Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.De procedure
- brief van 3 oktober 2013 met producties 1 tot en met 6,
- brief van 18 oktober 2013 met producties 7 tot en met 24,
- brief van 21 oktober 2013 met aanvulling van de producties 8 en 24,
- brief van 29 november 2013 met producties 25 tot en met 30,
- conclusie houdende antwoord inzake de incidentele conclusie tot tussenkomst subsidiair voeging, de akte wijziging eis incidentele conclusie alsook de aanvullende conclusie tot tussenkomst subsidiair voeging, tevens houdende producties, tevens houdende voorwaardelijke aanvulling van eis,
- correctie ten behoeve van de zitting met betrekking tot verwijzingen naar producties in voetnoten bij de conclusie van antwoord in het incident van Argonaut tot tussenkomst;
- brief van 16 oktober 2013 met de incidentele conclusie tot tussenkomst, subsidiair voeging met producties 1 tot en met 8,
- brief van 18 oktober 2013 met producties 9 tot en met 13,
- brief van 21 oktober 2013 met akte wijziging eis in de conclusie tot tussenkomst, subsidiair voeging, met producties 14 tot en met 16,
- brief van 26 november 2013 met aanvullende incidentele conclusie tot tussenkomst, subsidiair voeging,
- brief van 28 november 2013 met producties 17 tot en met 23,
- brief van 28 november 2013 met de map met alle producties 1 tot en met 23 en de tot dan toe ingediende conclusies en aktes.
2.Het geschil in de hoofdzaak
3.Het geschil in het incident tot tussenkomst dan wel voeging
4.De feiten
“S6. De aan de adviseurs gestelde opleidingseisen en ervaringseisenOnderdeel 1ArtsenDe artsen hebben het diploma van een officieel erkende postacademische opleiding op het terrein van “maatschappij en gezondheid” of “indicatie en advies” behaald. Zij staan als arts ingeschreven in het BIG-register. De artsen beschikken minimaal over twee jaar ervaring met de uitvoering van de Wmo”.
“nee”.
“In dit verband vragen wij concreet om:
per in uw offerte genoemde arts het diploma van een officieel erkende postacademische opleiding op het terrein van “maatschappij en gezondheid” of het diploma van een officieel erkende postacademische opleiding op het terrein van “indicatie en advies” te verstrekken;
(..)
(..)
- het diploma Postdoctorale opleiding sociale geneeskunde tak Verzekeringsgeneeskunde;
- de gevolgde (geaccrediteerde) nascholing, zoals geregistreerd bij SGRC (GAIA) o.a. op het gebied van Maatschappij en Gezondheid en Indicatie en Advies;
- de BIG-registratie, waarin [naam arts] is vermeld als arts met als specialisme
“Arbeid en gezondheid – verzekeringsgeneeskunde”.
Tevens heeft Argonaut vermeld dat [naam arts] meer dan 20 jaar ervaring heeft met de uitvoering van de Wmo (daarvoor GMD-voorzieningen en Wvg), alsmede dat [naam arts] op dat moment in het kader van keuringen GPK en second opinions Wmo voor de Walcherse gemeenten werkzaam is.
“U vraagt mij de volgende vraag voor u te beantwoorden: “kan de specialisatie Verzekeringsgeneeskunde behaald in 1985 worden opgevat als een diploma op het terrein van indicatie en advies?”Het antwoord op deze vraag luidt ontkennend omdat de specialisatie verzekeringsgeneeskunde voor 31 december 2001 werd gevolgd en afgesloten, en verzekeringsgeneeskunde op zichzelf geen opleiding was die kon leiden tot registratie als arts indicatie en advies.Bij de instelling van de profielen maatschappij en gezondheid, waaronder het profiel sociaal-medische indicatiestelling en advisering (art. A.3 CSG Besluit Maatschappij en Gezondheid van 24 maart 2006) is bepaald dat de opleiding sociaal-medische indicatiestelling en advisering opleidde voor de registratie arts indicatie en advies. In afwijking daarvan werd een overgangsregeling van kracht (artikel E.1 tweede lid). Op basis daarvan konden artsen die voldeden aan eisen van voorafgaande werkzaamheid en deskundigheidsbevordering een verzoek tot registratie als profielarts doen. Een van de eisen was dat in de vijf jaar voorafgaand aan de aanvraag gemiddeld 40 uur postacademische deskundigheidsbevordering was gevolgd die relevant was voor het betreffende profiel en die de breedte daarvan besloeg. De aanvraag diende voor 31 december 2006 bij de SGRC te worden ingediend. De relevante scholing moest in de periode na 31 december 2001 zijn gevolgd.De wetenschappelijke vereniging voor het profiel sociaal-medische indicatiestelling en advisering, de VIA, heeft destijds bepaald dat voor de overgangsregeling tenminste twee modulen van elk 51 uur, te weten de module AWBZ en de module sociaal-medische indicatiestelling en advisering in kader WVG moesten zijn gevolgd. De specialisatie verzekeringsgeneeskunde is voor de overgangsregeling niet als relevante deskundigheidsbevordering in het profiel sociaal medische indicatiestelling en advisering aangemerkt.Ik heb even moeten zoeken waar de overgangsregeling kon vinden op onze site en vondhttp://knmg.artsennet.nl/Opleiding-en-herregistratie/RGS-1/Ingetrokken-beleidsregels-SGRC.htmA.2.4:overgangsregeling en de gewijzigde overgangsregeling Maatschappij en Gezondheid voor artsen. (…)
5.De ontvankelijkheid in het incident en in de hoofdzaak
in het incident
6.De grondslag van de vorderingen en verweren
op het terrein vanindicatie en advies en dat indicatie en advies in de jaren tachtig deel uitmaakte van die opleiding. In dit verband licht Argonaut toe dat [naam arts] modules heeft gevolgd die intern worden gegeven, meer speciaal de modules “Sociaal medische advisering in het kader van de Wmo” en “Sociaal medische advisering in het kader van de AWBZ”. Het volgen van deze modules neemt enige maanden in beslag en die modules besteden uitgebreid aandacht aan de ontwikkelingen op het gebied van indicatie en advies. Ter onderbouwing van deze stelling verwijst Argonaut naar verklaringen van dhr. [naam arts 2], verzekeringsarts en oud-voorzitter van de NVVG, alsmede een verklaring van de huidige voorzitter van de NVVG.
7.De beoordeling
8.De kostenveroordeling
816,00