ECLI:NL:RBZWB:2013:8886

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 november 2013
Publicatiedatum
2 december 2013
Zaaknummer
02-800535-11
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. van Atteveld
  • A. Dekker
  • J. Kneepkens
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van brandstichting door gebrekkig politieonderzoek en onbetrouwbare getuigenverklaring

In de strafzaak tegen de verdachte, die niet als ingezetene in de basisadministratie is ingeschreven, heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 20 november 2013 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van brandstichting in een woning te Tilburg op 18 mei 2011. Tijdens de zitting was de verdachte niet aanwezig, maar haar raadsman, mr. E. Aerts, was wel aanwezig. De officier van justitie, mr. Huizinga, heeft de rechtbank verzocht om de verdachte schuldig te verklaren, maar de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor een veroordeling.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er aanwijzingen waren dat de verdachte betrokken was bij de brand, zoals het aantreffen van motorbenzine op haar schoenen. Echter, de getuige die eerder een belastende verklaring had afgelegd, heeft op de zitting een veel minder stellige verklaring gegeven. De rechtbank uitte haar zorgen over de wijze waarop deze getuige door de politie was gehoord, en concludeerde dat de verklaring niet bruikbaar was voor het bewijs.

Uiteindelijk oordeelde de rechtbank dat er geen wettig en overtuigend bewijs was dat de verdachte de brand had gesticht. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het ten laste gelegde feit, en dit vonnis werd uitgesproken door de meervoudige kamer, bestaande uit mr. Van Atteveld, mr. Dekker en mr. Kneepkens, in aanwezigheid van griffier De Roos.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-800535-11
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 20 november 2013
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats]
niet als ingezetene in de basisadministratie persoonsgegevens ingeschreven en zonder bekende feitelijke woon- of verblijfplaats in Nederland
raadsman mr. E. Aerts, advocaat te Tilburg

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 20 november 2013. Verdachte is niet verschenen. Wel is verschenen haar gemachtigde raadsman. De officier van justitie,
mr. Huizinga, en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

Verdachte staat terecht, terzake dat:
zij op of omstreeks 18 mei 2011 te Tilburg opzettelijk brand heeft gesticht
in een woning (gelegen aan de [adres]), immers heeft
verdachte toen aldaar opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met
motorbenzine, althans met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan deze
woning, geheel of gedeeltelijk is verbrand, in elk geval brand is ontstaan in
die woning, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die woning en/of omliggende
woningen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of
gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de bewoners van de omliggende
woningen, in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel
voor een ander of anderen, te duchten was.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de haar ten laste gelegde brandstichting.
Zij is van mening dat er weliswaar aanwijzingen zijn dat verdachte de brand heeft gesticht, onder andere te weten het feit dat verdachte motorbenzine op haar schoenen had, welke brandstof schijnt te zijn gebruikt bij de brandstichting, maar nu [getuige 1] op zitting heeft verklaard dat zij er vanuit ging dat zij verdachte vlak voor of vlak na de brand op straat zag lopen omdat de persoon die daar liep dezelfde huidskleur had als verdachte en daarmee haar eerdere verklaring bij de politie over de identiteit van de op straat lopende persoon heeft afgezwakt, en er verder geen bewijs is voor de betrokkenheid van verdachte bij de brand, is er een zodanig gat in de bewijsvoering dat vrijspraak zou dienen te volgen, aldus de officier van justitie.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman kan zich verenigen met het standpunt van de officier van justitie.
Hij is eveneens van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is voor een bewezenverklaring van de ten laste gelegde brandstichting.
Vast staat dat op 18 mei 2011 een brand heeft gewoed in de woning van verdachte aan de [adres] in Tilburg.
Verdachte heeft van meet af aan ontkend iets met deze brand te maken te hebben gehad.
Uit het verrichte, overigens naar het oordeel van de rechtbank gebrekkige, onderzoek van de politie en de brandweer zou afgeleid kunnen worden dat deze brand is ontstaan door het tot ontbranding brengen van motorbenzine. Op de klaarblijkelijk op de bewuste dag door verdachte gedragen schoenen zijn stoffen aangetroffen die deels mogelijk afkomstig zijn van motorbenzine. Dit zou een mogelijke aanwijzing kunnen zijn dat verdachte betrokken is bij de brandstichting in haar woning.
Een tweede aanwijzing voor die betrokkenheid zou te vinden kunnen zijn in de door [getuige 1] tegenover de politie afgelegde verklaring inhoudende dat zij ongeveer 10 minuten voordat de brand uitbrak haar overbuurvrouw die woont op het adres [adres] te Tilburg, door de straat zag lopen. Deze getuige is op zitting gehoord en heeft toen verklaard dat zij zich de brand van 18 mei 2011 nog kan herinneren. Zij heeft naar het oordeel van de rechtbank op zitting echter een veel minder stellige verklaring afgelegd over de identiteit van de persoon die zij op straat zag lopen, dan in het proces-verbaal van verhoor van getuige weergegeven. Zij heeft op zitting verklaard dat zij op 18 mei 2011 een donker gekleurde vrouw op straat zag lopen. Omdat zij wist dat op het adres [adres] een donker gekleurde vrouw woonde, heeft zij toen misschien de conclusie getrokken dat de vrouw die zij zag lopen de vrouw van [adres] was. De rechtbank heeft zorg over de wijze waarop deze getuige door de politie is gehoord. Het betreft een slechts in concept opgenomen proces-verbaal van verhoor, van ongeveer 10 regels, zonder dat blijkt dat gevraagd is naar de redenen van wetenschap van de getuige en dit proces-verbaal derhalve niet veel meer dan gissingen weergeeft. Zo heeft de getuige op zitting ook verklaard dat zij de persoon die zij zag lopen niet aan kleding of andere kenmerken heeft herkend als zijnde de bewoonster van [adres]. Gelet op de verklaring die [getuige 1] op zitting heeft afgelegd, is de rechtbank, met de officier van justitie en de verdediging, van oordeel dat niet is vast komen te staan dat verdachte degene was die [getuige 1] op straat heeft zien lopen. De rechtbank acht haar verklaring dan ook niet bruikbaar voor het bewijs.
In het dossier zijn verder door de rechtbank geen aanknopingspunten aangetroffen die verdachte op een of andere wijze in verband kunnen brengen met de oorzaak van de brand.
De rechtbank acht daarom niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde brandstichting heeft begaan en zal haar dan ook van dit feit vrijspreken.

5.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het tenlastegelegde feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. Van Atteveld, voorzitter, mr. Dekker en mr. Kneepkens, rechters, in tegenwoordigheid van De Roos, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 20 november 2013.
Mr. Kneepkens is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.