In deze zaak heeft eiser, geboren op 15 september 1984 en lijdend aan de ziekte van Duchenne, beroep ingesteld tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Vlissingen. Dit besluit, genomen op 24 januari 2013, betrof de afwijzing van eisers aanvraag voor een rolstoeltaxivervoer in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Eiser is volledig zorg- en rolstoelafhankelijk en woont in een AWBZ-instelling. Hij heeft een aanvraag ingediend voor een nieuwe rolstoelbus, maar het college heeft deze aanvraag afgewezen, omdat eiser gebruik kan maken van collectief vervoer in de vorm van rolstoeltaxivervoer.
Tijdens de zitting op 4 november 2013 heeft eiser, bijgestaan door zijn ouders en gemachtigde, zijn bezwaren tegen het besluit toegelicht. Eiser heeft aangevoerd dat het collectief vervoer niet voldoet aan zijn specifieke behoeften, vooral omdat hij altijd deskundige begeleiding nodig heeft en zijn hobby, het vliegen met modelvliegtuigen, niet kan uitoefenen met het collectieve vervoer. De rechtbank heeft vastgesteld dat het college onvoldoende rekening heeft gehouden met de bijzondere omstandigheden van eisers situatie en de extra beperkingen die het collectief vervoer met zich meebrengt.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de afwijzing van de aanvraag voor een rolstoeltaxivervoer niet in stand kan blijven, omdat deze in strijd is met artikel 15 van de Verordening. Bovendien heeft de rechtbank vastgesteld dat het college ten onrechte niet heeft overwogen of er aanleiding was voor toepassing van de hardheidsclausule. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en de gevraagde vervoersvoorziening toegekend, waarbij het college is veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiser.