Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Ontstaan en loop van het geding.
8 december 2012 voor respectievelijk de jaren 2008 en 2007 navorderingsaanslagen vennootschapsbelasting opgelegd.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 november 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen een BV en de inspecteur van de Belastingdienst over navorderingsaanslagen vennootschapsbelasting voor de jaren 2007 en 2008. De belanghebbende, vertegenwoordigd door een gemachtigde, had bezwaar gemaakt tegen de navorderingsaanslagen, maar de inspecteur had niet tijdig uitspraak gedaan op deze bezwaren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de inspecteur in gebreke was, omdat de beslistermijnen voor het doen van uitspraak op bezwaar waren overschreden. De rechtbank oordeelde dat het beroep tegen het niet tijdig beslissen op het bezwaar tegen de navorderingsaanslag voor 2007 niet-ontvankelijk was, omdat de ingebrekestelling prematuur was. Voor de navorderingsaanslag van 2008 was de rechtbank van oordeel dat de inspecteur niet had voldaan aan zijn verplichtingen, waardoor de belanghebbende recht had op een dwangsom. De rechtbank heeft de inspecteur veroordeeld tot het betalen van een dwangsom van € 1.260 en gelast dat de inspecteur binnen twee weken na de uitspraak alsnog op het bezwaar beslist. Daarnaast zijn de proceskosten van de belanghebbende vergoed en is het griffierecht terugbetaald. De uitspraak is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.