ECLI:NL:RBZWB:2013:BY8473

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 januari 2013
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
02/800304-12
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Hertsig
  • A. Kok
  • J. Struijs
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bedreiging met alarmpistool en diefstal uit ziekenhuis

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 11 januari 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 6 januari 2012 in het Franciscus Ziekenhuis te Roosendaal een beveiligingsmedewerker heeft bedreigd met een alarmpistool. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, die zonder vaste woon- of verblijfplaats was en op dat moment gedetineerd in het huis van bewaring De Boschpoort te Breda, met een alarmpistool in de lucht heeft geschoten en daarbij dreigende woorden heeft geuit. De bedreiging vond plaats nadat de beveiligingsmedewerker de verdachte had aangesproken en in zijn tas wilde kijken. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de primair tenlastegelegde diefstal met geweld, omdat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte goederen uit het ziekenhuis had gestolen. Echter, de rechtbank achtte de subsidiair tenlastegelegde bedreiging en het voorhanden hebben van een alarmpistool en pepperspray wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de feiten, het strafblad van de verdachte en de rapportage van het Pieter Baan Centrum, waaruit bleek dat de verdachte lijdt aan een autismespectrumstoornis en antisociale en narcistische persoonlijkheidstrekken. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 maanden en de maatregel van TBS met dwangverpleging opgelegd, waarbij de duur van de TBS maximaal vier jaar zal zijn. De rechtbank heeft geoordeeld dat de veiligheid van anderen het opleggen van deze maatregel eist, gezien het hoge recidivegevaar van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Locatie Breda
Team strafrecht
parketnummer: 02/800304-12
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 11 januari 2013
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [datum en plaats]
zonder vaste woon- of verblijfplaats
thans gedetineerd in het huis van bewaring De Boschpoort te Breda
raadsman mr. Van Beers, advocaat te Roosendaal
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 17 december 2012, waarbij de officier van justitie, mr. Emmen, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. Het onderzoek ter zitting is gesloten op de zitting van 28 december 2012.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1:
primair: diefstal met geweld heeft gepleegd,
subsidiair: iemand heeft bedreigd;
Feit 2:
een gas- of alarmpistool voorhanden heeft gehad;
Feit 3:
een busje pepperspray voorhanden heeft gehad.
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten 1 (primair), 2 en 3 heeft begaan. Hij baseert zich daarbij ten aanzien van feit 1 (primair) op het volgende. Aangever [naam aangever] heeft in de plastic tas van verdachte drie dozen met latex handschoenen gezien, die volgens de aangever ook in het ziekenhuis worden gebruikt. Aangever [naam aangever] heeft in de plastic tas ook minstens vijf dozen met batterijen gezien. In de woning van verdachte zijn paarse latex handschoenen aangetroffen en een getuige heeft verklaard dat dergelijke latex handschoenen en de batterijen ook in het ziekenhuis worden gebruikt. Verdachte zegt dat hij de spullen in de plastic tas niet uit het ziekenhuis heeft gestolen, maar hij weigert een verklaring af te leggen over waar de spullen dan wel vandaan komen. Daarnaast heeft verdachte al voordat hij het wapen trok tegen aangever [naam aangever] en getuige [getuige 1] gelogen over de reden van zijn aanwezigheid in het ziekenhuis. In samenhang bezien blijkt uit het voorgaande, aldus de officier van justitie, dat verdachte de diefstal met geweld (feit 1 primair) heeft begaan.
Ten aanzien van feit 2 en 3 baseert de officier van justitie zich op de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting ten aanzien van het voorhanden hebben van het alarmpistool met munitie en de pepperspray.
4.2 Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft ter terechtzitting bekend dat hij op 6 januari 2012 in het Franciscus Ziekenhuis te Roosendaal was en dat hij de persoon op de camerabeelden is. Hij werd aangesproken door een beveiligingsmedewerker, die in zijn tas wilde kijken. Verdachte heeft ter terechtzitting bekend dat hij een alarmpistool met munitie bij zich had en dat hij daarmee in de lucht heeft geschoten. Verdachte deed dit op het moment dat die beveiligingsmedewerker aanstalten maakte om hem tegen te houden toen hij wilde wegrennen. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat het kan zijn dat hij daarbij heeft gezegd “Ik schiet je kapot godverdomme”. Verdachte heeft ter terechtzitting voorts feit 3 bekend.
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van feit 1 (primair) en wijst er daarbij op dat verdachte ontkent de goederen in de plastic tas uit het ziekenhuis te hebben gestolen en dat het ziekenhuis geen aangifte van diefstal heeft gedaan. Alternatieve scenario’s, waaronder het door verdachte geschetste scenario waarin hij de goederen in de plastic tas heeft meegenomen op ziekenbezoek in het ziekenhuis, kunnen niet worden uitgesloten. Ten aanzien van feit 1 (subsidiair), feit 2 en feit 3 refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Verdachte was op 6 januari 2012 in het Franciscus Ziekenhuis te Roosendaal en heeft daar een beveiligingsmedewerker van dat ziekenhuis, de heer [initialen] [naam aangever], bedreigd met een alarmpistool. Verdachte heeft met het alarmpistool in de lucht geschoten en daarbij geroepen “Ik schiet je kapot godverdomme, ik ga nu weg”. Verdachte deed dit nadat de heer [naam aangever] in de plastic tas van verdachte had gekeken en verdachte had verzocht mee terug het ziekenhuis in te lopen. In de plastic tas zaten verschillende goederen, waaronder drie dozen met latex handschoenen en vijf verpakkingen met batterijen. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij het alarmpistool trok en daarbij de bedreiging uitte, zodat hij weg kon rennen en de heer [naam aangever] hem niet zou tegenhouden. Verdachte was namelijk bang dat het alarmpistool zou worden ontdekt wanneer hij mee het ziekenhuis in zou gaan en dat hij dan zou worden opgepakt. De rechtbank concludeert hieruit dat verdachte opzettelijk heeft gehandeld.
Met de verdediging is de rechtbank van mening dat er in de bewijsmiddelen geen steun is te vinden voor de stelling van de officier van justitie dat verdachte de goederen in de plastic tas uit het Franciscus Ziekenhuis heeft gestolen. Het ziekenhuis heeft geen aangifte van diefstal gedaan, omdat niet vastgesteld kon worden dat op 6 januari 2012 goederen uit het ziekenhuis zijn ontvreemd. Het is wel vreemd dat verdachte stelt met volle tassen op ziekenbezoek te zijn gegaan in het ziekenhuis, dat hij tegen twee personen heeft gelogen over de reden van zijn aanwezigheid in het ziekenhuis, dat verdachte geen duidelijkheid geeft over de herkomst van de goederen in de tas en dat de goederen in de tas overeenkomsten vertonen met goederen uit het ziekenhuis. Echter, alles bij elkaar genomen levert dat te weinig concreet bewijs op om te kunnen concluderen dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte de goederen uit het ziekenhuis heeft gestolen. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het primair achter 1 tenlastegelegde.
Gelet op de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting en de aangifte van de heer [naam aangever] acht de rechtbank het subsidiair achter 1 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
Ook het onder 2 tenlastegelegde acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op 6 januari 2012 te Roosendaal een alarmpistool bij zich droeg. In het alarmpistool zaten meerdere patronen. De rechtbank slaat niet alleen acht op de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting, maar ook op de aangifte van de heer [naam aangever]. De heer [naam aangever] verklaart: “Ik zag de rechterhand opgeheven tot op schouderhoogte een pistool in zijn hand met de loop niet op mij gericht. Het pistool was geen revolver maar een pistool wat op jullie dienstwapen lijkt”. Ook op het feit dat er op de parkeerplaats van het Franciscus Ziekenhuis een lege patroonhuls is aangetroffen slaat de rechtbank acht. Deze patroonhuls was van het kaliber 9 mm hetgeen inhoudt dat zij kan zijn verschoten met een vuurwapen dat geschikt is voor gas- en alarmpatronen van het kaliber 9 mm P.A.K. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat de aangetroffen patroonhuls waarschijnlijk van het door hem gebruikte alarmpistool afkomstig is. De rechtbank concludeert hieruit dat verdachte op 6 januari 2012 een alarmpistool van categorie III met munitie van categorie III voorhanden had.
Het onder 3 tenlastegelegde acht de rechtbank eveneens wettig en overtuigend bewezen. Op 23 maart 2012 werd te Roosendaal in het linker voorportier van het voertuig van verdachte een busje pepperspray aangetroffen en in beslag genomen. Het busje had onder meer als opschriften: “Walther”, “Prosecur, High Performance Pfeffer Spray”, “enthalt 10% Oleoresin Capsicum”, “inhalt 74 ml” en “haltbar bis 03.2016”. Het busje is vermoedelijk een voorwerp dat bestemd voor het treffen van personen met peperspray, zijnde een traanverwekkende stof. Het is een wapen in de zin van artikel 2 lid 1, categorie II onder 6 van de Wet wapens en munitie. Verdachte heeft ter terechtzitting bekend feit 3 te hebben begaan.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1. subsidiair
op 06 januari 2012 te Roosendaal [initialen] [naam aangever] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht
immers heeft verdachte opzettelijk dreigend met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, een schot gelost en deze dreigend de woorden toegevoegd : "Ik schiet je kapot godverdomme, ik ga nu weg
2.
op 06 januari 2012 te Roosendaal een wapen, zijnde een alarmpistool van categorie III en bijbehorende munitie van categorie III voorhanden heeft gehad;
3.
op 23 maart 2012 te Roosendaal een spuitbusje (met o.a als opschriften: "Walther Prosecur, High perfomance Pfeffer Spray, enthalt 10% Oleoresin Capsicum, inhalt 74 ml, haltbar bis 03.2016), zijnde een voorwerp
bestemd voor het treffen van personen met een traanverwekkende stof van de categorie II, onder 6°, voorhanden heeft gehad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de bewezen verklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
5 De strafbaarheid
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van achttien maanden met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast vordert de officier van justitie dat aan verdachte de maatregel van TBS met dwangverpleging zal worden opgelegd.
De officier van justitie heeft bij zijn eis rekening gehouden met de ernst van met name feit 1 (primair) en de ernstige gevolgen daarvan voor het slachtoffer. Ook het strafblad van verdachte heeft de officier bij zijn eis betrokken. Aan verdachte zijn in het verleden reeds de maatregelen van plaatsing in een jeugdinrichting en TBS met dwangverpleging opgelegd. De door verdachte gepleegde strafbare feiten vertonen qua ernst een stijgende lijn. Aanvankelijk werden de feiten gepleegd jegens dieren, nu jegens een mens. Verdachte heeft daarbij bovendien een wapen gebruikt. Ook de door het NIFP over de persoon van verdachte opgemaakte rapportage d.d. 21 september 2012 betrekt de officier van justitie bij zijn eis. Het NIFP heeft een stoornis in het autistisch spectrum en antisociale en narcistische persoonlijkheidstrekken vastgesteld bij verdachte en adviseert TBS met dwangverpleging.
De TBS mag langer dan vier jaar duren, omdat er sprake is van een misdrijf dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Verdachte heeft namelijk een wapen getrokken, waarmee hij heeft geschoten en, zo blijkt uit de aangifte, er is ook sprake geweest van lichamelijk contact tussen verdachte en het slachtoffer. Met een alarmpistool kun je weliswaar niet iemand doodschieten, maar je kunt er wel iemand mee verwonden, bijvoorbeeld door op de ogen te schieten.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft er voor gepleit dat geen TBS wordt opgelegd, omdat feit 1 (subsidiair) niet zo ernstig is dat TBS gerechtvaardigd is. Verdachte heeft immers slechts in de lucht geschoten. Het wapen was bovendien geen vuurwapen, maar een alarmpistool. Daarnaast is er van verdachte geen (ander) geweld uitgegaan, bijvoorbeeld door te schoppen of te slaan. Van recidivegevaar is evenmin sprake nu verdachte sinds zijn vrijlating op 19 november 2008 niet voor een geweldsfeit in aanraking is geweest met politie en justitie.
Indien de rechtbank TBS met dwangverpleging zou opleggen dan kan de TBS niet langer dan vier jaar duren, omdat er geen sprake is van een misdrijf dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Enkel verbale dreiging met geweld is niet voldoende om te kunnen spreken van een dergelijk misdrijf. Het alarmpistool dat verdachte toonde was niet geschikt om gevaar te veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het menselijk lichaam.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft het slachtoffer bedreigd met een alarmpistool. Hij heeft met het alarmpistool in de lucht geschoten en daarbij geroepen dat hij het slachtoffer kapot zou schieten. De rechtbank acht dit een ernstig feit. Het slachtoffer heeft bij de politie verklaard dat hij op dat moment vreesde voor zijn leven. Het spreekt voor zich dat dit incident een traumatische ervaring is geweest voor het slachtoffer en ook onrust veroorzaakt in de maatschappij. Daarnaast heeft verdachte een alarmpistool met munitie en pepperspray voorhanden gehad.
De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoon van verdachte, zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en uit de rapportage van het Pieter Baan Centrum (PBC) d.d. 21 september 2012. Uit deze rapportage blijkt dat verdachte al lange tijd preoccupaties en fascinaties voor onder meer wapens en geweld heeft, dat hij antisociale en narcistische persoonlijkheidstrekken heeft, dat er sprake is van een autismespectrumstoornis en van trekken van psychopathie en dat verdachte een gestoorde agressiehuishouding heeft. Ten aanzien van feit 1 en feit 2 moet verdachte daarom volgens de deskundigen van het PBC verminderd toerekeningsvatbaar worden geacht. De rechtbank neemt deze conclusie van de gedragsdeskundigen van het PBC over.
De kans op recidive wordt door de deskundigen van het PBC groot geacht, omdat verdachte door zijn autistische stoornis niet in staat is om op adequate wijze te reageren op nieuwe situaties of een dwarsboming van zijn plannen. Door zijn gestoorde agressiehuishouding ontsteekt hij dan in woede, waarbij hij niet in staat is om rekening te houden met de gevoelens van anderen. Het onderhavige delict, waarbij met een alarmpistool is geschoten, wordt door de deskundigen daarom geduid als een zeer inadequate overreactie op het optreden van de beveiligingsmedewerker. De deskundigen wijzen er op dat er sprake is van een zekere mate van escalatie van het gewelddadig gedrag van verdachte. Het delict waarvoor hij eerder een PIJ-maatregel kreeg opgelegd, betrof het vernielen van goederen. Het delict waarvoor hij daarna TBS met dwangverpleging kreeg opgelegd, betrof geweld tegen dieren. Nu gaat het over een ernstige doodsbedreiging tegen een mens. Onder verwijzing naar het strafblad van verdachte neemt de rechtbank ook deze conclusie van de deskundigen over.
Gelet op de ernst van het delict acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 10 maanden passend en geboden.
Daarnaast ziet de rechtbank redenen voor het opleggen van de maatregel van TBS met dwangverpleging. De rechtbank acht dit noodzakelijk gelet op de rapportage van het PBC. Het PBC adviseert de maatregel van TBS met dwangverpleging op te leggen. Het is volgens het PBC niet te verwachten dat een minder vergaande maatregel dan die van TBS met dwangverpleging het recidivegevaar voldoende zou kunnen beperken. Dit gelet op de ernst van de stoornis van verdachte, de hoge kans op recidive en het gebrek aan probleembesef en behandelmotivatie bij verdachte. Ook ter terechtzitting heeft verdachte blijk gegeven van een gebrek aan probleembesef en behandelmotivatie.
Aan de wettelijke voorwaarden voor het opleggen van TBS met dwangverpleging wordt voldaan nu verdachte lijdt aan een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens, de onder feit 1 subsidiair ten laste gelegde bedreiging in artikel 37a lid 1 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) wordt genoemd als misdrijf waarvoor de maatregel kan worden opgelegd en de veiligheid van anderen het opleggen van de maatregel eist. De rechtbank deelt dan ook niet het standpunt van de verdediging dat de ernst van het delict het opleggen van TBS met dwangverpleging niet rechtvaardigt.
De rechtbank is van oordeel dat de bedreiging niet kan worden aangemerkt als misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen in de zin van artikel 38e lid 1 Sr. De rechtbank heeft daarbij de volgende overweging uit het arrest van het Gerechtshof Arnhem d.d. 30 mei 2011 (LJN: BQ6616) tot uitgangspunt genomen:
“In het verleden heeft het hof beslist, dat wel van een dergelijk misdrijf kan worden gesproken, indien de bedreiging op de een of andere wijze nader is ondersteund en/of aannemelijk is geworden dat die bedreiging ook daadwerkelijk tenuitvoer-gebracht zou worden (onder meer Gerechtshof Arnhem 1 maart 1999, NJ 2000/74, LJN AB7560).
Thans meent het hof een meer beperkte uitleg te moeten geven aan dat begrip, in die zin, dat het in zijn algemeen van oordeel is, dat voor het aannemen van een misdrijf als hier bedoeld vereist is, dat een dreigende uiting voorafgegaan, vergezeld, of gevolgd wordt door niet-verbaal handelen dat naar zijn aard agressief is jegens de bedreigde; gedacht wordt bijvoorbeeld aan het tonen van een wapen of het met een auto inrijden op een persoon.
Aan de aannemelijkheid van uitvoering van het misdrijf waarmee werd gedreigd wenst het hof op grond van zijn interpretatie van de parlementaire geschiedenis in zijn algemeenheid geen betekenis meer toe te kennen, omdat een dergelijke inschatting niet of nauwelijks (alsnog) gemaakt kan worden op basis van objectief vast te stellen feiten en omstandigheden. Het kan niet meer zijn dan een verwachting van wat er verder (na de dreiging) wellicht had kunnen gebeuren.”
Verdachte heeft zijn verbale dreiging kracht bijgezet door het tonen van een alarmpistool en daarmee in de lucht te schieten. De rechtbank is echter van oordeel dat er in dit geval wel betekenis toekomt aan de aannemelijkheid van uitvoering van het misdrijf waarmee door verdachte werd gedreigd, omdat de inschatting van die aannemelijkheid in dit geval wel kan worden gemaakt op basis van objectief vast te stellen feiten en omstandigheden. Het is immers onaannemelijk dat het slachtoffer letsel zou bekomen ten gevolge van het in de lucht schieten door verdachte met het alarmpistool. Verdachte heeft het alarmpistool immers niet op het slachtoffer gericht.
Nu derhalve niet kan worden gesteld dat de bedreiging door met een alarmpistool in de lucht te schieten gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van het slachtoffer, is niet voldaan aan de in artikel 38e lid 1 Sr neergelegde voorwaarde voor het opleggen van een ongemaximeerde TBS.
De rechtbank ziet in de tekst van artikel 38e lid 1 Sr géén ruimte om bij het oordeel of er sprake is van een gemaximeerde TBS met dwangverpleging te betrekken dat aan verdachte reeds eerder de maatregelen van plaatsing in een jeugdinrichting en TBS met dwangverpleging zijn opgelegd en dat er sprake is van een hoog recidiverisico, hoe wenselijk een ongemaximeerde TBS uit oogpunt van behandeling en beveiliging van de maatschappij ook moge zijn. De duur van de TBS met dwangverpleging zal derhalve maximaal vier jaar bedragen.
7 Het beslag
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank de teruggave aan verdachte zal gelasten van de in beslag genomen voorwerpen die op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst zijn genummerd: 671190, 671520 en 671525 en de onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen voorwerpen die op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst zijn genummerd: 728046, 728048, 728060, 728067, 719589 en 719590. De officier heeft ten aanzien van de in beslag genomen uitdraai van de deurregistratie van het ziekenhuis (op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst genummerd: 671526) gevorderd dat de rechtbank zal gelasten dat deze zal worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende.
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank omtrent hetgeen moet gebeuren met de in beslag genomen voorwerpen.
7.1 De teruggave aan verdachte
De rechtbank zal de teruggave aan verdachte gelasten van de hierna in de beslissing te noemen in beslag genomen voorwerpen, aangezien deze voorwerpen niet vatbaar zijn voor
verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en onder verdachte in beslag zijn
genomen.
7.2 De onttrekking aan het verkeer
De rechtbank zal de onttrekking aan het verkeer gelasten van de hierna in de beslissing te noemen in beslag genomen voorwerpen, aangezien gebleken is dat de feiten zijn begaan
met behulp van deze voorwerpen respectievelijk aangezien deze voorwerpen bij gelegenheid van het onderzoek naar het door verdachte begane feit zijn aangetroffen en ze kunnen dienen tot het begaan van soortgelijke feiten. Het ongecontroleerd bezit van deze voorwerpen is bovendien in strijd met de wet en het algemeen belang.
7.3 De bewaring ten behoeve van de rechthebbende
De rechtbank zal de bewaring ten behoeve van de rechthebbende gelasten van het hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerp, aangezien thans niemand als rechthebbende kan worden aangemerkt.
8 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 10, 27, 36b, 36c, 36d, 37a, 37b, 57, 91 en 285 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26, 55, 56 en 60 van de Wet wapens en munitie zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
9 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het onder 1 primair ten laste gelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 (subsidiair): Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
feit 2: Voorhanden hebben van een wapen en munitie van categorie III;
feit 3: Voorhanden hebben van een wapen van categorie II;
- verklaart verdachte strafbaar;
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 10 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest
heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde
gevangenisstraf;
Maatregel
- gelast de terbeschikkingstelling van verdachte, met verpleging van overheidswege;
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van de in beslag genomen voorwerpen die op de aan dit
vonnis gehechte beslaglijst zijn genummerd: 671190, 671520 en 671525;
- verklaart onttrokken aan het verkeer de in beslag genomen voorwerpen die op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst zijn genummerd: 728046, 728048, 728060, 728067, 719589 en 719590;
- gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van het in beslag genomen voorwerp dat op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst is genummerd: 671526.
Dit vonnis is gewezen door mr. Hertsig, voorzitter, mr. Kok en mr. Struijs, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Goofers, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 11 januari 2013.
De griffier en mr. Hertsig zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
1.
hij op of omstreeks 06 januari 2012 op de Boerhaavelaan, althans op een
openbare weg, te Roosendaal met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
heeft weggenomen drie, althans een of meer dozen inhoudende latex handschoenen
en/of vijf, althans een of meer dozen inhoudende batterijen en/of een bundel
tie-wraps, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan het
Franciscus Ziekenhuis, in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van
geweld en/of bedreiging met geweld tegen [initialen] [naam aangever], gepleegd met het
oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om
bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken,
hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke
bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, met een
vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, een schot (in de
lucht) heeft afgevuurd en/of die [naam aangever] dreigend heeft toegevoegd: "Ik
lucht) heeft afgevuurd en/of die [naam aangever] dreigend heeft toegevoegd: "Ik
schiet je kapot godverdomme, ik ga nu weg", althans woorden van soortgelijke
dreigende aard en/of strekking;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht
subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 06 januari 2012 te Roosendaal [initialen] [naam aangever] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling,
immers heeft verdachte opzettelijk dreigend met een vuurwapen, althans een op
een vuurwapen gelijkend voorwerp, een schot heeft gelost en/of (daarbij) deze
dreigend de woorden toegevoegd : "Ik schiet je kapot godverdomme, ik ga nu
weg"", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 06 januari 2012 te Roosendaal een wapen, zijnde een gas-
of alarmpistool van categorie III en/of bijbehorende munitie van categorie III
voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
art 26 lid 1 Wet wapens en munitie
3.
hij op of omstreeks 23 maart 2012 te Roosendaal een spuitbusje (met o.a als
opschriften: "Walther Prosecur, High perfomance Pfeffer Spray, enthalt 10%
Oleoresin Capsicum, inhalt 74 ml, haltbar bis 03.2016), zijnde een voorwerp
bestemd voor het treffen van personen met (een) giftige en/of verstikkende
en/of weerloosmakende en/of traanverwekkende stof(fen) van de categorie II,
onder 6°, voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
art 26 lid 1 Wet wapens en munitie