6.3Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich -in vereniging- schuldig gemaakt aan het plegen van twee overvallen c.q. berovingen. Hij heeft onder dreiging met een neppistool medewerkers van twee casino’s gedwongen hem geld te geven. Eén van de slachtoffers verklaart dat hij ervan overtuigd was dat het een echt vuurwapen was. Verdachte is hierbij berekend te werk gegaan. Hij heeft bij de politie verklaard dat hij geen tankstation maar een casino heeft overvallen, omdat daar meer geld te halen was. Slachtoffers van dergelijke overvallen ondervinden daarvan vaak nog gedurende lange tijd de nadelige gevolgen. Eén van de slachtoffers heeft aangegeven door het gebeuren slecht te slapen, hoofdpijn te hebben en zich onrustig en gejaagd te voelen. Bovendien veroorzaken dergelijke feiten grote onrust en gevoelens van onveiligheid in de samenleving. De rechtbank is dan ook van oordeel dat sprake is van zeer ernstige feiten, die in beginsel een aanzienlijke straf rechtvaardigen.
De rechtbank neemt tevens in aanmerking dat verdachte al eerder voor soortgelijke delicten met politie en justitie in aanraking is geweest.
Bij de bepaling van de soort en de hoogte van de straf alsmede bij de afweging om ondanks de leeftijd van verdachte een jeugdsanctie toe te passen, heeft de rechtbank rekening gehouden met de persoon van verdachte.
De rechtbank heeft in dit kader kennis genomen van de bevindingen van mevrouw G.A. Ameling, GZ-psycholoog, d.d. 20 augustus 2013. Ameling stelt dat zij aanwijzingen heeft voor een Foetaal alcohol spectrum disorder, hetgeen nader onderzocht zou moeten worden. Verder is er onder meer sprake van een gokverslaving, die een ontwrichtende invloed op verdachte lijkt te hebben. Hoewel er sprake is van een gemiddelde intelligentie, beschikt verdachte over een disharmonieus intelligentieprofiel wat het maken van een goede inschatting van zijn capaciteiten bemoeilijkt. Ameling adviseert om verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen. Zij acht een gedwongen behandeling in een gesloten setting noodzakelijk om de kans op recidive te verkleinen en de ontwikkeling van verdachte te bevorderen. Zij geeft in overweging om verdachte volgens het jeugdstrafrecht te bestraffen gezien zijn gedragsproblematiek en de onrijpe sociaal-emotionele en autonomie ontwikkeling. Dit maakt behandeling in een PIJ-instelling mogelijk. Ondanks dat de problematiek van verdachte ernstig is en zijn ontwikkelingsmogelijkheden beperkt zijn, pleit Ameling ervoor dat de kwaliteiten van verdachte benut en verstrekt worden, waardoor hij zelf, met aandacht voor zijn valkuilen, een rustiger, evenwichtiger en gezonder leven kan opbouwen. Zij acht derhalve een onvoorwaardelijk PIJ-maatregel geïndiceerd.
De heer G.H.E van Hoecke, psychiater, heeft verdachte eveneens onderzocht en concludeert op 23 augustus 2013 dat verdachte aan een ziekelijke stoornis lijdt, te weten een ontwikkelingsstoornis van zijn zenuwstelsel ten gevolge van prenatale blootstelling aan alcohol. Daarnaast is verdachte gokverslaafd en misbruikt hij cannabis. Van Hoecke acht verdachte sterk verminderd toerekeningsvatbaar. Gezien de aanwezigheid van een ernstige ontwikkelingsstoornis is Van Hoecke van mening dat het ontwikkelingsniveau van verdachte zich nog niet op een volwassen niveau bevindt. Daarom wordt geadviseerd om verdachte overeenkomstig het jeugdstrafrecht te berechten. Het recidiverisico wordt als hoog ingeschat. Verdachte heeft door zijn stoornis behoefte aan een duidelijke, overzichtelijke, gestructureerde setting. Zodra deze context wegvalt, vertoont hij volgens Van Hoecke delictgedrag. Van Hoecke is tevens van mening dat verdachte voldoet aan het gevaarcriterium en er ook hulpverlening nodig is. Deze dient aanvankelijk klinisch te worden ingezet om de ontwikkeling van verdachte gunstig te beïnvloeden. Van Hoecke adviseert eveneens tot het opleggen van een PIJ-maatregel, aangezien er noodzaak bestaat om het gedrag van verdachte in een gedwongen kader te beïnvloeden.
De rechtbank neemt de conclusie van de deskundigen over en acht verdachte verminderd toerekeningsvatbaar.
De rechtbank heeft verder acht geslagen op de door de reclassering op 3 juli 2013 en 20 september 2013 uitgebrachte adviezen, waaruit volgt dat verdachte is gediagnosticeerd met ADHD en aan een gokverslaving lijdt. Ook de reclassering acht verdachte gebaat bij een langdurige gestructureerde (aanvankelijk) klinische behandeling. Een PIJ-maatregel vormt hiervoor een geschikt kader. Het risico dat verdachte zich niet langdurig aan een voorwaardelijk kader (zoals een reclasseringstoezicht met bijzondere voorwaarden dan wel een TBS met voorwaarden) kan houden is volgens de reclassering aanzienlijk.
Toepassing jeugdstrafrecht
Zowel de officier van justitie als de raadsman van verdachte heeft verzocht om toepassing van het jeugdstrafrecht. Toepassing van het jeugdstrafrecht is op grond van artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht mogelijk indien de rechtbank daartoe grond vindt in de persoonlijkheid van de dader of de omstandigheden waaronder het feit is begaan.
Op basis van de deskundigenadviezen van Ameling en Van Hoecke ziet ook de rechtbank in de persoonlijkheid van verdachte grond tot toepassing van het jeugdstrafrecht.
Maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen
Gelet op de inhoud van de deskundigenrapportages is de rechtbank van oordeel dat de zorgen over verdachte zeer groot zijn. Beide deskundigen concluderen dat er sprake is van een ontwikkelingsstoornis en dat verdere ontwikkeling van de persoonlijkheid van verdachte ernstig bedreigd is. Behandeling van die bedreigde ontwikkeling is van primair belang. Een kortdurende behandeling zal te weinig zoden aan de dijk zetten.
Beide deskundige adviseren een behandelvorm waaraan verdachte zich niet zal kunnen onttrekken. De rechtbank ziet in de adviezen voldoende grond om verdachte een intensieve behandeling op te leggen in een gedwongen strafrechtelijk kader. Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat een voorwaardelijke PIJ-maatregel te weinig continuïteit in de behandeling en derhalve in de ontwikkeling biedt.
Intensieve behandeling is noodzakelijk met het oog op een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van verdachte en ter voorkoming van recidive. Verdachte heeft er ter zitting blijk van gegeven dat hij voldoende gemotiveerd is om deze intensieve behandeling te ondergaan. Een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel is daarvoor het passende kader.
Gelet op het voorgaande en mede aangezien de bewezen feiten misdrijven zijn waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten, en de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van deze maatregel eist en de maatregel in het belang is van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van de verdachte, zal de rechtbank verdachte de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen opleggen.