ECLI:NL:RBZWB:2013:8457

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 oktober 2013
Publicatiedatum
21 november 2013
Zaaknummer
02-984806-13
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Bakx
  • A. Dekker
  • J. Kneepkens
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot gevangenisstraf in verband met voorbereidingshandelingen voor de productie van synthetische drugs

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 oktober 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het plegen van voorbereidingshandelingen voor de productie van synthetische drugs, met name MDMA. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, in de periode van 1 september 2012 tot en met 21 mei 2013, betrokken was bij het voorhanden hebben van de stof PMK, die gebruikt wordt bij de productie van MDMA. De verdachte werd als marktdeelnemer aangemerkt omdat hij zonder vergunning geregistreerde stoffen in zijn bezit had, wat in strijd is met de Wet voorkoming misbruik chemicaliën. De rechtbank baseerde haar oordeel op de bevindingen van het NFI en het LFO, die aantoonden dat de verdachte een laboratorium had ingericht voor de productie van synthetische drugs. De rechtbank sprak de verdachte vrij van andere tenlastegelegde feiten, waaronder het voorhanden hebben van wapens en munitie, omdat er onvoldoende bewijs was dat deze aan de verdachte toebehoorden. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 30 maanden, waarbij rekening werd gehouden met de ernst van de feiten en de eerdere veroordelingen van de verdachte voor soortgelijke delicten. De rechtbank benadrukte de schadelijkheid van de productie en handel in synthetische drugs voor de volksgezondheid en het milieu.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummers: 02-984806-13 + 02-984819-13
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 15 oktober 2013
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats]
wonende te [plaats]
gedetineerd in het huis van bewaring De Boschpoort te Breda
raadsman mr. Doesburg, advocaat te Breda

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 1 oktober 2013, waarbij de officier van justitie, mr. Keeris, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging in 02-984806-13 is gewijzigd overeenkomstig artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering.
Verdachte staat terecht, terzake dat:
T.a.v. 02-984806-13
1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 september 2012
tot en met 21 mei 2013, in elk geval op 21 mei 2013 te Tilburg en/of andere
plaatsen in het arrondissement Zeeland-West-Brabant en/of elders in Nederland
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen,
althans eenmaal,om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel
10 van de Opiumwet, te weten het (telkens) opzettelijk bereiden, bewerken,
verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen en/of
buiten het grondgebied van Nederland brengen van (een) hoeveelhe(i)d(en) van
een materiaal bevattende MDMA en/of (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal
bevattende amfetamine en/of (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal
bevattende metamfetamine, (telkens) zijnde (een) middel(len) vermeld op de bij
de Opiumwet behorende lijst I en/of (een) hoeveelhe(i)d(en) van (andere)
middelen vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden
en/of te bevorderen,
- ( telkens) zich of een ander gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen
tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen en/of
- ( telkens) (een) voorwerp(en) en/of (een) vervoermiddel(en) en/of (een)
stof(fen) en/of gelden en/of (een) ander(e) betaalmiddel(en) voorhanden heeft
gehad waarvan hij wist, althans ernstige reden had om te vermoeden dat zij
bestemd waren tot het plegen van dat/die feit(en),
immers heeft/hebben hij en/of zijn, verdachtes, mededaders (telkens)
opzettelijk daartoe:
- PMK vervaardigd en/of besteld en/of voorhanden gehad en/of
- stoffen (chemicaliën) (waaronder (het natriumzout van) PMK glycide zuur
en/of APAAN en/of zoutzuur en/of zwavelzuur) besteld en/of vervoerd en/of
opgeslagen en/of voorhanden gehad en/of
- twee (blauwe) kunststof klemdeksel vaten voorzien van twee aftapkranen en/of
een boormachine met roermechaniek en/of een houten steel op een stelling
en/of maatbekers en/of elektrische dompelaars vervaardigd en/of voorhanden
gehad;
art 10a lid 1 ahf/sub 1 alinea Opiumwet
art 10 lid 4 Opiumwet
art 10 lid 5 Opiumwet
2.
hij als marktdeelnemer, op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de
periode 1 september 2012 tot en met 21 mei 2013 te Tilburg en/of andere
plaatsen in het arrondissement Zeeland-West-Brabant en/of elders in Nederland
en/of in Estland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans
alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk (een) geregistreerde
stof(fen) van categorie I van bijlage 1 van de Verordening nr. 273/2004 van
het Europees Parlement en de Raad, te weten
- ( een) hoeveelhe(i)d(en) van een stof met/inhoudende
3,4 methylenedioxyphenylpropan-2-on (PMK) en/of
- een hoeveelheid met/inhoudende
natrium 3-[3',4'-(methyleendioxy)fenyl]-2-methyl glycidezuur (het zout van PMK
glycide zuur),
zonder een door de bevoegde instanties afgegeven vergunning, met het oog op
levering in de Europese Gemeenschap, in zijn bezit heeft gehad en/of gehouden
en/of heeft
opgeslagen en/of heeft vervaardigd en/of heeft verwerkt en/of (aldus) in de
handel heeft gebracht;
(De terminologie is gebruikt in de zin van de Wet voorkoming misbruik
chemicalien, de Verordening (EG) nummer 273/2004 van het Europees Parlement
en de Raad van 11 februari 2004 inzake drugsprecursoren)
art 4 lid 2 Wet voorkoming misbruik chemicaliën
T.a.v. 02- 984819-13
1.
hij op of omstreeks 21 mei 2013 te Tilburg een of meer wapens van categorie
III, te weten
- een revolver, merk Smith & Wesson J-frame, type Airweight model 49 (The
Bodygard), kaliber .38 special en/of
- een pistool, van het kaliber 6,35 mm (.25) met bruine kunsstof greepplaten
en/of
munitie van categorie III te weten een hoeveelheid centraalvuur kogelpatronen,
kaliber .38 special en/of kaliber 9 en/of kaliber 6.35 en/of een hoeveelheid
kogelpatronen kaliber 6.35 Dynamit Nobel en/of kaliber 9x19 mm Luger en/of
kaliber 9 mm Sellier & Bellot en/of
munitie van categorie II te weten twee centraalvuur kogelpatronen kaliber 6.35
mm (.25) Winchester-Western met nitrokruit vulling
voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
art 26 lid 1 Wet wapens en munitie
2.
hij op of omstreeks 21 mei 2013 te Tilburg, althans in Nederland
al dan niet opzettelijk, een of meer radiozendappara(a)t(en), te weten een 6
band jammer (verstoorder) heeft aangelegd en/of geheel of gedeeltelijk
aangelegd, aanwezig heeft gehad en/of heeft gebruikt, terwijl voor het gebruik
ervan aan de houder van die radiozendapparaten op grond van hoofdstuk 3 van de
Telecommunicatiewet geen vergunning voor het gebruik van frequentieruimte was
verleend;
art 10.9 lid 1 Telecommunicatiewet

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich aan alle ten laste gelegde feiten schuldig heeft gemaakt. Zij baseert zich daarbij op het proces-verbaal van het observatieteam en de processen-verbaal waaruit blijkt dat bij een zoeking in de loods aan de [straatnaam] in Tilburg allerlei spullen zijn aangetroffen, zoals jerrycans met vloeistoffen, twee blauwe kunststof vaten met aftapkraan, lekbakken, een houten steel en zakken Apaan. Ook werden vuurwapens en een jammer gevonden. Verdachte heeft verklaard dat hij de loods huurt. Ook in de [adres 6] in Tilburg is een zoeking gedaan, waarbij vanuit het keukenblok diverse sporen in beslag zijn genomen. Uit rapporten van het NFI en het LFO blijkt dat de opstelling die is aangetroffen in de loods van verdachte bedoeld is om PMK glycidezuur om te zetten naar PMK. PMK is de precursor voor MDMA, genoemd op lijst 1 van de Opiumwet. Uit de rapportages van de deskundigen blijkt voorts dat verdachte PMK glycidezuur voorhanden heeft gehad. De verklaringen van verdachte zijn, mede gelet op zijn eerdere veroordelingen op dit gebied, ongeloofwaardig. De officier van justitie stelt zich voorts op het standpunt dat PMK glycidezuur, een stof waarmee men bij het LFO en het NFI tot op heden nog niet van doen had gehad, dient te worden beschouwd als een geregistreerde stof. Zij verwijst hiertoe naar het rapport van het NFI van 27 september 2013 en een vonnis van de rechtbank Haarlem van 28 juli 2011. Het NFI stelt dat PMK glycidaat en PMK glycidezuur grotendeels een vergelijkbare chemische structuur hebben. Nu PMK eenvoudig uit beide stoffen verkregen kan worden, dient PMK glycidezuur te worden beschouwd als een geregistreerde stof. Verdachte had geen vergunning voor het voorhanden hebben van deze stof, waarmee hij artikel 2 van de Wet voorkoming misbruik chemicaliën (hierna: WVMC) heeft overtreden. Aangezien verdachte geen eindproduct voorhanden heeft gehad is hij een marktdeelnemer.
De aangetroffen vuurwapens en jammer passen bij de feiten die verdachte worden verweten. Nu verdachte huurder was van de loods en deze spullen werden aangetroffen tussen spullen die bestemd waren voor de winkel van verdachte dan wel die van zijn echtgenote, houdt de officier van justitie verdachte verantwoordelijk voor deze spullen, zodat ook deze feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
T.a.v. 02-984806-13
Feit 1
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van feit 1. Er is onvoldoende gebleken dat er in Nederland strafbare handelingen zijn verricht. De inhoud van de vaten is in Estland vervangen door maïspoeder. Deze vaten zijn eerst naar de [adres 1] getransporteerd. Op dit adres is geen zoeking gedaan, noch zijn getuigen gehoord. Ook de heren [naam 1] en [naam 2] zijn niet als getuigen gehoord. Uit het verslag van het observatieteam blijkt dat er vier mensen om de vaten heen stonden. Naar deze personen is geen onderzoek verricht. Verdachte kwam pas uren nadat de vaten waren gearriveerd ter plaatse. Uit dit tijdsverloop blijkt dat er geen haast is gemaakt. Verdachte blijft bij zijn verklaring dat er slechts sprake is geweest van opslag en dat er geen productie heeft plaatsgevonden. De verbalisant van het LFO laat met zijn formulering dat er ‘met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid’ is geproduceerd, ruimte over. Er wordt geverbaliseerd dat de pallets nat waren en dat er morssporen waren. Echter, deze sporen zijn niet onderzocht. De stelling van verdachte dat er niet is geproduceerd wordt ondersteund door het feit dat er diverse spullen ontbraken voor de productie van PMK. Ook het tijdsverloop tussen de aankomst van de vaten en het arriveren van verdachte vormt een contra-indicatie voor de productie. Tenslotte is er geen onderzoek gedaan aan de andere mengprofielen die zijn aangetroffen op de handschoenen die bij verdachte in beslag zijn genomen. Gelet op dit alles kan niet worden bewezen dat er PMK is geproduceerd.
Er was weliswaar APAAN aanwezig, doch het is niet mogelijk om met de bestaande opstelling van azijnzuur en APAAN PMK te maken. Er is niet gebleken van enig voornemen om dit te doen. De raadsman concludeert primair dat verdachte moet worden vrijgesproken van de voorbereidingshandelingen. Subsidiair meent de raadsman dat het voorwaardelijk opzet alleen was gericht op het voorhanden hebben van APAAN, waarvan slechts een geringe hoeveelheid is aangetroffen.
Feit 2
De raadsman stelt zich op het standpunt dat er ook voor feit 2 onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is. Van de stof die is aangetroffen is niet met zekerheid vastgesteld welke stof het is. Het NFI heeft in de rapportage van 27 september 2013 gerapporteerd dat het kan zijn dat er sprake is van natriumzout van PMK glycidezuur, doch het NFI heeft tevens aangegeven dat het met de hoeveelheid materiaal die zij tot hun beschikking hadden niet mogelijk is om dit met zekerheid vast te stellen. De raadsman meent dat kan worden geconcludeerd dat er geen sprake is van een stof die voorkomt op de lijst van de Opiumwet dan wel de Wet voorkoming misbruik chemicaliën en de Verordening (EG) nr. 273/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 inzake drugsprecursoren (PbEU L 47) (hierna te noemen Verordening nr. 273/2004). Er is geen sprake van een geregistreerde stof als bedoeld in artikel 2 van de Verordening nr. 273/2004 aangezien er meer dan een eenvoudige bewerking nodig is om de stof te bewerken tot PMK. Voorts kan verdachte niet worden aangemerkt als marktdeelnemer in de zin van artikel 2 van de Verordening nr. 273/2004. Voor een veroordeling op grond van de WVMC moet bewezen worden dat iemand als markdeelnemer is betrokken bij de aflevering van geregistreerde stoffen aan een ander dan wel bij de opslag, vervaardiging, productieverwerking, handel, distributie of handelsbemiddeling in geregistreerde stoffen met het oog op het afleveren van geregistreerde stoffen aan een ander. Uit het dossier blijkt niet dat verdachte betrokken was bij het maken van een precursor noch dat hiertoe het voornemen bestond. De raadsman concludeert tot vrijspraak van feit 2.
T.a.v. 02-9848190-13
Feit 1
De raadsman betoogt dat uit het dossier niet blijkt waar de wapens en munitie zijn aangetroffen. Nu ook andere personen dan verdachte toegang hadden tot de loods, kunnen ook zij de wapens daar neergelegd hebben. Het Openbaar Ministerie heeft hier geen onderzoek naar gedaan. Niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de aangetroffen wapens en munitie van verdachte waren.
Feit 2
Dit zelfde geldt voor de jammer. Ook hiervan blijkt uit het dossier niet waar deze is aangetroffen, evenmin blijkt van wetenschap van verdachte. Er is geen sporenonderzoek aan de jammer gedaan. Nu ook anderen toegang tot de loods hadden, kan niet wettig en overtuigend worden bewezen dat de jammer van verdachte was.
Verdachte dient derhalve van alle feiten te worden vrijgesproken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
T.a.v. 02-984806-13
Feit 1
Op 16 mei 2013 is bij de FIOD een Rechtshulpverzoek (RHV) uit Estland binnengekomen, gericht aan de officier van justitie van het Landelijk Parket, waarbij is verzocht om een gecontroleerde aflevering te verrichten van twee vaten waarin de stof PMK is aangetroffen. [1] Bij onderzoek door de Estse autoriteiten is vastgesteld dat deze vaten bestemd zouden zijn voor een afnemer in Nederland. Met toestemming van de Estse officier van justitie is de stof vervangen door een legale stof en op 14 mei 2013 vrijgegeven aan de Estse afnemer [naam 1] die ze heeft overgedragen aan een Estse transportonderneming. De vaten moesten worden afgeleverd bij [naam 3], [adres 1] te Tilburg. In het kader van het RHV is een technisch hulpmiddel geplaatst [2] en is gebruik gemaakt van observatie om de vaten gecontroleerd af te kunnen leveren. [3] Op 21 mei 2013 werd de partij geobserveerd waarbij werd vastgesteld dat de krat met vaten werd afgeleverd op het adres [adres 1] te Tilburg. [4] De vaten zijn overgeladen in een personenauto en werden afgeleverd aan de achterzijde van het woonhuis aan de [adres 2] in Tilburg. Een bestelbus, merk Mercedes type Sprinter, voorzien van het kenteken [kenteken 1], stopte later bij het adres [adres 2]. Een man stapte uit en ging naar binnen, waarna de bus doorreed. Later reed een Volkswagen Caddy met kenteken [kenteken 2] tussen de huizen door aan de [adres 3] in Tilburg. Eerdergenoemde Mercedes Sprinter en de Volkswagen Caddy staan beide op naam van [verdachte] geregistreerd. Omstreeks 15.53 uur werd gezien dat de eerder genoemde Mercedes Sprinter in de [adres 6] reed en met de achterzijde een loods op nummer 115 inreed. De [adres 6] ligt haaks op de [adres 3] te Tilburg. Omstreeks 16.07 uur werd gezien dat de Caddy wegreed. Gezien werd dat uit de Caddy een grote kale blanke man stapte die contact maakte met de man in de Mercedes bus. Te 16.38 uur werd gezien dat zowel de Mercedes als de Caddy zijn aangekomen bij een loods achter de [adres 4] te Tilburg, waarvan het feitelijk adres [adres 5] te Tilburg betreft. Er wordt gezien dat er goederen uit de sprinter worden geladen, waaronder twee 5 liter jerrycans. [5] Dit werd gedaan door de kale man en een jongere man met een petje. Uit de Caddy worden de twee vaten gehaald en eveneens in de loods gezet. Ook wordt gezien dat er nog meer blauwe jerrycans van ongeveer 5 liter uit de Mercedes worden gehaald en in de loods gezet. Gelet op het aldus ontstane vermoeden dat er sprake was van strafbare feiten, gerelateerd aan de Opiumwet en/of de WVMC, gepleegd in de loods, werd de loods aan de [straatnaam] binnen getreden en zijn de drie aanwezige personen, waaronder verdachte, aangehouden. [6] Hierbij zijn onder meer in beslag genomen een houten roerstok, een witte kunststof lekbak met bruine druppels, twee blauwe tonnen van 220 liter waarvan een met klemdekselvat, een witte lekbak met een restant vloeistof, een witte jerrycan 20 liter met een restant vloeistof, 2 een plastic maatbeker van 1 liter bevattende een restant bruine drab, een Dewalt boormachine met roermechaniek, 2 gebruikte dompelaars, een kartonnen doos met een zak apaan, 2 witte kunststof vaten (waarvan een met een verwarmingselement), 5 witte jerrycans van 20 liter met vloeistof, 6 zwarte jerrycans van 25 liter, waarvan 3 zwavelzuur inhoudende en 1 zoutzuur, 2 kleine bruine kartonnen vaten inhoudende gelig poeder en een vacuüm seal machine. [7] Door een verbalisant van de Landelijke Faciliteit Ondersteunen Ontmantelen (LFO) werd een kleine hoeveelheid vloeistof die werd aangetroffen in de lekbak veiliggesteld en met behulp van een microchemische kleurreactie test getest. [8] Dit gaf een positieve verkleuring, indicatief voor de aanwezigheid van MDMA. In de loods werd eveneens een kartonnen doos aangetroffen met een plastic zak met een hoeveelheid licht geel poeder. [9] Een monster uit deze plastic zak werd geïdentificeerd als α-fenylacetacetonitrile (APAAN). De diverse aangetroffen goederen werden bemonsterd. [10] Van een vijftal monsters werd een spoedanalyse gedaan door het NFI. Daaruit bleek het volgende. Het SIN-nummer AAE10314NL (bemonstering van een houten roerstok) bevat PMK en een lage concentratie piperonal. [11] De SIN-nummers AAE10316NL (bemonstering van een blauw 220 liter klemdeksel vat met 2 aftappunten) en AAE10326NL (monster van een witte 20 liter jerrycan inhoudende 10 liter licht gele vloeistof) bevatten PMK in water. Het SIN-nummer AAE10321NL (bemonstering van een plastic liter maatbeker met bruine drab op de bodem) bevat PMK en piperonal. Het monster AAE10333NL (bemonstering van een witte 25 liter jerrycan gevuld met circa 20 liter donker bruine vloeistof) bevat PMK. Door het LFO is gerapporteerd dat met behulp van de aangetroffen klemdekselvaten en de ENON dompelaars eenvoudig een omzettingsopstelling kan worden gemaakt welke kan worden gebruikt bij de omzetting van PMK-glycidaat in PMK. [12] Op basis van de aangetroffen chemicaliën, productieapparatuur, opstelling, mate van besmetting en aangetroffen half/eindproducten heeft het LFO geconcludeerd dat er sterke aanwijzingen zijn dat er in de loods een pre-precursor, mogelijk een PMK-glycidaat is omgezet in PMK. [13] De huurder van de loods aan de [straatnaam] is verdachte. [14] Verdachte is gehuwd met [naam 4]. [15] [naam 4] is eigenaar van de loods aan de [adres 6] te Tilburg. [16] Op 5 juni 2013 werd een doorzoeking gedaan van de loods aan de [adres 6]. In de spoelbank van het keukenblokje zaten bruine olieachtige spetters. [17] Deze stof werd bemonsterd en door middel van een kleurreactie test positief getest op de aanwezigheid van MDMA. Er werden diverse voorwerpen veiliggesteld en bemonsterd. De monsters met SIN nummer AAFG2940NL, AAFG2941NL en AAFG2944NL bevatten PMK en piperonal. [18] PMK is ook aangetroffen op het horloge van verdachte. [19] Dit horloge is evenals een paar latex handschoenen in de fouillering van verdachte aangetroffen. [20] De buitenzijde van de handschoenen werden bemonsterd, welke bemonstering PMK, piperonal en een lage concentratie PMK-glycidaat bevatte. [21] Het NFI heeft uitgebreid onderzoek verricht aan hetgeen is aangetroffen in de loods aan de [adres 5] te Tilburg. [22] Daarbij is geconcludeerd dat een groot deel van het onderzochte materiaal PMK bevat, waarvan een deel in een waterige vloeistof. Op betreffende locatie is zowel PMK als APAAN aangetroffen. Een groot deel van de aldaar aanwezige materialen past bij de omzetting van PMK vanuit een afgeleide van PMK glycidinezuur. Via een rechtshulpverzoek heeft het NFI eveneens de beschikking gekregen over de stof die oorspronkelijk in de Estse vaten zat en aldus bedoeld was om te worden afgeleverd op de [straatnaam]. [23] Uit onderzoek is gebleken dat dit poeder het natriumzout bevat van 3-[3’,4’-(methyleendioxy)fenyl]-2-methylglycidezuur. Er is onderzocht of het aangetroffen materiaal met een soortgelijk omzettingsproces als bekend uit een eerdere zaak kon worden omgezet in PMK. Hierbij is een recept gebruikt dat mede werd gebaseerd op de resultaten verkregen uit het onderzoek van de materialen die in de loods op de [straatnaam] zijn aangetroffen. In twee stappen werd de stof omgezet in PMK.
Op grond van het bovenstaande acht de rechtbank feit 1 wettig en overtuigend bewezen. Verdachte huurde een loods waarin diverse spullen zijn aangetroffen die allemaal betrekking hebben op danwel in verband te brengen zijn met de productie van precursoren. Ook in de loods die op naam staat van zijn echtgenote zijn hiervan sporen aangetroffen. De onderzoeken van het LFO en het NFI hebben genoegzaam aangetoond dat met de aanwezige apparatuur en chemicaliën de productie van synthetische drugs kon worden voorbereid. De rapportage van het LFO naar aanleiding van vragen van de advocaat van verdachte is naar het oordeel van de rechtbank niet voor een andere uitleg vatbaar. Gelet op hetgeen is aangetroffen in de loods meent de deskundige van het LFO met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid dat er op de genoemde locatie is geproduceerd. [24] Om de productie te starten moeten alleen de chemicaliën in de klemdeksel vaten worden gebracht waarna (eventueel) de chemicaliën mechanisch worden gemengd en waarna verwarming kan plaatsvinden. Buiten het mengen en plaatsen van ENON dompelaars en het klaarzetten van de lekbak die op een van de klemdeksel vaten lag, was de procesopstelling gereed voor productie. De rechtbank acht de verklaring van verdachte dat hij de spullen slechts in opslag had dan ook niet geloofwaardig. Zij neemt daarbij nadrukkelijk in aanmerking dat verdachte niet onbekend is met synthetische drugs aangezien hij reeds eerder voor dergelijke feiten is veroordeeld.
Feit 2
Op grond van het voorgaande is vastgesteld dat verdachte piperonylmethylketon (PMK; 3,4-methyleendioxyfenylpropaan-2-on) en piperonal voorhanden heeft gehad. [25] Uit informatie van de douane blijkt dat verdachte niet staat geregistreerd in verband met afgifte van activiteitenvergunningen, registratieverklaringen of uitvoervergunningen in het kader van de WVMC, noch zijn er in het verleden aan verdachte dergelijke vergunningen/verklaringen verstrekt. [26] Voornoemde stoffen staan vermeld op bijlage I van de Verordening nr. 273/2004 en de bijlage behorende bij Verordening (EG) nummer 111/2005 betreffende voorschriften voor het toezicht op de handel tussen de Gemeenschap en derde landen in drugsprecursoren. Naar beide Verordeningen wordt verwezen in de Wet voorkoming misbruik chemicaliën. Het natriumzout van 3-[3’, 4’-(methyleendioxy)fenyl]-2-methylglycidezuur, dat verdachte eveneens voorhanden heeft gehad, staat niet vermeld op de lijsten behorende bij de Wet voorkoming misbruik chemicaliën of de Opiumwet. De vraag die thans voorligt is of deze stof aangemerkt kan worden als ”geregistreerde stof” in de zin van de (EU)-verordeningen 273/2004 en 111/2005. Anders dan de raadsman, is de rechtbank van oordeel dat deze stof wel degelijk als zodanig kan worden beschouwd gelet op de volgens het NFI betrekkelijk eenvoudige wijze waarop PMK kan worden vrijgemaakt uit deze stof.
Vervolgens moet worden bezien of verdachte kan worden aangemerkt als marktdeelnemer.
Artikel 2, aanhef en onderdeel a, van de WVMC bepaalt dat het verboden is om te handelen in strijd met voorschriften, gesteld bij of krachtens onder meer artikel 3, tweede en derde lid van de Verordening nr. 273/2004. In artikel 2, onderdeel d, van deze Verordening is marktdeelnemer gedefinieerd als elke natuurlijke of rechtspersoon die betrokken is bij het in de handel brengen van geregistreerde stoffen. Voor het zijn van marktdeelnemer is vereist dat men betrokken is bij ofwel de levering van geregistreerde stoffen, ofwel de opslag, vervaardiging, productieverwerking, handel, distributie of handelsbemiddeling in deze stoffen. Ten aanzien van de tweede genoemde mogelijkheid geldt dat deze handelingen moeten zijn verricht met het oog op de levering van geregistreerde stoffen, zo leest de rechtbank deze definitie.
Ten aanzien van feit 1 heeft de rechtbank vastgesteld dat verdachte voorbereidingshandelingen in de zin van artikel 10a van de Opiumwet heeft gepleegd. PMK wordt gebruikt bij de productie van MDMA, het belangrijkste bestanddeel van de zogeheten XTC-pillen. In de loods op de [straatnaam] is een conversielab aangetroffen, bedoeld om een grondstof, precursor, voor synthetische drugs te winnen. In het dossier zijn geen aanwijzingen voorhanden dat verdachte betrokken is bij de uiteindelijke productie van deze pillen, zodat de rechtbank aanneemt dat de PMK bestemd was om te worden afgeleverd aan een ander. Dit betekent dat verdachte als marktdeelnemer in de zin van Verordening 273/2004 kan worden aangemerkt. De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 21 mei 2013 als marktdeelnemer zonder vergunning de geregistreerde stof PMK, en de als geregistreerd te beschouwen stof (het zout van) PMK glycidezuur voorhanden heeft gehad. Het dossier biedt te weinig aanknopingspunten om vast te stellen dat verdachte ook bij de invoer betrokken is geweest.
T.a.v. 02-984806-13
Feit 1 en 2
De rechtbank is met de raadsman van oordeel dat op grond van dit dossier onvoldoende kan worden vastgesteld dat verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van de wapens, de munitie en de jammer. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat er weliswaar wordt aangegeven dat de jammer op een vensterbank is aangetroffen, maar dat dit voorts niet wordt onderbouwd. Daarnaast geldt voor zowel de wapens en de munitie als de jammer dat er meerdere personen toegang hadden tot de loods, hetgeen de mogelijkheid openhoudt dat anderen dan verdachte verantwoordelijk zijn voor de aanwezigheid van bovengenoemde zaken. Concluderend acht de rechtbank onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden voor deze feiten zodat de rechtbank verdachte van deze feiten vrij zal spreken.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
T.a.v. 02-984806-13
1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 september 2012
tot en met 21 mei 2013, in elk gevalop 21 mei 2013 te Tilburg
en/of andere
plaatsen in het arrondissement Zeeland-West-Brabant en/of elders in Nederland
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen,
althans eenmaal,om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel
10 van de Opiumwet, te weten het
(telkens)opzettelijk bereiden, bewerken,
verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren
en/of binnen en/of
buiten het grondgebied van Nederland brengenvan
(een)hoeveelhe
(i)d
(en
)van
een materiaal bevattende MDMA en
/of (een)hoeveelhe
(i)d
(en
)van een materiaal
bevattende amfetamine
en/of (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal
bevattende metamfetamine, (telkens)zijnde
(een)middel
(len
)vermeld op de bij
de Opiumwet behorende lijst I
en/of (een) hoeveelhe(i)d(en) van (andere)
middelen vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I,voor te bereiden
en/of te bevorderen,
-
(telkens)zich of een ander gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen
tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen en
/of
-
(telkens) (een)voorwerp
(en
)en
/of (een)vervoermiddel
(en
)en
/of (een)
stof
(fen
) en/of gelden en/of (een) ander(e) betaalmiddel(en)voorhanden heeft
gehad waarvan hij wist,
althans ernstige reden had om te vermoedendat zij
bestemd waren tot het plegen van
dat/die feit
(en
),
immers heeft
/hebbenhij
en/of zijn, verdachtes, mededaders (telkens)
opzettelijk daartoe:
- PMK
vervaardigd en/of besteld en/ofvoorhanden gehad en
/of
- stoffen (chemicaliën) (waaronder (het natriumzout van) PMK glycide zuur
en
/ofAPAAN en
/ofzoutzuur en
/ofzwavelzuur)
besteld en/of vervoerd en/of
opgeslagen en
/ofvoorhanden gehad en
/of
- twee
(blauwe
)kunststof klemdeksel vaten voorzien van twee aftapkranen en
/of
een boormachine met roermechaniek en
/ofeen houten steel op een stelling
en
/ofmaatbekers en
/ofelektrische dompelaars
vervaardigd en/ofvoorhanden
gehad;
2.
hij als marktdeelnemer, op
een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de
periode 1 september 2012 tot en met21 mei 2013 te Tilburg
en/of andere
plaatsen in het arrondissement Zeeland-West-Brabant en/of elders in Nederland
en/of in Estland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans
alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens)opzettelijk
(een)geregistreerde
stof
(fen
)van categorie I van bijlage 1 van de Verordening nr. 273/2004 van
het Europees Parlement en de Raad, te weten
-
(een)hoeveelhe
(i)d
(en
)van een stof
met/inhoudende
3,4 methylenedioxyphenylpropan-2-on (PMK) en
/of
- een hoeveelheid
met/inhoudende
natrium 3-[3',4'-(methyleendioxy)fenyl]-2-methyl glycidezuur (het zout van PMK
glycide zuur),
zonder een door de bevoegde instanties afgegeven vergunning, met het oog op
levering in de Europese Gemeenschap, in zijn bezit heeft gehad
en/of gehouden
en/of heeft
opgeslagen en/of heeft vervaardigd en/of heeft verwerkt en/of (aldus) in de
handel heeft gebracht;
(De terminologie is gebruikt in de zin van de Wet voorkoming misbruik
chemicalien, de Verordening (EG) nummer 273/2004 van het Europees Parlement
en de Raad van 11 februari 2004 inzake drugsprecursoren)
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 3 jaar, met aftrek van het voorarrest.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman stelt zich op het standpunt dat de straf zoals door de officier is geëist veel te hoog is. Hij verzoekt een straf op te leggen die vele malen lager is.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan voorbereidingshandelingen als bedoeld in artikel 10a van de Opiumwet en heeft zich als marktdeelnemer schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van stoffen waarvoor op grond van de WVMC een vergunning vereist is. Dit zijn ernstige feiten.
De productie van en handel in synthetische harddrugs dient krachtig te worden bestreden in verband met de schadelijkheid voor de volksgezondheid. Het gebruik van deze harddrugs brengt immers gezondheidsrisico’s met zich mee zoals de mogelijkheid van blijvende schade aan het centrale zenuwstelsel. Naast het gevaar voor de volksgezondheid schuilt in de productie van synthetische harddrugs nog ander gevaar. De rechtbank wijst op de schade aan het milieu, veroorzaakt door dumpingen van vrijkomende chemische afvalstoffen en op het ontploffingsgevaar dat bij de productie van synthetische harddrugs aanwezig is. Verdachte heeft zich om al deze gevolgen niet bekommerd en slechts gehandeld uit winstbejag.
Bij de bepaling van de strafmaat heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de persoon van verdachte en de straffen die doorgaans worden opgelegd voor soortgelijke feiten. Voorts houdt zij rekening met het feit dat verdachte reeds eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld. De eerder opgelegde straffen hebben hem blijkbaar er niet van weerhouden zich opnieuw in te laten met dergelijke criminele activiteiten.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van
30 maanden noodzakelijk is. De rechtbank ziet geen ruimte voor een andere of lichtere sanctie.

7.Het beslag

De officier van justitie heeft ter zitting de onttrekking aan het verkeer gevorderd van een aantal goederen die onder verdachte in beslag zijn genomen. Daarnaast heeft zij verzocht om het beslag op de sporen te laten voortduren.
7.1
De onttrekking aan het verkeer
De hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer.
De voorwerpen behoren aan verdachte toe en zijn van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en/of het algemeen belang.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 10, 27, 57 en 91 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 2, 10, 10a, 13 en 14 van de Opiumwet, de artikelen 2 en 25 van de Wet voorkoming misbruik chemicaliën en de artikelen 1, 2, 6 en 87 van de Wet op de economische delicten, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
T.a.v. 02-9848190-13
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan beide tenlastegelegde feiten;
T.a.v. 02-984806-13
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:Een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voorbereiden of bevorderen door voorwerpen en stoffen voorhanden te hebben,
waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit;
feit 2:Overtreding van een voorschrift gesteld bij of krachtens artikel 2 van de Wet voorkoming misbruik chemicaliën, opzettelijk begaan;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 30 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- verklaart onttrokken aan het verkeer de inbeslaggenomen voorwerpen, geregistreerd onder de volgende beslagnummers:
A-1-1-1 t/m A1-1-11, A-1-5-1, A-1-3-1, A-1-3-9, A-1-3-10, A-1-3-15, A-1-2-1, A-1-2-2,
A-1-2-3, A-1-2-4, A-1-2-5, A-1-3-16, A-1-3-17, A-1-3-1 t/m A-1-3-5, A-1-3-7, A-1-3-8, A-1-3-14, A-1-2-6, A-2-1-1, A-2-2-1, A-1-3-14, PL204K 2013098362-2, PL204K 2013098362-5, C-3, C-4, C-5, C-7, C-8 en C9;
Dit vonnis is gewezen door mr. Bakx, voorzitter, mr. Dekker en mr. Kneepkens, rechters, in tegenwoordigheid van Van Beijsterveldt, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 15 oktober 2013.
De griffier en mr. Kneepkens zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt -tenzij anders vermeld- bedoeld het eindproces-verbaal met dossiernummer 52161 van Belastingdienst/FIOD kantoor Eindhoven, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 000001 tot en met 100147.
2.Het proces-verbaal van inzet technisch hulpmiddel, pagina 070142.
3.Het proces-verbaal van observatie, pagina 080084 t/m 080088.
4.Het proces-verbaal doorzoeking ter inbeslagname [adres 6] Tilburg, pagina 070109.
5.Het proces-verbaal doorzoeking ter inbeslagname [adres 6] Tilburg, pagina 070110.
6.Het proces-verbaal doorzoeking, pagina 070002.
7.De bijlage bij het proces-verbaal doorzoeking, pagina 070004 t/m 070007.
8.Het proces-verbaal bevindingen ondersteuning LFO, pagina 070074.
9.Het proces-verbaal bevindingen ondersteuning LFO, pagina 070076.
10.Het proces-verbaal bevindingen ondersteuning LFO, pagina 070078/070079.
11.Deskundigenrapportage NFI van 23 mei 2013, pagina 070104.
12.Het proces-verbaal bevindingen ondersteuning LFO, pagina 070082.
13.Het proces-verbaal bevindingen ondersteuning LFO, pagina 070083.
14.Het proces-verbaal van verhoor verdachte, pagina 050061.
15.Het proces-verbaal van verhoor verdachte, pagina 050046.
16.Het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagname [adres 6], pagina 070110.
17.Het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagname [adres 6], pagina 070111.
18.De deskundigenrapportage van het NFI van 6 september 2013, pagina 100070.
19.De deskundigenrapportage van het NFI van 4 juli 2013, pagina 070048.
20.Het proces-verbaal aanvraag benoeming deskundige mbt. aangetroffen voorwerpen, pagina 070042.
21.De deskundigenrapportage van het NFI van 4 juli 2013, pagina 070048.
22.De deskundigenrapportage van het NFI van 19 juli 2013, pagina 100038.
23.De deskundigenrapportage van het NFI van 5 september 2013, pagina 100062 t/m 100066.
24.Het proces-verbaal d.d. 16 september 2013 van het LFO, pagina 100083 t/m 100092.
25.De deskundigenrapportage van het NFI van 5 september 2013, pagina 100066.
26.Het geschrift, zijnde een brief van de Douane Groningen d.d. 3 juni 2013, pagina 080196.