Op 13 april 2012 vond er een verkeersongeval plaats op de Van Tienhovenlaan te Oisterwijk, waarbij een personenauto in aanrijding kwam met twee voetgangers en een hond. Een van de voetgangers, mevrouw [slachtoffer], overleed als gevolg van de opgelopen verwondingen. De bestuurder van het voertuig, verdachte, stond terecht voor het primair tenlastegelegde feit dat hij onder invloed van alcohol het voertuig bestuurde en daardoor roekeloos heeft gehandeld. De rechtbank diende vast te stellen of er een oorzakelijk verband bestond tussen het alcoholgebruik van de verdachte en het ongeval. Dit vereiste een onderzoek naar de vermijdbaarheid van de aanrijding in twee scenario's: zonder alcoholgebruik en met een alcoholgehalte van 785 microgram per liter uitgeademde lucht.
Tijdens de zitting op 25 oktober 2013 werden de standpunten van de officier van justitie, mr. Van Delft, en de verdediging besproken. De officier stelde dat de verdachte niet adequaat had gereageerd door zijn vertraagde reactietijd als gevolg van alcoholgebruik, terwijl de verdediging betoogde dat de afstand van 26 meter te kort was om een aanrijding te voorkomen, ongeacht het alcoholgebruik.
De rechtbank concludeerde dat er nader onderzoek nodig was naar de verkeerssituatie en de zichtbaarheid van de voetgangers. Het proces-verbaal van de Verkeers Ongevallen Analyse gaf geen uitsluitsel over de vraag of de aanrijding vermijdbaar was. De rechtbank besloot het onderzoek ter terechtzitting te heropenen en de officier van justitie te verzoeken het benodigde onderzoek uit te voeren. De beslissing om het onderzoek te schorsen werd genomen om het belang van het onderzoek te waarborgen.