ECLI:NL:RBZWB:2013:BY9407

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 januari 2013
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
800212-12
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. Van Kralingen
  • mr. Struijs
  • mr. Van Triest
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor ontucht en vervaardigen van kinderporno met minderjarige meisjes

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 28 januari 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontucht met twee minderjarige meisjes, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], en het vervaardigen van kinderporno. De verdachte ontkende de feiten, maar de rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de meisjes voldoende betrouwbaar waren om als bewijs te dienen. Een deskundigenrapport over de betrouwbaarheid van de verklaringen werd deels niet gevolgd door de rechtbank, die oordeelde dat de verklaringen van de meisjes, ondanks enige inconsistenties, voldoende bewijs boden voor de bewezenverklaring van de ontuchtige handelingen. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het meermalen betasten van de meisjes en het tonen van zijn geslachtsdeel aan hen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het primair ten laste gelegde feit van seksueel binnendringen, omdat daar onvoldoende bewijs voor was. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met als bijzondere voorwaarden een ambulante behandeling voor zedendelinquenten en een contactverbod met de slachtoffers. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, die psychisch beschadigd zijn door het handelen van de verdachte. De rechtbank oordeelde dat de straf passend was, gezien de aard van de delicten en de ontkennende houding van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Locatie Breda
Team strafrecht
parketnummer: 800212-12
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 28 januari 2013
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [datum en plaats]
wonende te [adres]
raadsman mr. Van Asselt, advocaat te Roosendaal
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 14 januari 2013, waarbij de officier van justitie, mr. Huizenga, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1: in de periode van 1 januari 2010 tot en met 10 oktober 2011 seks heeft gehad met [slachtoffer 1], mede bestaande uit het seksueel binnendringen in het lichaam van die [slachtoffer 1],
dan wel dat hij ontuchtige handelingen met haar heeft gepleegd, terwijl zij de leeftijd van 12 jaar, maar nog niet die van 16 jaar, had bereikt;
feit 2: op 18 augustus 2011 en/of 7 oktober 2011 kinderpornografisch materiaal heeft vervaardigd en in zijn bezit heeft gehad;
feit 3: in de periode van 1 januari 2007 t/m 31 december 2009 ontuchtige handelingen heeft gepleegd met [slachtoffer 2], die toen de leeftijd van 16 jaar nog niet had bereikt.
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte hetgeen onder feit 1 subsidiair (met uitzondering van het 2e gedachtestreepje), feit 2 en feit 3 is ten laste gelegd, heeft begaan. Zij baseert zich daarbij op de verklaringen van [voornaam] [slachtoffer 1] [voornaam slachtoffer 2] en het door dr. [naam rapporteur] opgemaakte rapport met betrekking tot de betrouwbaarheid van de verklaringen van [voornaam] [slachtoffer 1]. Daar komt bij dat verdachte een deel van hetgeen door [voornaam] en [voornaam slachtoffer 2] is verklaard heeft beaamd.
Op basis van de inhoud van voornoemd rapport van dr. [rapporteur] vraagt de officier van justitie om vrijspraak van feit 1 primair, nu het seksueel binnendringen volgens haar vanwege de inschatting van de deskundige van de betrouwbaarheid van de verklaring van [voornaam] op dat punt, niet bewijsbaar is. Wel acht zij het door verdachte betasten van de schaamstreek, de borsten en de billen van [voornaam] [slachtoffer 1] [voornaam slachtoffer 2] en het meermalen aan [voornaam] en [voornaam slachtoffer 2] tonen van verdachtes penis, bewezen. Daarbij merkt zij op dat de verklaringen van [voornaam] en [voornaam slachtoffer 2] opvallende overeenkomsten vertonen, bijvoorbeeld over het betasten tijdens het huiswerk maken.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten kan komen.
Hij wijst daarbij ten aanzien van feit 1 op de conclusie van dr. [rapporteur] in zijn rapportage dat hetgeen [voornaam] [slachtoffer 1] vertelt over het betasten door verdachte slechts in beperkte mate betrouwbaar is. Voorts is er geen steunbewijs voor het beweerdelijk betasten van de geslachtsdelen van [voornaam] [slachtoffer 1].
Ten aanzien van feit 2 is de raadsman van mening dat de filmopname in de badkamer geen seksuele gedragingen bevatten nu het slechts het tonen van een naakt meisjes tijdens het douchen betreft, hetgeen niet in een onnatuurlijke context gebeurt. Die filmopname is dan ook niet kinderpornografisch van aard. Voor wat betreft de foto’s waarop [voornaam] gekleed in een wit jurkje zonder ondergoed te zien zou zijn, merkt de raadsman op dat verdachte deze foto’s onmiddellijk weer gewist heeft, zodat in strafrechtelijke zin geen sprake is van “in bezit hebben”, en dat die foto’s niet bedoeld waren om een seksuele prikkeling op te wekken. Dit dient te leiden tot vrijspraak voor feit 2.
Feit 3 dient tot vrijspraak te leiden omdat bij de raadsman, gelet op hetgeen [rapporteur] in zijn rapport over de verklaringen van [voornaam slachtoffer 2] heeft opgemerkt, aanzienlijke twijfel bestaat over de betrouwbaarheid van de verklaringen van [voornaam slachtoffer 2].
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Feiten 1 en 3
De verklaringen van [voornaam] [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2].
Op 12 oktober 2011 heeft [voornaam] [slachtoffer 1], geboren op 2 oktober 1997 en wonende in Breda, nadat zij op 11 oktober 2011 een intakegesprek had gehad bij de politie, tegenover de politie een verklaring afgelegd. Zij vertelde dat haar moeder ongeveer anderhalf jaar geleden [naam verdachte] (hierna: verdachte) heeft leren kennen en dat zij verdachte twee maanden nadat haar moeder en verdachte een relatie hadden voor het eerst ontmoet heeft.
Verdachte heeft een aantal keren met zijn handen aan haar borsten en aan haar vagina gezeten. Hij wreef dan met zijn handen over haar vagina en over haar borsten. Ook moest [voornaam] in de oude woning van verdachte in Bergen op Zoom van verdachte een keer aan zijn piemel zitten. Zij heeft die piemel toen vastgepakt. Als hij zijn dochter naar bed bracht, zat hij ook aan haar ([voornaam]’s) vagina. Hij wreef er dan overheen. Als zij thuis in Breda huiswerk aan het maken was, kwam verdachte op haar kamer en begon hij haar te masseren in haar nek, waarna haar blote borsten onder haar truitje werden betast en hij over haar vagina wreef, ook onder de kleding. Dat is meerdere keren gebeurd. Ook haalde hij meerdere malen als haar moeder er niet bij zijn piemel uit zijn boxershort. Hij wreef ook wel eens over haar blote billen als zij naast hem op de bank lag.
Op 27 januari 2011 is door de politie een intakegesprek gehouden met [voornaam slachtoffer 2], geboren op 1 maart 1996. [voornaam slachtoffer 2] heeft in dat gesprek verteld dat zij met haar moeder tijdelijk bij haar tante [naam tante] en haar man, zijnde verdachte, is gaan wonen. Verdachte liep volgens [voornaam slachtoffer 2] in zijn onderbroek door de woning en wilde dat [voornaam slachtoffer 2] daarnaar keek. Ze kreeg bijles van verdachte. Hij betastte haar daarbij. Hij maakte haar bh los en betastte haar borsten zowel boven als onder de kleding.
[moeder slachtoffer 2], de moeder van [voornaam slachtoffer 2], heeft verklaard dat zij in juli 2008 naar Nederland is gekomen en na enige maanden met [voornaam slachtoffer 2] bij [naam tante] en verdachte in Bergen op Zoom is komen wonen. Op 29 juli 2009 is zij samen met [voornaam slachtoffer 2] verhuisd naar een ander adres.
Tijdens haar aangifte op 16 januari 2012 heeft [slachtoffer 2] verklaard dat verdachte haar in het huis van verdachte in Bergen op Zoom heeft betast. Ze heeft een jaar bij verdachte en [naam tante] in hun woning gewoond en dat betasten vond plaats in 2009. Dat bestond uit het aanraken van haar borsten over en onder haar kleding. Ook liet hij, als haar tante er niet was, zijn piemel uit zijn onderbroek hangen als hij met zijn badjas open rondliep en hij zei dan tegen haar: “Kijk even als mijn piemel eruit valt.”. Zij zat dan naast hem op de bank en zij zag dan zijn piemel. Dat is heel vaak gebeurd. Het is ook heel vaak gebeurd dat verdachte onder haar bh haar borsten betastte. Soms gaf hij haar bijles in wiskunde. Ze zat dan op de bank. Hij kwam dan achter haar, deed haar t-shirt en bh omhoog en raakte met zijn handen haar borsten aan. Ook raakte hij haar kont aan en heeft hij haar vagina een paar keer aangeraakt. Hij ging dan met zijn hand in haar onderbroek en zij voelde dat hij met een vinger aan haar vagina zat.
De verklaring van verdachte
Verdachte heeft de in de tenlastelegging onder feit 1 en feit 2 omschreven seksuele handelingen met [voornaam] [slachtoffer 1] en [voornaam slachtoffer 2] ontkend. Wel heeft verdachte op zitting verklaard :
- dat hij [voornaam] hielp bij haar huiswerk, waarbij hij haar nek heeft gemasseerd;
- dat hij weleens rondliep in zijn boxershort in huis;
- dat hij tegen [voornaam] heeft gezegd dat zij zich maar als een sletje moest gedragen en dat zij zich ook internet als sletje moest presenteren;
- dat hij tegen [voornaam] heeft gezegd dat ze zonder ondergoed naar school moest gaan en dat zij op school moest kijken of jongens geld hadden gespaard om voor 50 of 60 euro met haar naar bed te gaan;
- dat hij zelf een profiel op een chatsite heeft aangemaakt van [voornaam] met een foto waarbij hij had geschreven dat hij snel 400 euro moest hebben.
De betrouwbaarheid van de verklaringen
Met betrekking tot de betrouwbaarheid van de verklaringen van [voornaam] [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] is een rapport opgemaakt door dr. [rapporteur]. De conclusie van [rapporteur] is:
“In de verklaringen van [voornaam] [slachtoffer 1] moet een onderscheid worden gemaakt tussen de verklaringen met betrekking tot feiten die zij bij de onthulling aan haar moeder vertelde en de verklaringen betreffende het betasten van haar geslachtdelen door verdachte (wat ze later tegenover haar vader onthulde) en de redenen die ze noemt om het misbruik lange tijd te laten gebeuren.
De feiten die [voornaam] bij de onthulling aan haar moeder vertelde, worden door rapporteur in hoge mate betrouwbaar geacht. Dit zijn de volgende feiten: (1) dat ze in een jurkje zonder onderkleding bij verdachte werkte en 400 euro kreeg, (2) dat verdachte foto’s van haar maakte zittend in een hangstoel zonder onderkleding, (3) dat ze seks moest hebben met een jongen voor geld en (4) dat ze zonder ondergoed naar school moest. Haar verklaringen hierover zijn gedetailleerd en consistent. Deze feiten worden deels ook toegegeven door verdachte en gestaafd door opnames die op gegevensdragers bij verdachte zijn aangetroffen.
De feiten die [voornaam] vertelt over het betasten door verdachte zijn weinig gedetailleerd, niet helemaal consistent en in de verklaringen ontbreken emoties en gevoelens. Ook bij de redenen die [voornaam] aangeeft om het misbruik langere tijd te dulden, zijn vraagtekens te plaatsen. De verklaringen over het betasten en de verklaringen over de druk die door verdachte op haar zou zijn uitgeoefend, worden door rapporteur slecht in beperkte mate betrouwbaar geacht.”
Bij de aangifte van [slachtoffer 2] plaatst [rapporteur] een aantal kritische kanttekeningen, welke bij hem met betrekking tot de betrouwbaarheid van die aangifte aanzienlijke twijfel oproepen.
De rechtbank merkt als eerste op dat [rapporteur] ten aanzien van de verklaringen van [voornaam] [slachtoffer 1] over het haar betasten door verdachte heeft geconcludeerd dat die verklaringen in beperkte mate betrouwbaar zijn. Dat wil volgens de bij het rapport van [rapporteur] gevoegde bijlage zeggen dat die verklaringen van 30 tot 70 % betrouwbaar zijn. Dit wil dus niet zeggen dat die verklaringen in aanzienlijke of in hoge mate onbetrouwbaar zijn en dus niet bruikbaar zijn voor het bewijs.
De rechtbank is, anders dan de raadsman en (deels) de officier van justitie, van oordeel dat de verklaringen van [voornaam] [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] voldoende betrouwbaar zijn om voor het bewijs van de feiten 1 en 3 te gebruiken.
Allereerst merkt de rechtbank op dat de constatering dat [voornaam] niet erg onder de indruk lijkt te zijn van wat er met haar gebeurd is vanwege haar oppervlakkige antwoorden, geringe uiting van emotie en ontbreken van gedachten en gevoelens, zoals [rapporteur] in zijn rapport opmerkt, niet ertoe hoeft te leiden dat die verklaringen daarom minder betrouwbaar zijn. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van zedenmisdrijven op verschillende manieren reageren wanneer zij ondervraagd worden over op zichzelf traumatische ervaringen en dat het de rechtbank in zijn algemeenheid te ver gaat om uit het geconstateerde gedrag te concluderen dat die verklaring minder betrouwbaar is. Evenals de rapporteur is de rechtbank van oordeel dat er geen argumenten aanwezig zijn die aanleiding kunnen vormen voor de gedachte dat [voornaam] [slachtoffer 1] een valse verklaring zou hebben afgelegd.
De rechtbank acht de verklaringen van [voornaam] [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], zoals hierboven beschreven, in onderling verband en samenhang bezien, met name geloofwaardig vanwege het feit dat de beschrijving van de benadering en de omgang van verdachte met de destijds 12- of 13-jarige [voornaam slachtoffer 2] een opvallende gelijkenis vertoont met wat er gebeurd is bij [voornaam]. In beide gevallen is sprake van een toenadering waarbij verdachte veel aandacht geeft aan het meisje, haar vertrouwen probeert te winnen, ook fysiek contact zoekt en probeert haar gedrag te controleren. Deze beschrijvingen werden al gegeven bij het intakegesprek met [voornaam slachtoffer 2] op 27 januari 2011 en bij het intakegesprek met [voornaam] op 11 oktober 2011, dat wil zeggen op momenten dat er nog geen contact tussen de moeders van de meisjes was geweest en mogelijke beïnvloeding over en weer dus niet mogelijk was. Bovendien vertellen beide meisjes in het intakegesprek al over het betasten van hun vagina en/of borsten door verdachte, met name op momenten dat verdachte hen hielp bij het maken van huiswerk of het geven van bijles.
Dat [voornaam] in eerste instantie niet aan haar moeder had verteld dat verdachte haar ook betastte, maakt haar verklaring over dat betasten niet minder geloofwaardig. [voornaam] is immers op 10 oktober 2011 zaken over verdachte tegenover haar moeder gaan onthullen die vlak daarvoor hadden plaatsgevonden, met name dat zij seks moest hebben met een jongen van school en daar geld voor moest vragen. Die avond, toen haar vader erbij was en die aan [voornaam] vroeg of verdachte ook aan haar had gezeten, bevestigde [voornaam] dat en vertelde over het betasten van haar borsten en onderlichaam. Uit het dossier blijkt niet dat er door de vader van [voornaam] op die avond een zodanige druk op haar werd gelegd, dat zij toen verklaringen heeft afgelegd die verdergaan dan wat werkelijk is gebeurd.
Met [rapporteur] is de rechtbank van oordeel dat veel onduidelijk is gebleven over wat precies is gebeurd, mede door de wijze waarop de verhoren hebben plaatsgevonden, waarbij de rechtbank opvalt dat de verbalisanten weinig hebben doorgevraagd op cruciale punten.
De rechtbank verschilt echter van mening met [rapporteur] dat de verklaringen van [voornaam] over het betasten weinig gedetailleerd zouden zijn. In haar verklaring van 12 oktober 2011 bijvoorbeeld vertelt [voornaam] naar het oordeel van de rechtbank nauwgezet over de wijze waarop verdachte aan haar borsten en aan haar vagina zat. Dat [voornaam] over de frequentie waarop een en ander gebeurde niet echt duidelijk is, acht de rechtbank niet onbegrijpelijk.
De overtuiging dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de door [voornaam] en [voornaam slachtoffer 2] hierboven omschreven ontucht, put de rechtbank niet alleen uit de verklaringen van [voornaam] en [voornaam slachtoffer 2] maar ook uit de hierboven genoemde op zitting afgelegde verklaring van verdachte waarin hij allerlei gedragingen met betrekking tot [voornaam] met een seksuele lading erkent. De door [voornaam] en [voornaam slachtoffer 2] beschreven ontucht ligt in het verlengde van de door verdachte toegegeven gedragingen. De uitleg die verdachte geeft aan die gedragingen acht de rechtbank onbegrijpelijk en ongeloofwaardig. Met [rapporteur] is de rechtbank van oordeel dat die uitleg achteraf geconstrueerd lijkt te zijn en dat het erop lijkt dat verdachte heeft willen kijken tot hoever hij in zijn poging tot het controle uitoefenen over de meisjes kon gaan. Zo acht de rechtbank het bijvoorbeeld onbegrijpelijk en ongeloofwaardig dat verdachte thuis in het bijzijn van 12/13-jarige meisjes in zijn - blijkbaar wijde - boxershort rondliep en dat hij zich er niet van bewust zou zijn dat zijn penis uit zijn boxershort kwam. Hij is daar immers door [naam tante], zijn echtgenote in de tijd dat [voornaam slachtoffer 2] bij hem woonde, uitdrukkelijk op aangesproken. Ook met de moeder van [voornaam] heeft een gesprek plaatsgevonden over (on)gepaste kleding.
Gelet op de verklaringen van [voornaam] [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], zoals hierboven weergegeven, in onderling verband en samenhang bezien, gecombineerd met de hierboven weergegeven verklaring van verdachte, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 subsidiair en 3 ten laste gelegde ontucht met [voornaam] en [voornaam slachtoffer 2], bestaande uit het meermalen betasten van en/of wrijven over de vagina, de borsten en/of billen/kont van [voornaam] en [voornaam slachtoffer 2], het meermalen tonen van zijn penis aan [voornaam] en [voornaam slachtoffer 2] en het eenmaal door [voornaam] laten aanraken van zijn penis.
De rechtbank acht feit 1 primair, het meerdere malen seksueel binnendringen van het lichaam van [voornaam] [slachtoffer 1], niet wettig en overtuigend bewezen. Niet alleen is er geen ondersteunend bewijs voor de verklaring van [voornaam] hierover in de zin dat ook [voornaam slachtoffer 2] hierover verklaard heeft, maar ook is de verklaring van [voornaam] hierover niet voldoende gedetailleerd en komt onvoldoende naar voren onder welke omstandigheden die feiten zouden zijn gebeurd, mede omdat de verbalisanten die [voornaam] hebben gehoord niet voldoende hebben doorgevraagd op dat punt. De rechtbank sluit niet uit dat hetgeen [voornaam] hierover heeft verklaard daadwerkelijk gebeurd is, maar haar verklaring zoals deze in het dossier is opgenomen overtuigt onvoldoende om de mate van betrouwbaarheid van die verklaring vast te kunnen stellen.
Hetzelfde geldt voor het onder 1 subsidiair 2e gedachtestreepje omschrevene, namelijk het door verdachte met de tong likken van de vagina en borsten van [voornaam]. Ook dat deel van de verklaring van [voornaam] wordt onvoldoende gesteund door ander bewijs en overtuigt onvoldoende om tot een bewezenverklaring van dat deel van de tenlastelegging te komen.
Feit 2
[voornaam] [slachtoffer 1] heeft op woensdag 12 oktober 2011 tegenover de politie verklaard dat zij afgelopen vrijdag - de rechtbank begrijpt dat dit was op vrijdag 7 oktober 2012 - van verdachte in de woning van verdachte in Bergen op Zoom zonder ondergoed op een hangstoel moest gaan zitten en dat verdachte daar toen met zijn mobiele telefoon foto’s van heeft gemaakt.
Op een bij verdachte inbeslaggenomen Micro SD geheugenkaart, behorende bij een inbeslaggenomen gsm telefoon werd in de zogenaamde “allocated clusters” een aantal afbeeldingen aangetroffen. Deze afbeeldingen zijn door een gecertificeerd selecteur kinderporno onderzocht en beoordeeld aan de hand van criteria zoals opgenomen in artikel 240b van het Wetboek van Strafrecht en de Aanwijzing kinderpornografie van het College van procureurs-generaal. Door deze selecteur werden 12 foto’s waarop [voornaam] werd herkend als kinderpornografisch aangemerkt. Te zien is dat [voornaam] zittend op een rieten hangstoel is gefotografeerd, waarbij zij alleen een zwart hemdje draagt. Zij draagt geen slip.
Voorts is op een onder verdachte inbeslaggenomen laptop, merk Acer, volgnummer 7, goednummer eindigend op 616791 en beslagnamecode 616791, een filmopname aangetroffen. Bij onderzoek aan dit filmpje bleek dat de filmopnames waren gemaakt in een badkamer waarbij de camera gericht was op de in die badkamer aanwezige douchecabine. Bij het bekijken van het filmpje werden verdachte en [voornaam] [slachtoffer 1] herkend. De tijd die in beeld is geeft de volgende waarnemingen :
7.53.37 verdachte plaatst zeer vermoedelijk een camera en komt met zijn gelaat in beeld, camera staat gericht op de douchecabine;
7.56.13 [voornaam] komt in badkamer, gekleed in vermoedelijk nachtkleding
7.56.26 [voornaam] begint zich uit te kleden totdat zij naakt is
7.56.39 [voornaam] gaat naakt douchecabine in en sluit douchedeur
8.06.26 [voornaam] opent douchedeur
8.07.01 [voornaam] stapt uit de douche
8.08.06 [voornaam] begint onderbroek en bh aan te trekken
8.10.47 verdachte komt badkamer in en raakt [voornaam] aan aan haar haren
8.11.20 [voornaam] is in de badkamer haar tanden aan het poetsen. Verdachte is nog altijd aanwezig
8.12.41 verdachte praat met of tegen [voornaam]
8.12.55 [voornaam] gaat in geopende douchedeur haar haar uitspoelen
8.13.52 verdachte pakt vermoedelijk camera, te zien is namelijk dat de camera opnames maakt van [voornaam] die gebukt staat en haar haar afdroogt en van de muren van de badkamer
8.14.39 [voornaam] is klaar met afdrogen. Tegelijkertijd neemt camera weer een vaste positie in
8.14.43 [voornaam] verlaat de badkamer en verdachte blijft in badkamer achter
8.14.56 gelaat van verdachte komt in beeld, opname stopt
Verdachte heeft verklaard dat hij foto’s van [voornaam] in een hangstoel heeft gemaakt. [voornaam] had aan hem gevraagd of zij zonder onderbroek op de stoel moest zitten en verdachte heeft toen gezegd dat zij dat zelf moest weten. Hij heeft niet tegen haar gezegd dat hij niet wilde dat zij zonder ondergoed op de stoel moest gaan zitten, omdat het niet uitmaakte wat hij voorstelde aan haar. Die foto’s zijn gemaakt met de telefoon van verdachte en verdachte heeft ze de dag erop gewist.
Over de filmopname in de badkamer heeft verdachte verklaard dat hij een camera in de vorm van een horloge heeft geplaatst in de badkamer bij de moeder van [voornaam] thuis en dat [voornaam] gefilmd is toen zij aan het douchen was. Hij heeft die filmopname bekeken.
De rechtbank leidt uit de verklaring van verdachte af dat deze filmopname is gemaakt in de periode dat verdachte bij de moeder van [voornaam] in huis verbleef, te weten in de periode van 1 april 2010 tot en met 10 oktober 2011.
Met betrekking tot de film en de foto’s is de rechtbank, anders dan de raadsman, van oordeel dat deze wel degelijk kinderpornografisch van aard zijn, mede gelet op de bevindingen ten aanzien van de foto’s van de geselecteerd rechercheur kinderporno, die immers kundig is op het (her)kennen van kinderporno, gebruikmakend van de criteria die daarvoor gelden. De rechtbank heeft geen reden om aan het oordeel van deze rechercheur te twijfelen.
De Hoge Raad (HR 7 december 2010, LJN BO6446) heeft uitgemaakt dat het bij kinderpornografische afbeeldingen gaat om afbeeldingen van een gedraging van expliciet seksuele aard, die reeds door haar karakter strekt tot het opwekken van seksuele prikkeling, welke vaststelling kan worden gemaakt aan de hand van de afbeelding zelf. Daarbij kan het gaan om een afbeelding van een handeling die op zichzelf niet expliciet seksueel van aard is, maar die gelet op de wijze waarop de afbeelding tot stand is gekomen in het concrete geval onmiskenbaar strekt tot het opwekken van seksuele prikkeling. Ook poseren kan een seksuele gedraging opleveren, gelet op de manier waarop en de toestand waarin het geslachtsdeel van een minderjarige is gefotografeerd.
Nu [voornaam] [slachtoffer 1], zittend in een hangstoel en gekleed in een hemdje zonder onderbroek, is gefotografeerd, is naar het oordeel van de rechtbank sprake van een seksuele gedraging.
Dit geldt eveneens voor de filmopname waarin [voornaam] wordt gefilmd terwijl zij zich uitkleedt en naakt in de badkamer is. Daarnaast wordt zij gefilmd terwijl zij bukt. Deze filmopname strekt naar het oordeel van de rechtbank dan ook door haar karakter tot het opwekken van seksuele prikkeling.
Verdachte heeft verklaard dat het niet zijn bedoeling was om [voornaam] naakt te filmen. De rechtbank hecht geen geloof aan die verklaring. Uit de waarnemingen en de daarbij behorende tijdlijn blijkt duidelijk dat verdachte de camera een paar minuten voordat [voornaam] binnenkomt heeft aangezet en is doorgegaan met filmen terwijl hijzelf en [voornaam] (nog in ondergoed) in de badkamer staan, waarbij verdachte de camera richt op [voornaam] die in gebukte houding staat bij de douchecabine. Hieruit blijkt een duidelijk opzet van verdachte om [voornaam] in de badkamer, al dan niet naakt, in een - onbewust - prikkelende houding te filmen.
Het verweer van de raadsman dat verdachte de foto’s van [voornaam] niet in zijn bezit heeft gehad, omdat hij die na enkele seconden zou hebben gewist, mist feitelijke grondslag, nu verdachte immers bij de politie heeft verklaard dat hij die foto’s de dag erop gewist heeft, zodat wel degelijk sprake is geweest van “in bezit hebben”.
Gelet op het bovenstaande acht de rechtbank bewezen dat verdachte genoemde foto’s en filmopname heeft vervaardigd en in zijn bezit heeft gehad in de in de tenlaste gelegde periode en dat die foto’s en filmopname seksuele gedragingen van een minderjarige bevatten.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1. subsidiair:
op tijdstippen in de periode van 1 april 2010 tot en met 10 oktober 2011 te Bergen op Zoom en Breda, met [slachtoffer 1] (geboren op 2 oktober 1997), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande hieruit dat verdachte
- meermalen met zijn vinger(s) over/aan de vagina, en/of de borsten en/of de billen van die [slachtoffer 1] heeft gewreven/gezeten/betast en
-meermalen zijn penis aan die [slachtoffer 1] heeft getoond en eenmaal door die [slachtoffer 1] heeft laten aanraken;
2.
op tijdstippen in de periode van 1 april 2010 tot en met 10 oktober 2011 te Bergen op Zoom en/of Breda, foto's en/of een filmopname, heeft vervaardigd en inbezit heeft gehad, terwijl die foto's en filmopname seksuele gedragingen bevatten, waarbij telkens een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken;
- welke foto's met seksuele gedragingen bestonden uit het gedeeltelijk naakt (laten) poseren (zittend in een stoel) van [slachtoffer 1], geboren op 2 oktober 1997 waarbij de schaamstreek van
voornoemde [slachtoffer 1] nadrukkelijk in beeld werd gebracht en
- welke filmopname met seksuele gedragingen bestond uit het naakt tonen (tijdens het douchen) van het lichaam van [slachtoffer 1], geboren op 2 oktober 1997 en/of waarbij zij gebukt staat;
3.
op tijdstippen in de periode van 1 juli 2008 tot en met 31 december 2009 te Bergen op Zoom, met [slachtoffer 2] (geboren op 1 maart 1996), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd,
bestaande uit het
- meermalen, met zijn vinger(s) aanraken/betasten van de borsten en/of vagina en/of billen/kont van voornoemde [slachtoffer] en
- meermalen tonen van zijn, verdachtes, (deels) ontblote penis aan [slachtoffer 2]
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een werkstraf van 240 uur en een gevangenisstraf van 26 weken met aftrek van voorarrest, waarvan 12 weken voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. Als bijzondere voorwaarden bij deze voorwaardelijke straf vordert de officier van justitie een meldplicht bij de reclassering, een ambulante behandeling bij een FPK en een contactverbod met [voornaam] [slachtoffer 1] en haar moeder.
6.2 Het standpunt van de verdediging
Voor zover de rechtbank tot een bewezenverklaring van één of meer van de ten laste gelegde feiten zou komen, heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte bereid is een werkstraf te verrichten naast de reeds door hem ondergane voorlopige hechtenis. De raadsman heeft daarbij gewezen op het feit dat verdachte een blanco strafblad heeft op het gebied van zedendelicten en dat hij door deze strafzaak zijn baan en zijn nieuwe vriendin is kwijt geraakt. Daarnaast is er bij verdachte sprake van een wezenlijke lijdensdruk.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan ontucht met twee minderjarige meisjes in de leeftijd van 12 à 13 jaar; in de periode dat hij nog getrouwd was met [naam tante] [achternaam] was dat met de in zijn huis verblijvende [slachtoffer 2] en vervolgens nadat hij een relatie was aangegaan met [moeder slachtoffer 1] met haar dochter [voornaam] [slachtoffer 1].
Hoewel de ontucht zich heeft beperkt tot het betasten van borsten, billen en vagina van de meisjes, acht de rechtbank de feiten ernstig, met name door de frequentie, de periode en de wijze waarop verdachte die ontucht wist af te dwingen. Uit de inhoud van het dossier maakt de rechtbank op dat verdachte op een obsessieve manier probeerde controle uit te oefenen op met name de seksuele ontwikkeling van beide meisjes en dat hij tevens heeft geprobeerd te kijken tot hoever hij kon gaan met grensoverschrijdend seksueel gedrag. Daarbij heeft hij de meisjes wijsgemaakt dat zij juist geïnteresseerd waren in hem en het leuk vonden om naar zijn piemel te kijken. Daarmee heeft hij hen niet alleen in verwarring gebracht, maar ook een drempel opgeworpen voor de meisjes om bij hun moeder te vertellen wat er aan de hand was.
De ernst van de feiten is ook gelegen in de gevolgen die dergelijke feiten voor met name de slachtoffers hebben. Het betreft meisjes van 12/13 jaar, een leeftijd waarop meisjes kwetsbaar zijn gelet op de lichamelijke veranderingen en de daarmee samenhangende beginnende seksuele belangstelling die zich op die leeftijd voordoen. Verdachte heeft de natuurlijke seksuele ontwikkeling van [voornaam] en [voornaam slachtoffer 2] door zijn handelen doorkruist. Hij heeft bovendien een ernstige inbreuk gemaakt op het vertrouwen dat in hem als volwassene en in het geval van [voornaam] als medeopvoeder was gesteld.
Uit de schriftelijke slachtofferverklaring van [voornaam] [slachtoffer 1] en uit hetgeen de vader van [voornaam] ter zitting in het kader van het uitgeoefende spreekrecht heeft verklaard, maakt de rechtbank op dat [voornaam] het vertrouwen in mensen is kwijtgeraakt en zich vaak angstig voelt. Zij sliep een tijd onrustig en had nachtmerries. Voorts heeft zij geen belangstelling meer voor jongens. Zij is door het handelen van verdachte psychisch beschadigd. Ook het gezin van [voornaam], te weten haar moeder en haar broer, hebben de gevolgen ondervonden. Haar moeder is het vertrouwen in anderen ook kwijtgeraakt en haar broer is ook beschadigd uit deze periode gekomen.
Verdachte heeft zich voorts schuldig gemaakt aan het vervaardigen en in bezit hebben van kinderporno. Hij heeft van [voornaam] [slachtoffer 1] foto’s en een filmpje gemaakt waarop zij naakt te zien is dan wel waarop haar naakte onderlichaam getoond wordt.
Kinderporno is bijzonder ongewenst, niet alleen omdat bij de vervaardiging ervan veelal kinderen seksueel worden misbruikt en geëxploiteerd, maar ook omdat in het onderhavige geval de mogelijkheid aanwezig was geweest dat deze afbeeldingen op internet waren verschenen, met alle nadelige gevolgen voor [voornaam] vandien.
Verdachte heeft er door de bewezenverklaarde feiten te ontkennen en er omheen te draaien geen blijk van gegeven zich bewust te zijn van hetgeen hij [voornaam] en [voornaam slachtoffer 2] heeft aangedaan. Hij neemt geen verantwoordelijkheid voor zijn daden en legt in het geval van [voornaam] de schuld bij haar. De rechtbank acht dat zeer zorgelijk.
Over verdachte zijn rapportages uitgebracht door de reclassering (d.d. 31 mei 2012) en psycholoog/psychotherapeut drs. [naam psycholoog] (d.d. 20 april 2012). [naam psycholoog] concludeert dat bij verdachte weliswaar sprake is van een low level borderline persoonlijkheidsorganisatie, gekenmerkt door een enigszins narcistisch gekleurde onderliggende dynamiek in zijn persoonlijkheid, maar die gaat niet zover dat er sprake is van een persoonlijkheidsstoornis. [naam psycholoog] adviseert bij een bewezenverklaring een vrijheidsstraf en een ambulante behandeling in een polikliniek van een Forensisch Psychiatrische Kliniek (FPK) in het kader van een voorwaardelijke straf.
De reclassering adviseert een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf. In het kader van een bijzondere voorwaarde zou dan een plan van aanpak gemaakt moeten worden, waarbinnen aandacht moet zijn voor een ambulante behandeling voor zedendelinquenten.
De rechtbank is van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straf onvoldoende recht doet aan de feiten. Mede gelet op de straffen die doorgaans voor soortgelijke delicten worden opgelegd en rekening houdende met de ontkennende houding van verdachte en de lange periode waarin twee meisjes slachtoffer van verdachte zijn geworden, is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden passend en geboden is. De rechtbank ziet geen ruimte voor een andere of lichtere sanctie. Wel ziet de rechtbank aanleiding een deel daarvan, te weten 6 maanden voorwaardelijk op te leggen. Deze voorwaardelijke straf maakt een meldplicht bij de reclassering, een verplichte ambulante behandeling voor zedendelinquenten in een FPK en een contactverbod met [voornaam] [slachtoffer 1] en haar moeder mogelijk. De rechtbank acht een behandeling noodzakelijk, gelet op de ernst van de feiten en de categorische ontkenning van verdachte van die feiten. Ook acht de rechtbank een proeftijd van 3 jaar geïndiceerd.
7 De benadeelde partij
De benadeelde partij [voornaam] [slachtoffer 1] vordert een schadevergoeding van € 5501,24 voor de feiten 1 en 2.
De rechtbank is van oordeel dat de schade tot een bedrag van € 3001,24 een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit, waarvan € 501,24 ter zake van materiële schade en € 2500,= ter zake van immateriële schade, en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde acht zij tot dat bedrag voldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de vordering tot dat bedrag toewijzen.
Voor het overige acht de rechtbank het gevorderde bedrag onvoldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de benadeelde partij daarom voor dat deel niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering. Voor dat deel kan de benadeelde partij haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Met betrekking tot de toegekende vordering benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
8 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 27, 36f, 57, 240b en 247 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
9 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het onder 1 primair tenlastegelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feiten 1 subsidiair en 3 telkens:
Met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd;
feit 2:
Een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken, vervaardigen en in bezit hebben, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* omdat verdachte, ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, geen medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht niet ter inzage aanbiedt;
* omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich (uiterlijk) binnen 3 werkdagen na zijn invrijheidstelling meldt bij de reclassering te Bergen op Zoom en zich gedurende de proeftijd bij de reclassering zal melden, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
* dat verdachte zich gedurende de proeftijd onder behandeling zal stellen van een FPK op de tijden en plaatsen als door of namens die FPK aan te geven, in het kader van een behandeling voor zedendelinquenten;
* dat verdachte gedurende de proeftijd op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [voornaam] [slachtoffer 1] of haar moeder [moeder slachtoffer 1], zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- geeft de reclassering opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat als algemene voorwaarde wordt toegevoegd:
* dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
Voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis;
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [voornaam] [slachtoffer 1] van € 3001,24, waarvan € 501,24 ter zake van materiële schade en € 2500,= ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 10 oktober 2011 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;(BP.09)
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [voornaam] [slachtoffer 1] (feiten 1 en 2), € 3001,24 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 10 oktober 2011 tot aan de dag der algehele voldoening, bij niet betaling te vervangen door 40 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd. (BP.04)
Dit vonnis is gewezen door mr. Van Kralingen, voorzitter, mr. Struijs en mr. Van Triest, rechters, in tegenwoordigheid van De Roos, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 28 januari 2013.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
1.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2010
tot en met 10 oktober 2011 te Bergen op Zoom en/of Breda, althans in
Nederland, met [slachtoffer 1] (geboren 2 oktober 1997), die de leeftijd van twaalf
jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of
meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede
bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1],
hebbende verdachte
- meermalen, althans eenmaal, zijn vinger(s) in de vagina en/of tussen de
schaamlippen van die [slachtoffer 1] gestoken/gedaan en/of
- meermalen, althans eenmaal, met zijn vinger(s) (over) de borsten en/of de
vagina, althans de schaamstreek, en/of de billen van die [slachtoffer 1] gewreven/betast
en/of
- meermalen, althans eenmaal, met zijn tong althans zijn mond, aan/over de
borsten en/of de vagina, althans de schaamstreek, van die [slachtoffer 1] gelikt en/of
- meermalen, althans eenmaal, zijn penis aan die [slachtoffer 1] getoond en/of zijn
penis door die [slachtoffer 1] laten aanraken;
art 245 Wetboek van Strafrecht
subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2010
tot en met 10 oktober 2011 te Bergen op Zoom en/of Breda, althans in
Nederland, met [slachtoffer 1] (geboren op 2 oktober 1997), die toen de leeftijd van
zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige
handeling(en) heeft gepleegd, bestaande hieruit dat verdachte
- meermalen, althans eenmaal, met zijn vinger(s) over/aan de vagina, althans
de schaamstreek, en/of de borsten en/of de billen van die [slachtoffer 1] heeft
gewreven/gezeten/betast en/of
- meermalen, althans eenmaal, met zijn tong over/aan de vagina, althans de
schaamstreek, en/of de borsten van die [slachtoffer 1] heeft gelikt en/of
-meermalen, althans eenmaal, zijn penis aan die [slachtoffer 1] heeft getoond en/of door
die [slachtoffer 1] heeft laten aanraken;
art 247 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op 18 augustus 2011 en/of 7 oktober 2011, althans op een of meer
tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2010 tot en met
10 november 2011 te Bergen op Zoom en/of Breda, althans in Nederland,
foto's en/of een filmopname, althans afbeeldingen heeft vervaardigd en/of in
bezit heeft gehad, terwijl die foto's en/of een filmopname, althans
afbeeldingen, seksuele gedragingen bevatten, waarbij (telkens) een persoon die
kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken;
- welke foto's met seksuele gedragingen bestonden uit het geheel of
gedeeltelijk naakt (laten) poseren (zittend in een stoel) van [slachtoffer 1], geboren
op 2 oktober 1997 en/of waarbij voornoemde [slachtoffer 1] een seksueel getinte
houding aan heeft genomen en/of waarbij de schaamstreek en/of borsten van
voornoemde [slachtoffer 1] nadrukkelijk in beeld werd(en) gebracht en/of
- welke filmopname met seksuele gedragingen bestond uit het (onverhoeds)
geheel of gedeeltelijk naakt tonen (tijdens het douchen) van het lichaam van
[slachtoffer 1], geboren op 2 oktober 1997 en/of (waarbij) haar geslachtsdelen in
beeld zijn (gebracht) en/of zij gebukt staat;
art 240b lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op een of meer tijdstippen in de periode van 1 januari 2007 tot en met
31 december 2009 te Bergen op Zoom, althans in Nederland, met [slachtoffer 2]
(geboren op 1 maart 1996), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had
bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd,
bestaande uit het
- meermalen, althans eenmaal, met zijn vinger(s) aanraken/betasten van de
borsten en/of vagina, althans schaamstreek, en/of billen/kont van voornoemde
[slachtoffer] en/of
- meermalen, althans eenmaal, tonen van zijn, verdachtes, (deels) ontblote
penis/geslachtsdeel aan die [slachtoffer];
art 247 Wetboek van Strafrecht