijen bij het aangaan van hun relatie voor ogen heeft gestaan, zoals onder meer blijkend uit de wijze waarop hun relatie is vormgegeven en de wijze waarop zij daaraan uitvoering hebben gegeven.
4.2
De kantonrechter stelt vast dat [eiseres]heeft verklaard zich bij [gedaagden] gemeld te hebben in het kader van een stage. De bedoeling was, zo begrijpt de kantonrechter, aldus werkervaring op te doen in de hoop na het afstuderen bij [gedaagden] in dienst te kunnen treden. In het verlengde daarvan moet vastgesteld worden dat partijen bij het aangaan van hun relatie niet over enige beloning hebben gesproken, hetgeen past bij een stage en nu maakt dat een arbeidsovereenkomst bij aanvang van de werkzaamheden van [eiseres]bij [gedaagden] in ieder geval niet kan worden aangenomen, omdat “loon” nu eenmaal één van de essentialia van een arbeidsovereenkomst is. Het enkele feit dat werkzaamheden verricht worden is onvoldoende om het bestaan van een arbeidsrelatie aan te kunnen nemen.
Het enHet
4.3
De vraag is vervolgens of, gedurende de periode van mei 2010 tot en met maart 2012 waarin [eiseres]haar werkzaamheden voor [gedaagden] verrichtte, het oorspronkelijke karakter van de overeenkomst is gewijzigd en wel zodanig dat deze van een stage-relatie is gewijzigd in een arbeidsovereenkomst.
4.4
De kantonrechter is van oordeel dat in zijn algemeenheid de rechtszekerheid zich er tegen verzet dat de ene overeenkomst geruisloos wordt vervangen door een nieuwe overeenkomst met een geheel ander karakter. Partijen zijn er immers bij gediend dat duidelijk is vanaf welk moment die wijziging tot stand komt, zodat zij niet overvallen kunnen worden met niet gewenste of niet voorziene consequenties. Gelet op het feit dat aanvankelijk, zoals boven overwogen, een stage relatie beoogd en gerealiseerd is, betekent dit dat de relatie tussen partijen aanwijsbaar veranderd moet zijn, voordat een arbeidsovereenkomst aangenomen kan worden. Het enkele feit dat de relatie langer heeft geduurd dan aanvankelijk beoogd is, is onvoldoende om een gewijzigd karakter met alle juridische consequenties van dien aan te kunnen nemen.
4.5
[eiseres]heeft ter onderbouwing van het bestaan van een arbeidsovereenkomst onder meer aangevoerd dat zij veelal zelfstandig gehandeld heeft, onder andere voor wat betreft het houden van intakegesprekken en het vaststellen van een diagnose en voorts dat zij op basis van een rooster gewerkt heeft. In de aard van een stage ligt echter besloten dat stagiaires, naar mate zij een bepaalde mate van zelfstandigheid hebben verkregen en verder ontwikkeld zijn in hun vakgebied, meer ruimte krijgen om werkzaamheden meer zelfstandig en zonder merkbare supervisie uit te voeren, zodat deze enkele stelling van [eiseres]haar stelling dat sprake is van een arbeidsovereenkomst, niet kan dragen. Ook het feit dat zij is ingeroosterd maakt dat niet anders – de aard van het werk in de gezondheidszorg maakt nu eenmaal dat op basis van afspraken gewerkt moet worden.
4.6
Tegen het standpunt van [eiseres]pleit dat [eiseres]zelf heeft onderkend dat zij bij gebreke van een diploma niet als psychologe op de loonlijst geplaatst kon worden en dat deze van belang zijnde factor nooit veranderd is. [eiseres]is nog altijd niet afgestudeerd. Daarbij komt dat [eiseres]in mei 2011 zelf om een vergoeding heeft gevraagd, maar dat toen niet anders is toegezegd dan een vergoeding van de reiskosten. Echter, die vergoeding, die vooral beoogt onkosten te bestrijden en niet als een beloning gekwalificeerd kan worden, tast het wezen van een stage relatie niet aan. Verder is niet gebleken dat [eiseres]zich met die vergoeding toen niet heeft kunnen verenigen, getuige het tijdsverloop tussen deze toezegging en het moment dat rechtsmaatregelen in het vooruitzicht zijn gesteld. Daarbij komt dat [eiseres]door [gedaagden] ook anders is behandeld dan collega’s die wel op basis van een arbeidsovereenkomst gewerkt hebben, bijvoorbeeld door het uitblijven van periodieke functionering- en beoordelingsgesprekken die wel met collega’s maar niet met haar gevoerd zijn, zoals [gedaagden] onbestreden gesteld heeft.
4.7
Noch de wijze waarop partijen feitelijk met elkaar zijn omgegaan en invulling aan hun relatie hebben gegeven, noch gedane mededelingen of toezeggingen van de zijde van [gedaagden] waarop [eiseres]heeft mogen vertrouwen, rechtvaardigen daarom dat een arbeidsovereenkomst wordt aangenomen.
4.8
De vordering van € 2.065,51 ten aanzien van de reiskosten is naar het oordeel van de kantonrechter wel toewijsbaar. Uit de stellingen van [gedaagden] volgt dat daartoe uit coulance is besloten. Aan die toezegging kan [gedaagden] gehouden worden, omdat die onderdeel is geworden van de condities waaronder de stage is gecontinueerd. [gedaagden] heeft zelf een conceptafrekening opgesteld, welke uiteindelijk door [eiseres]is goedgekeurd. Het verweer van [gedaagden], dat de reiskostenvergoeding door toedoen van de late reactie van [eiseres]niet meer kan worden voldaan in verband met het sluiten van het boekjaar wordt verworpen. Het afronden van een boekjaar leidt niet tot het verval of de verjaring van een eerder toegezegde vergoeding. [gedaagden] had er zelf rekening mee moeten houden dat [eiseres]haar aanspraken geldend zou maken, waartoe zij ook in het kader van de jaarrekening een voorziening had kunnen treffen. [gedaagden] zelf heeft nota bene de concept declaratie opgesteld en om een akkoord daarop gevraagd.
4.9
Nu partijen over en weer in het (on)gelijk zijn gesteld, zullen de proceskosten worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten dient te dragen.

5.De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagden] om aan [eiseres]te betalen een bedrag van € 2.065,51 ter zake reiskostenvergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 1 juli 2012 tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt dat ieder van partijen de eigen proceskosten dient te dragen;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.O. Zuurmond, kantonrechter te Tilburg, en in het openbaar uitgesproken op 18 september 2013.