Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Ontstaan en loop van het geding.
nadat alle besprekingen over de geschilpunten definitief zijn afgerond en nadat de standpunten van partijen definitief zijn geworden.".
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 november 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende en de inspecteur van de Belastingdienst over de vraag of de inspecteur een dwangsom heeft verbeurd wegens het niet tijdig beslissen op bezwaar. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2008, welke aanslagen waren opgelegd na een boekenonderzoek. De gemachtigde van de belanghebbende had in februari 2012 akkoord gegeven voor uitstel van de beslissing op bezwaar, maar er was geen schriftelijke bevestiging van de inspecteur dat dit uitstel was geaccepteerd. De rechtbank oordeelde dat de termijn voor het doen van uitspraak op bezwaar op 23 februari 2012 was verstreken en dat de inspecteur in gebreke was gebleven. De rechtbank stelde vast dat de inspecteur een dwangsom van € 1.260 had verbeurd, omdat hij niet tijdig op het bezwaar had beslist. De rechtbank gelastte de inspecteur om binnen twee weken na de uitspraak alsnog een besluit te nemen op het bezwaar, op straffe van een dwangsom van € 50 per dag, met een maximum van € 7.500. Tevens werd de inspecteur veroordeeld in de proceskosten van de belanghebbende, vastgesteld op € 109,25, en moest hij het griffierecht van € 44 vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid tot verzet tegen deze uitspraak binnen zes weken.