Uitspraak
1.Onderzoek van de zaak
2.De tenlastelegging
3.De voorvragen
4.De beoordeling van het bewijs
5.De beslissing
spreekt verdachte vrijvan het feit zoals dit zowel primair, subsidiair als tweede subsidiair tenlastegelegd is.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In de strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van ontucht met zijn dochter, heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 17 december 2013 uitspraak gedaan. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 3 december 2013, waarbij de officier van justitie, mr. Van Dorst, en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De tenlastelegging omvatte meerdere seksuele handelingen, waaronder het betasten van de borsten en vagina van het slachtoffer, en het seksueel binnendringen van het lichaam van het slachtoffer, dat zijn dochter was. De feiten zouden zich hebben afgespeeld tussen 30 juni 2002 en 31 maart 2009.
De officier van justitie vroeg vrijspraak voor de primair en subsidiair tenlastegelegde feiten, omdat er geen steunbewijs in het dossier aanwezig was. Wel achtte zij het tweede subsidiair tenlastegelegde feit, de aanranding, bewezen op basis van de verklaring van het slachtoffer en getuigen. De verdediging daarentegen betwistte de betrouwbaarheid van het slachtoffer en stelde dat de verklaringen inconsistent waren.
De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende wettig bewijs was om de verdachte te veroordelen. De verklaringen van het slachtoffer en getuigen waren niet overtuigend genoeg om aan de juridische maatstaf van wettig en overtuigend bewijs te voldoen. De rechtbank concludeerde dat er geen andere bewijsmiddelen waren die de verklaring van het slachtoffer konden ondersteunen. Daarom sprak de rechtbank de verdachte vrij van alle tenlastegelegde feiten.
De beslissing werd genomen door de meervoudige kamer, bestaande uit mr. Kok als voorzitter, mr. Veldhuizen en mr. Dekker, en werd uitgesproken ter openbare zitting op 17 december 2013.