ECLI:NL:RBZWB:2013:7317

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 juli 2013
Publicatiedatum
8 oktober 2013
Zaaknummer
C/12/85244 / HA ZA 12-224
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.C. de Regt
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot voortzetting van onderhandelingen over exploitatieovereenkomst tussen Vereniging van Eigenaars en Vakantiepark

In deze zaak vorderde de Vereniging van Eigenaars (VvE) van woningen in strandpark "SCHELDEVESTE" dat de rechtbank zou verklaren dat er een overeenkomst tot stand was gekomen met Vakantiepark Zeebad BV en Roompot Recreatie Beheer BV. De VvE stelde dat de vertegenwoordiger van de gedaagden, de heer A, de schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid had, en dat de onderhandelingen zo ver gevorderd waren dat de rechtbank de gedaagden moest veroordelen tot voortzetting van deze onderhandelingen. De rechtbank oordeelde dat, hoewel de heer A niet officieel als vertegenwoordigingsbevoegd was ingeschreven, de VvE er op mocht vertrouwen dat hij de bevoegdheid had om namens de gedaagden te handelen. De rechtbank concludeerde dat de VvE en Vakantiepark aan de uitkomst van de onderhandelingen gebonden waren, maar weigerde de vordering om te verklaren dat er een overeenkomst tot stand was gekomen, omdat het document dat als productie 16 was overgelegd, slechts een concept was en verdere onderhandelingen noodzakelijk waren. De rechtbank gebiedde Vakantiepark om binnen 30 dagen na betekening van het vonnis de onderhandelingen met de VvE voort te zetten, en compenseerde de proceskosten zodat iedere partij zijn eigen kosten droeg.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team handelsrecht
Zittingsplaats Middelburg
zaaknummer / rolnummer: C/12/85244 / HA ZA 12-224
Vonnis van 3 juli 2013
in de zaak van
de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid
Vereniging van eigenaars van woningen in strandpark "SCHELDEVESTE",
gevestigd te Breskens,
eiseres,
advocaat mr. M.R. Ruygvoorn te Utrecht,
tegen
1. de besloten vennootschap
VAKANTIEPARK ZEEBAD BV,
gevestigd te Breskens,
2. de besoten vennootschap
ROOMPOT RECREATIE BEHEER BV,
gevestigd te Kamperland,
gedaagden,
advocaat mr. J. Boogaard te Middelburg.
Partijen zullen hierna VVE en Vakantiepark genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de conclusie van antwoord
  • de conclusie van repliek
  • de conclusie van dupliek.

2.De feiten

2.1.
Het Strandpark Scheldeveste bestaat uit een bungalowpark, bestaat uit 210
vakantiewoningen, een sporthal en zwemaccommodatie, waterpartijen, wegen en groenvoorzieningen. Op 27 oktober 1999 is de VvE opgericht, met het doel de behartiging van de belangen van eigenaren van de woningen op het park. Vakantiepark heeft bij notariële akte van 2 november 1999 de eigendom verkregen van de gemeenschappelijke voorzieningen en infrastructuur op het Strandpark en verricht sedertdien ook het beheer en de exploitatie van de gemeenschappelijke voorzieningen op het park. Tussen de verschillende partijen is een geschil ontstaan over de verschuldigdheid van een parkbijdrage. Partijen zijn op 23 juni 2009 ten overstaan van de kantonrechter te Terneuzen overeengekomen dat zij met elkaar in overleg zouden treden over de kosten van exploitatie van de gemeenschappelijke voorzieningen. Vervolgens hebben tussen partijen onderhandelingen plaatsgevonden.

3.Het geschil

3.1.
VVE vordert  samengevat –
primair:
- te verklaren voor recht dat tussen Roompot en de VvE een (romp)overeenkomst tot stand is gekomen zoals overgelegd als productie 16 (waarbij in plaats van Roompot Group B.V. dient te worden gelezen Roompot Recreatiebeheer B.V.);
subsidiair:
- te gebieden dat Roompot binnen tien kalenderdagen na betekening van het vonnis in deze procedure de onderhandelingen met de VvE voortzet, met inachtneming van de afspraken zoals verwoord in de producties 13 en productie 15;
zowel primair als subsidiair:
- Roompot te veroordelen in de kosten van de procedure, de kosten van de tenuitvoerlegging van het vonnis daaronder begrepen, alsmede in de kosten van het voorlopig getuigenverhoor en te bepalen dat Roompot, gerekend vanaf veertien dagen na het te wijzen vonnis de wettelijke rente verschuldigd is indien zij niet binnen 5 dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis aan de VvE betaalt.
3.2.
Zij legt het volgende aan haar vorderingen ten grondslag. De VvE stelt zich primair op het standpunt dat tussen partijen overeenstemming is bereikt terzake de (romp)overeenkomst die als productie 16 bij de dagvaarding is overgelegd. Reden om gedaagden, Vakantiepark Zeebad en Roompot Recreatiebeheer, in rechte te betrekken is gelegen in het feit dat de overeenkomst waarvan de VvE primair nakoming vraagt, is gesloten tussen de VvE en Vakantiepark Zeebad en dat Roompot Recreatie Beheer op die overeenkomsten zou meetekenen om als hoofdelijke medeschuldenaar in te staan voor de deugdelijke nakoming door Vakantiepark Zeebad. Omdat van beide partijen nakoming wordt gevorderd, worden zij gezamenlijk aangeduid als “Roompot”. De stelling van VvE dat tussen partijen overeenstemming is bereikt terzake de (romp)overeenkomst die als productie 16 bij de dagvaarding is overgelegd veronderstelt vertegenwoordigingsbevoegd bij [de heer A]. [de heer A] staat niet als vertegenwoordigingbevoegde ingeschreven. Dat betekent evenwel niet dat hij niet bevoegd was en dat de VvE er niet op mocht vertrouwen dat hij een toereikende volmacht had om gedaagden te vertegenwoordigen. Het visitekaartje van [de heer A] vermeldt als functie: “operationeel directeur”. In die functieomschrijving ligt minst genomen besloten dat hij bevoegd was functionele afspraken, als die waar de overeenkomst tussen de VvE en Zeebad op ziet, als operationeel directeur te maken. In elk geval mocht de VvE er op vertrouwen dat hij beschikte over een volmacht om gedaagden te vertegenwoordigen, mede gelet op het feit dat:
  • hij een directiefunctie vervult en door de vertegenwoordigde werd aangeduid met “directeur”;
  • hij binnen zijn directiefunctie is belast met operationele zaken;
  • hij tijdens de zitting van 23 juni 2009 namens Roompot het proces-verbaal heeft ondertekend;
  • hij namens Roompot alle besprekingen met de VvE heeft gevoerd;
  • hij daarbij zo nu en dan werd vergezeld door [de heer B], (de algemeen directeur van Roompot) waarbij [de heer B] [de heer A] de vrije hand liet en nooit heeft aangegeven dat hij niet bevoegd was om Roompot te vertegenwoordigen en op dat punt nooit een voorbehoud heeft gemaakt;
  • [de heer A] de opsteller is geweest van de kernpuntennotitie op basis waarvan de onderhandelingen tussen partijen hebben plaatsgevonden en op basis waarvan de overeenkomst is opgesteld;
  • ook in die kernpuntennotitie waarop de overeenkomst is gebaseerd niet kenbaar is gemaakt dat hij niet bevoegd was om Roompot te vertegenwoordigen;
  • [de heer A] tijdens de onderhandelingen tussen partijen tal van toezeggingen heeft gedaan zonder een voorbehoud te maken met betrekking tot zijn bevoegdheid;
In de periode van juni 2009 en juni 2010 heeft een aantal gesprekken plaatsgevonden. Namens Roompot werden deze gesprekken gevoerd door de heer [de heer A], af en toe vergezeld door de heer [de heer B], algemeen directeur van Roompot. Op 27 november 2009 heeft [de heer A] aan de VvE een concept-overeenkomst toegestuurd als basis voor de bespreking op 1 december 2009. Nadat een aantal concepten van een overeenkomst tussen partijen over en weer was gegaan heeft de VvE het concept van 22 januari 2010 voorgelegd aan de Algemene Ledenvergadering. De leden wensten nog een aantal pragmatische wijzigingen. Vervolgens zijn partijen weer aan tafel gaan zitten. [de heer A] heeft na overleg met de VvE de “Kernnotitie 100421” opgesteld. Op de ledenvergadering van 24 april 2010 hebben de leden ingestemd met het concept van 22 januari 2010 in samenhang met de Kernnotitie. De VvE mocht er van uitgaan dat [de heer A] bevoegd was Roompot te vertegenwoordigen. De VvE verwijst naar een aantal uitspraken van de Hoge Raad, waarbij niet langer wordt uitgegaan van het zogenoemde toedoenbeginsel, waarbij van schijn van volmachtverlening enkel plaats kon zijn indien sprake was van toedoen van de achterman, maar waarbij thans dient te worden uitgegaan van het toerekenbeginsel. De VvE voegt daar nog aan toe dat het vaste rechtspraak is dat een overeenkomst nog lacunes kan bevatten die nog moeten worden ingevuld. Er lag een in hoge mate gedetailleerd concept voor. Anders dan Roompot wil doen voorkomen was er in het geheel geen onoverbrugbaar verschil van inzicht met betrekking tot de vennootschap die zich hoofdelijk mee zou verbinden; dat zou Roompot Beheer worden. Met betrekking tot het voorstel om de perceelsgrenzen te wijzigen merkt de VvE op dat het voorstel van de VvE in het belang was van Roompot. Roompot laat ook na aan te geven waarom het voorstel van de VvE voor haar niet acceptabel was. Van niet overbrugbare geschillen was geen sprake. Voorzover al komt vast te staan dat tussen partijen nog geen contractuele binding is ontstaan, heeft Roompot de onderhandelingen op onaanvaardbare wijze afgebroken, mede gelet op de belangen van de individuele eigenaren van de vakantiehuizen op het park. De punten die in de visie van Roompot nog open staan kwalificeren zich niet als wezenlijke punten die het afbreken van de onderhandelingen door Roompot kunnen rechtvaardigen.
3.3.
Roompot voert verweer. De dagvaarding is nietig. De VvE heeft Vakantiepark Zeebad en Roompot gezamenlijk met “Roompot” aangeduid, terwijl het twee verschillende vennootschappen zijn. Roompot is een financiële holding en enig aandeelhouder van Vakantiepark. Beide vennootschappen maken deel uit van Roompot Vakanties, een concern dat zich toelegt op het aanbieden van vakantieparken en actief is in het management en de exploitaties van bungalows. Roompot is op geen enkele wijze betrokken geweest bij de door de VvE in de dagvaarding omschreven feiten en omstandigheden. [de heer B] is de vertegenwoordigingsbevoegde directeur; [de heer A] is voor Vakantiepark bij het overleg met de VvE aanwezig geweest. Overleg tussen Vakantiepark en de VVE heeft geleid tot de conceptovereenkomst d.d. 22 januari 2010 die door de VvE aan haar leden is voorgelegd. Op 6 februari 2010 heeft de VvE besloten niet akkoord te gaan met dit concept. Voor Vakantiepark is steeds het uitgangspunt geweest dat zij een schriftelijke vastgestelde regeling zou krijgen op basis waarvan de ontvangst van de parkbijdragen zou worden veilig gesteld. [de heer A] is nimmer bevoegd geweest Roompot c.s. te vertegenwoordigen bij het overleg met de VvE. Dat blijkt uit het handelsregister bij de Kamer van koophandel. [de heer A] beschikte over een bijzondere volmacht om Roompot c.s. bij een comparitie van partijen op de rechtbank te vertegenwoordigen. Hij is bij onderhandelingen tussen partijen betrokken geweest omdat hij verantwoordelijk is voor de operationele gang van zaken. Het was de VvE bekend dat hij na besprekingen terugging naar [de heer B] die de beslissing moest nemen. Vakantiepark heeft geen afspraken gemaakt met de VvE over de implementatie van de overeenkomst. Door de VvE zijn voorstellen gedaan (productie 18 bij dagvaarding), maar [de heer A] heeft duidelijk aangegeven dat eerst de bevindingen van de jurist diende te worden afgewacht. (productie 20). Uit de juridische beoordeling is naar voren gekomen dat een groot deel van de door de VvE in de overeenkomst aangebrachte wijzigingen juridisch niet uitvoerbaar c.q. niet afdwingbaar waren en dat de overeenkomst geen recht zou doen aan het doel dat Vakantiepark voor ogen stond. Roompot, noch Roompot Group heeft zich bereid verklaard deel te nemen aan een driepartijen overeenkomst.

4.De beoordeling

4.1.
De rechtbank passeert het meest verstrekkende verweer dat de dagvaarding nietig is omdat de dagvaarding niet de gronden van de eis vermeldt en Vakantiepark uit de dagvaarding niet kan opmaken wanneer met Roompot hetzij Vakantiepark of Roompot wordt bedoeld, nu uit het gevoerde verweer volgt dat Vakantiepark en Roompot zeer wel in staat zijn gebleken duidelijk en gemotiveerd verweer te voeren. Dat laat onverlet dat Vakantiepark en Roompot als zelfstandige vennootschappen niet met elkaar kunnen vereenzelvigd. Uit de stukken en stellingen leidt de rechtbank af dat het geschil betrekking heeft op de relatie tussen de VvE en Vakantiepark.
4.2.
Tussen partijen hebben onderhandelingen plaatsgevonden met betrekking tot een exploitatieovereenkomst. In deze zaak gaat het om de vraag of tussen partijen terzake een overeenkomst tot stand is gekomen. Vakantiepark en Roompot hebben zich op het standpunt gesteld dat dat niet het geval is, omdat de beweerdelijk tot stand gekomen wilsovereenstemming namens hen enkel zou kunnen zijn bereikt door [de heer A], die namens hen de onderhandelingen met de VvE voerde maar die tot een dergelijke vertegenwoordiging onbevoegd was. De rechtbank stelt voorop dat, wanneer enkel zou worden gelet op de in het handelsregister opgenomen volmacht, [de heer A] niet bevoegd zou zijn geweest de overeenkomst te sluiten, maar dat dit niet wegneemt dat desondanks de VvE mocht aannemen dat hem voor het sluiten van deze overeenkomst een toereikende volmacht was verleend. Voor toerekening van schijn van volmachtverlening aan Vakantiepark en Roompot is ook plaats nu de VvE gerechtvaardigd heeft mogen vertrouwen op volmachtverlening aan [de heer A] op grond van feiten en omstandigheden die voor risico Vakantiepark en Roompot komen en waaruit naar verkeersopvattingen zodanige schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid kan worden afgeleid. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat de VvE onweersproken heeft gesteld dat de besprekingen over de door [de heer A] opgestelde kernpuntennotitie, op basis waarvan de onderhandelingen tussen partijen hebben plaatsgevonden, met instemming van [de heer B] - de bevoegde algemeen directeur van Vakantiepark en Roompot - werden gevoerd door [de heer A], dat [de heer B] enige tijd die besprekingen heeft bijgewoond en in deze besprekingen [de heer A] de vrije hand liet en nimmer heeft aangegeven dat [de heer A] niet bevoegd was om Vakantiepark te vertegenwoordigen, althans geen voorbehoud heeft gemaakt. De rechtbank is derhalve van oordeel dat [de heer B] aldus de schijn heeft gewekt dat [de heer A] bevoegd was Vakantiepark te vertegenwoordigen. De schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid kan immers ook door een niet-doen worden gewekt. Dat leidt tot het oordeel dat de VvE en Vakantiepark aan de uitkomst van de onderhandelingen gebonden zijn. Het gaat naar het oordeel van de rechtbank evenwel te ver om te verklaren voor recht dat tussen partijen een overeenkomst tot stand is gekomen zoals is overgelegd als productie 16, temeer waar dit stuk door de VvE zelf nog wordt aangeduid als een “concept d.d. 22 januari 2009 uitsluitend bestemd voor discussiedoeleinden”. Het feit dat het een discussiestuk betreft duidt er op dat nog nader overleg tussen partijen diende plaats te vinden. De rechtbank zal de vordering primair onder a. derhalve afwijzen en de subsidiaire vordering toewijzen, waarbij als uitgangspunten dienen te gelden de conceptovereenkomst van januari 2010 in samenhang met de als productie 15 overgelegde kernpuntennotitie. De rechtbank maakt daarbij geen onderscheid tussen Vakantiepark en Roompot.
4.3.
De rechtbank zal de kosten van de procedure compenseren, des dat iedere partij de eigen kosten draagt

5.De beslissing

De rechtbank:
- gebiedt Vakantiepark binnen 30 dagen na betekening van dit vonnis de onderhandelingen met de VVE voort te zetten, waarbij als uitgangspunten dienen te gelden de conceptovereenkomst van januari 2010 in samenhang met de als productie 15 overgelegde kernpuntennotitie;
- wijst het meer of anders gevorderde af;
- compenseert de kosten van de procedure des dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr M.C. de Regt en in het openbaar uitgesproken op 3 juli2013.