ECLI:NL:RBZWB:2013:BZ0281

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 januari 2013
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
800861-12 en 800942-11
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. De Kroon
  • mr. Tempelaar
  • mr. Janssen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijke geweldpleging door minderjarige tegen schoolgenoot met ernstige gevolgen

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 22 januari 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, die samen met anderen openlijk geweld heeft gepleegd tegen een schoolgenoot, [slachtoffer]. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan openlijke geweldpleging, waarbij fors geweld is toegepast. De feiten vonden plaats op 14 september 2012 op het schoolplein in Roosendaal, waar de verdachte en medeverdachten de aangever hebben geslagen en geschopt, wat resulteerde in lichamelijk letsel voor de aangever, die op dat moment 13 jaar oud was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte eerder in aanraking is gekomen met politie en justitie, wat heeft geleid tot een transactie en een eerdere veroordeling voor brandstichting. Psychologische rapporten hebben aangetoond dat de verdachte lijdt aan een gedragsstoornis en verminderd toerekeningsvatbaar is. De rechtbank heeft een gedragsbeïnvloedende maatregel (GBM) van 9 maanden opgelegd, met modules voor therapie en begeleiding, en een jeugddetentie van 3 dagen, rekening houdend met de ernst van het feit en de ontwikkeling van de verdachte. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding van € 566,20 aan de benadeelde partij toegewezen, die voortvloeit uit de openlijke geweldpleging. De rechtbank heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf afgewezen, maar de proeftijd met een jaar verlengd.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Locatie Breda
Team jeugd
parketnummer: 800861-12 en 800942-11 (tul)
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 22 januari 2013
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [datum en plaats]
wonende te [adres]
raadsman mr. R.A. Oliemans, advocaat te Bergen op Zoom
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 8 januari 2013, waarbij de officier van justitie, mr. Kerkhofs, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter zitting is ook de vordering tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermeld parketnummer.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1: heeft geprobeerd [slachtoffer] zwaar te mishandelen dan wel hem heeft mishandeld;
Feit 2: samen met anderen openlijke en in vereniging geweld heeft gepleegd tegen
[slachtoffer];
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 primair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling en de onder 2 ten laste gelegde openlijke geweldpleging heeft begaan, inclusief alle geweldshandelingen die in de tenlasteleggingen zijn opgenomen. Voor wat betreft het geven van een of meerdere kopstoten baseert zij zich hierbij op de aangifte, het proces-verbaal van bevindingen en de foto van verdachte waarop is te zien dat hij een rode bult heeft op zijn voorhoofd. Voor wat betreft de openlijke geweldpleging baseert zij zich op de aangifte en de verklaringen van verdachte en medeverdachte [naam mededader].
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank met betrekking tot de onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling dan wel mishandeling niet tot een bewezenverklaring kan komen en wijst daarbij op de omstandigheid dat met uitzondering van de aangifte niemand iets over kopstoten zegt. Uit de medische verklaring blijkt evenmin van letsel specifiek ten gevolge van een of meerdere kopstoten. Ten aanzien van de onder 2 ten laste gelegde openlijke geweldpleging refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Feit 1
Aangever heeft verklaard dat verdachte hem eerst twee kopstoten heeft gegeven. Het proces-verbaal van bevindingen meldt dat aangever een rode plek op zijn voorhoofd had en deze rode plek is ook te zien op de foto van aangever. Niet kan worden vastgesteld echter dat deze plek ook daadwerkelijk door een of meerdere kopstoten is ontstaan, zeker niet omdat de aangever later nog meerdere keren is geschopt en geslagen. De rechtbank is voorts van oordeel dat uit de verklaringen van de verdachte, medeverdachte en getuigen niet kan worden vastgesteld dat verdachte aangever een of meerdere kopstoten heeft gegeven. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde feit.
Feit 2
Op 14 september 2012 stond aangever, [slachtoffer], op het schoolplein [naam school] Roosendaal . Verdachte liep naar aangever toe . Toen medeverdachte [naam mededader] erbij kwam, gaf medeverdachte [naam mededader] aangever eerst een duw en vervolgens gaf verdachte aangever een klap met zijn vuist in het gezicht, waarna aangever achterover viel . Hierna gaf medeverdachte [naam mededader] aangever een schop tegen de linkerzij , gaven verdachte en medeverdachte [naam mededader] aangever meerdere schoppen tegen het hoofd en de buik en gaf verdachte aangever meerdere klappen tegen het hoofd .
Later op de dag is door huisarts [naam huisarts] het volgende letsel bij aangever waargenomen: gezwollen bovenlip, gezwollen neus, kneuzing, zwelling achterhoofd, bilregio li gevoelig .
Op grond van genoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank de ten laste gelegde openlijke geweldpleging tegen aangever wettig en overtuigend bewezen. Hierbij merkt de rechtbank op dat de geweldshandelingen die door medeverdachte [naam mededader] zijn uitgevoerd bij dit misdrijf ook voor rekening van verdachte komen en vice versa.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
2.
op 14 september 2012 te Roosendaal met een ander op een voor publiek toegankelijke plaats, te
weten het schoolplein van het [adres school] openlijk in vereniging geweld
heeft gepleegd tegen [slachtoffer], welk geweld bestond uit het
-slaan en/of stompen op/tegen het gezicht, van die [slachtoffer] en/of
- duwen tegen het lichaam van die [slachtoffer] en/of
- trappen en/of schoppen tegen de zij en/of het hoofd en/of de buik, van die [slachtoffer],
waardoor voornoemde [slachtoffer] letsel (gezwollen bovenlip, gezwollen neus,kneuzing, zwelling achterhoofd, bilregio li gevoelig) heeft bekomen.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen:
- een gedragsbeïnvloedende maatregel (hierna: GBM) van 9 maanden met daarin de modules Psycho Motore Therapie (hierna: PMT), ITB plus (harde kern) en urinecontroles (wekelijks), te vervangen door 120 dagen vervangende jeugddetentie;
- 123 dagen jeugddetentie, met aftrek van het voorarrest, waarvan 120 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar met als bijzondere voorwaarden begeleiding door Jeugdreclassering.
6.2 Het standpunt van de verdediging
Tegen de GBM met modules PMT, ITB plus en urinecontroles heeft de verdediging geen bezwaar. De verdediging is van mening dat een aanvullende voorwaardelijke jeugddetentie van 120 dagen excessief en niet passend is. De persoonlijke omstandigheden van verdachte en de ernst van het feit, dat volgens de verdediging minder erg is dan de officier van justitie doet voorkomen, rechtvaardigen een dergelijke aanvullende straf niet.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een openlijke geweldpleging tegen [slachtoffer], een schoolgenoot, waarbij fors geweld is toegepast. [slachtoffer] was op dat moment 13 jaar oud. De impact hiervan op [slachtoffer] is groot geweest. In een bijlage bij het voegingsformulier geeft Slachtofferhulp aan dat [slachtoffer] zich niet meer veilig voelt op (weg naar) school. Hij is dan bang om de daders weer tegen te komen. Ook het gevoel van veiligheid van andere schoolgenoten zal door deze misdrijven zijn aangetast.
Verdachte is twee keer eerder in aanraking geweest met politie en justitie. Dit heeft geleid tot één transactie van het openbaar ministerie in 2010 voor het bezitten van een wapen en voor het besturen van een motorrijtuig beneden de 16 jaar en tot een veroordeling bij (MK)vonnis van 14 februari 2012 voor brandstichting.
Psycholoog [naam psycholoog] en psychiater [naam psychiater] hebben op 3 respectievelijk 5 december 2012 een pro justitia rapport uitgebracht over verdachte. In deze rapporten wordt vastgesteld dat bij verdachte sprake is van een gedragsstoornis beginnend in de adolescentie, een gebrekkige ontwikkeling in de zin van zwakbegaafdheid en misbruik van cannabis, thans onder begeleiding in remissie. Gelet hierop beschouwen psycholoog [naam psychollog] en psychiater [naam psychiater] verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar. Het advies is om aan verdachte een GBM op te leggen, met als modules voortzetting MST, voortzetting ITB plus, training van de sociale vaardigheden of een psycho motore therapie, Stay- Away of een andere vorm van interventie voor het cannabis misbruik, een en ander in combinatie met begeleiding door de WSJ, gericht op het leren beheersen van agressieve impulsen, het aanleren van nieuwe vaardigheden bij conflicthantering en het vergroten van individualiteit en onafhankelijkheid.
In het rapport van 3 januari 2013 adviseert de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de raad) om verdachte een GBM van 9 maanden op te leggen met als modules PMT, ITB plus (harde kern) en urinecontroles (wekelijks) en een voorwaardelijke jeugddetentie onder de bijzondere voorwaarde dat hij zich voor de duur van twee jaar dient te houden aan de aanwijzingen van de Jeugdreclassering in het kader van de maatregel hulp en steun.
Verdachte, zijn moeder en zijn vader hebben aangegeven in te stemmen met een GBM met daarin de geadviseerde modules.
De rechtbank zal bij de bepaling van de straf rekening houden met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte.
Nu de rechtbank, anders dan de officier van justitie, niet uitgaat van een bewezenverklaring van het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde feit, zal zij een lagere straf opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd.
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat de ernst van het feit en het belang van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van verdachte het opleggen van een GBM voor de duur van 9 maanden rechtvaardigen. Binnen de GBM dient verdachte mee te werken aan PMT, ITB plus en wekelijkse urinecontroles. De rechtbank zal tevens bepalen dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast van 4 maanden indien verdachte niet naar behoren aan de tenuitvoerlegging van deze maatregel meewerkt. Daarnaast zal de rechtbank een jeugddetentie opleggen van 3 dagen. Dit is de tijd die verdachte al in voorarrest heeft gezeten. De ernst van het feit rechtvaardigt op zichzelf deze jeugddetentie.
De rechtbank ziet geen aanleiding daarnaast nog een voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen. Dit acht zij, gelet op het intensieve karakter van de GBM en het feit dat er nog een voorwaardelijke straf loopt met begeleiding, disproportioneel.
Gelet op de hiervoor genoemde problematiek van verdachte, ziet de rechtbank aanleiding om met toepassing van artikel 77p, lid 4, van het Wetboek van Strafrecht te bepalen dat verdachte, indien hij bij omzetting van de GBM in het geval hij op dat moment de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt, in aanmerking komt voor vervangende jeugddetentie.
7 De benadeelde partij
De benadeelde partij, [slachtoffer], vordert een schadevergoeding van € 566,20, waarvan € 266,20 ziet op materiële schade en € 300,- op immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 september 2012.
De rechtbank is van oordeel dat de schade een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade. Het gevorderde is voldoende aannemelijk gemaakt, zodat de vordering zal worden toegewezen.
Met betrekking tot de toegekende vordering benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
Gelet op de hiervoor genoemde problematiek van verdachte ziet de rechtbank aanleiding om met toepassing van artikel 77l, lid 5, van het Wetboek van Strafrecht te bepalen dat verdachte, indien hij bij aanvang van de tenuitvoerlegging van de vervangende jeugddetentie de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt in aanmerking komt voor vervangende jeugddetentie.
8 De vordering tot tenuitvoerlegging
De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke straf van 90 dagen die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van 14 februari 2012 ten uitvoer zal worden gelegd.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop kan de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen. De rechtbank zal hiertoe niet besluiten omdat verdachte reeds een lange periode aan een streng regime is onderworpen en intensief meewerkt aan de daarin aangeboden modules en therapieën en de rechtbank het in dit kader in het belang van verdachte vindt dat hij zich nu volledig kan toeleggen op de bij de GBM behorende modules.
De rechtbank acht wel verlenging van de proeftijd met een jaar op zijn plaats.
9 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 27, 36f, 77a, 77g, 77h, 77l, 77p, 77w, 77wc, 77cc, 141 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
10 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Feit 2: Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen, terwijl het door hem gepleegde geweld enig lichamelijk letsel ten gevolge heeft;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdacht tot een jeugddetentie van 3 dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde jeugddetentie;
Maatregel
- legt op aan verdachte de maatregel betreffende het gedrag van de jeugdige voor de door van 9 maanden, bestaande uit:
o Psycho Motore Therapie;
o ITB plus (harde kern);
o Urinecontroles (wekelijks);
- beveelt dat, als verdachte niet naar behoren aan de tenuitvoerlegging van de maatregel heeft meegewerkt, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 4 maanden;
- bepaalt dat verdachte bij omzetting van de GBM in het geval hij op dat moment de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt, in aanmerking komt voor vervangende jeugddetentie overeenkomstig de artikelen 77wc juncto 77p, lid 4, van het Wetboek van Strafrecht.
Vordering tenuitvoerlegging
- wijst de vordering tot tenuitvoerlegging af, maar verlengt de proeftijd met één jaar;
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van € 566,20, waarvan € 266,20 ter zake van materiële schade en € 300,00 ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 14 september 2012 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen. (BP.20)
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, [slachtoffer], € 566,20 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 14 september 2012 tot aan de dag der algehele voldoening, bij niet betaling te vervangen door 11 dagen jeugddetentie, met dien verstande dat toepassing van de vervangende jeugddetentie de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd; (BP.04C)
- bepaalt dat verdachte indien hij bij aanvang van de tenuitvoerlegging van de vervangende jeugddetentie de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt in aanmerking komt voor vervangende jeugddetentie overeenkomstig artikel 77l, lid 5, van het Wetboek van Strafrecht;
- heft het geschorste bevel voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. De Kroon, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. Tempelaar en mr. Janssen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Venekamp-Vriends, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 22 januari 2013.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
1.
hij op of omstreeks 14 september 2012 te Roosendaal ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer],
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet voornoemde
[slachtoffer] meermalen, althans eenmaal een kopstoot heeft gegeven op/tegen
de neus en/of het voorhoofd, althans het gezicht, terwijl de uitvoering van
dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 14 september 2012 te Roosendaal opzettelijk mishandelend
een persoon (te weten [slachtoffer]), meermalen, althans eenmaal een
kopstoot heeft gegeven op/tegen de neus en/of het voorhoofd, althans het
gezicht, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 14 september 2012 te Roosendaal met een ander of anderen,
op of aan de openbare weg en/of op een voor publiek toegankelijke plaats, te
weten het schoolplein van het [naam en adres school] in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld
heeft gepleegd tegen [slachtoffer], welk geweld bestond uit het meermalen,
althans eenmaal
-slaan en/of stompen op/tegen het gezicht, althans het hoofd van die [slachtoffer] en/of
- duwen tegen het lichaam van die [slachtoffer] en/of
- trappen en/of schoppen tegen de zij en/of rug en/of het hoofd en/of de buik,
althans het lichaam van die [slachtoffer],
waardoor voornoemde [slachtoffer] letsel (gezwollen bovenlip, gezwollen
neus,kneuzing, zwelling achterhoofd, bilregio li gevoelig) heeft bekomen;
art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht