Uitspraak
1.Onderzoek van de zaak
2.De tenlastelegging
3.De voorvragen
4.De beoordeling van het bewijs
5.De beslissing
spreekt verdachte vrijvan het tenlastegelegde feit.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In de strafzaak tegen de verdachte, die niet als ingezetene in de basisadministratie is ingeschreven, heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 20 november 2013 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van brandstichting in een woning te Tilburg op 18 mei 2011. Tijdens de zitting was de verdachte niet aanwezig, maar haar raadsman, mr. E. Aerts, was wel aanwezig. De officier van justitie, mr. Huizinga, heeft de rechtbank verzocht om de verdachte schuldig te verklaren, maar de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor een veroordeling.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er aanwijzingen waren dat de verdachte betrokken was bij de brand, zoals het aantreffen van motorbenzine op haar schoenen. Echter, de getuige die eerder een belastende verklaring had afgelegd, heeft op de zitting een veel minder stellige verklaring gegeven. De rechtbank uitte haar zorgen over de wijze waarop deze getuige door de politie was gehoord, en concludeerde dat de verklaring niet bruikbaar was voor het bewijs.
Uiteindelijk oordeelde de rechtbank dat er geen wettig en overtuigend bewijs was dat de verdachte de brand had gesticht. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het ten laste gelegde feit, en dit vonnis werd uitgesproken door de meervoudige kamer, bestaande uit mr. Van Atteveld, mr. Dekker en mr. Kneepkens, in aanwezigheid van griffier De Roos.