RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
parketnummer: 811505-10 en 810570-12 (gev ttz)
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 1 maart 2013
[mededader 2]
geboren op [datum en plaats]
wonende te [adres]
thans gedetineerd in penitentiaire inrichting Rijnmond De Schie Rotterdam
raadsman mr. Meijering, advocaat te Amsterdam
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 13, 14 en 21 november 2012 en
18 december 2012 en 7 januari 2013, waarbij de officieren van justitie, mr. Van Damme en mr. Emmen, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1:
samen met anderen [slachtoffer 1] al dan niet met voorbedachte raad om het leven heeft gebracht;
Feit 2:
samen met anderen heeft geprobeerd [slachtoffer 2] al dan niet met voorbedachte raad om het leven te brengen;
Feit 3:
in bezit was van een vals dan wel vervalst reisdocument;
Feit 1 (810570-12):
in de periode van 1 december 2009 tot en met 14 september 2011 gestolen kentekenplaten en auto’s voorhanden heeft gehad.
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De ontvankelijkheid van de officier van justitie.
Ter zake van feit 3 en het feit onder parketnummer 810570-12 heeft de verdediging aangevoerd dat het overleveringsverzoek van verdachte niet het verzoek bevat om overlevering terzake het voorhanden hebben van valse documenten. Evenmin bevat het overleveringsverzoek de heling als feit. Van een nader verzoek aan de Spaanse autoriteiten blijkt niet uit het dossier en ook is niet gebleken van enige afstandsverklaring ten aanzien van het specialiteitsbeginsel. De verdediging verwijst in dit verband naar artikel 27 van het Kaderbesluit Europees Aanhoudingsbevel, waaruit blijkt dat de overgeleverde persoon niet mag worden vervolgd wegens een ander voor de overlevering begaan feit dan waarvoor hij is overgeleverd. Nu de officier van justitie zich bij de vervolging niet heeft beperkt tot de feiten waarvoor de overlevering is gevraagd, dient de officier van justitie niet ontvankelijk te worden verklaard in de vervolging van deze feiten, aldus de verdediging.
Met betrekking tot de overlevering heeft de officier van justitie het volgende opgemerkt. Ter zake van het valse paspoort heeft hij aangegeven dat – hoewel verdachte niet voor dit feit is overgeleverd – hij daarvoor wel kan worden vervolgd. De Spaanse autoriteiten hebben immers de stukken met betrekking tot het paspoort zonder voorwaarden verstrekt, terwijl pas achteraf in Nederland de valsheid daarvan is vastgesteld. Met betrekking tot de heling heeft de officier van justitie aangevoerd dat de heling pas is ontdekt na de overlevering van verdachte en in ieder geval nadien ook is gepleegd. Het beroep op het specialiteitsbeginsel in verband met deze feiten dient dan ook te worden verworpen, aldus de officier van justitie.
De rechtbank overweegt het volgende. Overeenkomstig artikel 27, tweede lid, van het Kaderbesluit Europees Aanhoudingsbevel wordt een overgeleverd persoon niet vervolgd, berecht of anderszins van zijn vrijheid beroofd wegens enig ander voor de overlevering begaan feit dan dat welk de reden tot overlevering is geweest (ook wel specialiteitsbeginsel genoemd).
Verdachte is door de Spaanse autoriteiten aan Nederland overgeleverd naar aanleiding van het Europees arrestatiebevel (EAB) van de officier van justitie van 14 april 2011. De overleveringsbeslissing bevindt zich niet in het dossier. De rechtbank neemt aan dat verdachte niet is overgeleverd voor andere feiten dan die in het EAB zijn genoemd. De rechtbank stelt – met de verdediging – vast dat feit 3 (in het bezit zijn van een vervalst reisdocument) en het feit onder parketnummer 810570-12 (heling), niet in het EAB staan vermeld. Van een aanvulling op het EAB door de officier van justitie aan de Spaanse autoriteiten is niet gebleken. Voor wat betreft feit 3 heeft dat, gelet op artikel 27, tweede lid, van het Kaderbesluit, tot gevolg dat de officier van justitie in de vervolging van dit feit niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Voor het feit onder parketnummer 810570-12 geldt dat de heling ten laste is gelegd in de periode van 1 december 2009 tot en met 14 september 2011. Verdachte is op 31 mei 2011 overgeleverd en aangehouden op Schiphol. De rechtbank is van oordeel dat de officier van justitie derhalve niet-ontvankelijk dient te worden verklaard voor de periode gelegen vóór 31 mei 2011. Voor de periode gelegen na 31 mei 2011 acht de rechtbank de officier van justitie wel ontvankelijk in zijn vervolging, nu dit de periode betreft gelegen na de overlevering van verdachte.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht alle feiten wettig en overtuigend bewezen. Ten aanzien van de
feiten 1 (moord) en 2 (poging tot moord) geeft de officier van justitie aan dat het bewijs in deze zaak bestaat uit het ontbreken van alibi’s, uit technisch (DNA) bewijs, uit verklaringen van getuigen en uit de telecomgegevens op en rond 14 juli 2010. Verdachte heeft geen alibi. De officier van justitie wijst op de verklaring van de vriendin van verdachte. Zij heeft verklaard dat zij samen met hem op 15 juli 2010 naar Parijs zou gaan, maar dat hij niet op is komen dagen. Hij was in de nacht van 14 op 15 juli 2010 niet thuis geweest en hij was ook niet te bereiken. De volgende dag kwam er een man bij hen thuis om zijn spullen op te halen en te zeggen dat alles goed was met verdachte. Tevens wijst de officier van justitie op het tapgesprek tussen verdachte, zijn broertje en zijn vriendin. In dit gesprek geeft verdachte blijk van daderwetenschap. De vriendin van verdachte wordt geïnstrueerd om niet met de politie te praten. In een later gesprek vraagt het broertje van verdachte waarom hij al zo lang vast zit als het alleen om een petje gaat. Verdachte vertelt aan zijn broertje dat hij het petje in de bus heeft achtergelaten bij het blinderen van de ramen van de bus. Uit onderzoek is gebleken dat van het blinderen van de ramen geen sprake kan zijn geweest.
Uit de Volkswagen Transporter – waarvan gebleken is dat deze is gebruikt bij de schietpartij van 14 juli 2010 – zijn meerdere persoonlijke gebruiksvoorwerpen onderworpen aan DNA-onderzoek. Het DNA-profiel van verdachte werd op een aantal voorwerpen aangetroffen, onder te verdelen in de 1-op-1-miljard-hits, de hits waarbij geen statistische berekening gemaakt kon worden en de profielen waarbij verdachte niet uit te sluiten was. Het DNA van verdachte is aangetroffen (1-op-1-miljard-hit) op de rand van de binnenkant van een baseballcap, liggend op de bestuurdersstoel van de Volkswagen Transporter. Voorts is er een DNA-profiel van verdachte aangetroffen op een handvat van een AH-tas en op een handvat van een linnen tas die in de AH-tas zat. Dit betroffen mengprofielen waarbij geen statistische berekening kon worden gemaakt. Op die AH-tas is ook het DNA van [mededader 2] niet uit te sluiten, terwijl diens DNA ook is aangetroffen op genoemde linnen tas. Ten slotte is het DNA-profiel van verdachte niet uitgesloten op de binnenzijde van de handschoen welke buiten de Volkswagen Transporter is aangetroffen en op een handvat van de zwarte reistas met vier bivakmutsen daarin. Op deze reistas is ook het DNA van [naam mededader] aangetoond. De officier van justitie verzoekt de rechtbank de DNA-resultaten in onderling verband te bezien, omdat het in deze zaak de combinatie van sporen en resultaten is waarin hem de bewijskracht van de DNA-resultaten zit.
Voorts wijst de officier van justitie op de getuigenverklaringen van [getuige 1], [getuige 2] [getuige 3], [getuige 4] en [getuige 5]. Uit de verklaringen komt naar voren dat zij één of meer daders c.q. donker geklede mannen in de Engelse taal hebben horen spreken c.q. roepen.
Uit onderzoek is verder gebleken dat verdachte de feitelijke huurder is geweest van de loods in Vianen waar de Volkswagen Transporter van afkomstig is. De officier van justitie wijst hiervoor op de getuigenverklaringen van [verdachte], [getuige 6] en [getuige 7]. Voorts wijst de officier van justitie op het DNA-onderzoek, waaruit naar voren is gekomen dat het DNA van verdachte is aangetroffen op een peuk op de vloer van de loods en op een blikje Red Bull dat in de loods is aangetroffen. Ten slotte wijst de officier van justitie op twee handgeschreven briefjes welke in de loods zijn aangetroffen en waarop een dactyloscopisch spoor van verdachte is aangetroffen. In de loods werd onder andere de gestolen Seat Leon aangetroffen. Uit de aangifte, behorende bij de Seat Leon, blijkt dat er ten tijde van de diefstal een iPod in de auto lag. Onderzoek heeft uitgewezen dat deze iPod op 14 juli 2010 is aangetroffen in de schoen in de Volkswagen Transporter.
Gelet op de veelheid aan sporen en de combinatie van sporen van meerdere verdachten op één en hetzelfde voorwerp en gelet op de grote verwevenheid van de voertuigen waaraan de verdachten tactisch te koppelen zijn, is het op 14 juli 2010 in de Volkswagen Transporter aangetroffen sporenbeeld veroorzaakt door verdachte en de medeverdachten [naam mededader] en [mededader 2]. Zij zijn die avond in Breda geweest als (mede)uitvoerders van de beschieting van de woonwagen van de [familienaam]. De officier van justitie acht bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan betrokkenheid bij de schietpartij waarbij [slachtoffer 1] het leven heeft gelaten en diens moeder gewond is geraakt. Ten aanzien van de kwalificatie heeft de officier van justitie gesteld dat het licht in de woonwagen aan was, de televisie aanstond en er zichtbaar mensen aan de keukentafel zaten. Door onder deze omstandigheden het vuur te openen op een woonwagen (met dunne wanden) is het opzet op de dood van die personen binnen gegeven. De vraag waar de officier van justitie zich vervolgens voor gesteld ziet is of er sprake is van voorbedachte raad. Verdachte is in een groep van minimaal zeven personen op weg gegaan naar een confrontatie op het woonwagenkamp terwijl men gewapend was. Het onderzoek heeft geen enkele vorm van agressie of geweld vanuit de woonwagen voorafgaand aan de schietpartij kunnen vaststellen. Een andere ondersteuning voor de conclusie dat de verdachten met voorbedachte raad hebben gehandeld is het feit dat de verdachten van vlakbij 27 kogels op de woonwagen hebben afgeschoten. Tijd voor bezinning is er geweest. Na ieder schot hadden verdachten kunnen stoppen. Gelet op deze omstandigheden concludeert de officier van justitie dat de feiten zijn te kwalificeren als moord en poging tot moord.
Tot slot dient de vraag te worden beantwoord of deze feiten alle verdachten kunnen worden aangerekend. De officier van justitie acht in dit verband van belang dat het duidelijk is dat de groep die op weg is gegaan naar het kamp, ervan is uitgegaan daar veel weerstand te kunnen ondervinden. De officier van justitie wijst hiervoor op de zware bewapening, het feit dat de verdachten gemaskerd waren, handschoenen droegen en hun mouwen hadden dichtgetaped en het feit dat er mobiele telefoons zijn gebruikt die op de dag van de schietpartij voor het eerst in de lucht kwamen. Gelet op deze omstandigheden, hebben de leden van de groep beseft of moeten beseffen dat de avond zeer gewelddadig zou kunnen aflopen. De officier van justitie acht het medeplegen van moord en het medeplegen van poging tot moord wettig en overtuigend bewezen.
Ter zake van feit 3 (in bezit zijn van een vervalst paspoort) geeft de officier van justitie aan dat verdachte bij zijn aanhouding in het bezit was van een Roemeens rijbewijs. De foto op dit paspoort betrof verdachte. Gelet op het onderzoek waaruit blijkt dat het paspoort vervalst bleek te zijn en de eigen verklaring van verdachte acht de officier van justitie wettig en overtuigend bewezen dat verdachte een vals paspoort voorhanden heeft gehad. Met betrekking tot het feit onder parketnummer 810570-12 (heling van auto’s en kentekenplaten) wijst de officier van justitie op de resultaten van het tactisch onderzoek naar de loods in Vianen, waaruit blijkt dat verdachte de eigenaar is van deze loods. Hij wijst hiervoor op de eerder genoemde verklaringen van de getuigen en de DNA- en dactyloscopische hits op voorwerpen die in de loods zijn aangetroffen. Voorts wijst de officier van justitie op de eigen verklaring van verdachte waaruit blijkt dat hij de loods kent. De officier acht de heling wettig en overtuigend bewezen.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van hetgeen onder de feiten 1 en 2 ten laste is gelegd. Het voorgestelde bewijs beperkt zich volledig tot DNA-materiaal, de verklaring van de vriendin van verdachte en de inhoud van enkele tapgesprekken. Vastgesteld moet worden dat er voor verdachte geen sprake is van telecomgegevens. Alle sporen die in de Volkswagen Transporter zijn aangetroffen zijn bij uitstek “wandelsporen”, dat wil zeggen sporen op verplaatsbare goederen. Doordat het wandelsporen betreft kan op grond van de sporen niet gesteld worden dat de eigenaar van het DNA op de voorwerpen ook daadwerkelijk in de bus heeft gezeten. Veel van de aangetroffen sporen betreffen mengsporen. Bij een mengprofiel is van belang dat niet kan worden vastgesteld dat iemand bijvoorbeeld een bivakmuts/wapen heeft gedragen. Een persoon kan door overdracht een DNA-profiel op zijn handen/mond hebben gekregen en dit weer hebben afgezet op de bivakmuts of het wapen. Tot slot acht de verdediging het van belang dat DNA-profielen verkregen door middel van de Low Copy Number-methode geldt dat extra voorzichtigheid is geboden. De verdediging wijst op het feit dat het enige 1 op 1 miljard-spoor van verdachte een DNA-match betreft op de binnenkant van een baseballpetje dat op de bestuurdersstoel van de Volkswagen Transporter is aangetroffen. Het gaat hier om DNA-materiaal dat verdachte niet per se terugbrengt tot die bus. Een pet kan immers “wandelen”, doordat deze bijvoorbeeld is gebruikt door derden. Het overdadige sporenbeeld doet denken aan een set-up. Bovendien zijn er andere scenario’s denkbaar die de aanwezigheid van het DNA-materiaal kunnen verklaren. De verdediging wijst op het hypothetische geval dat de medeverdachten op enige manier wel betrokkenheid hebben. Dan is de aanwezigheid van het DNA van verdachte heel goed verklaarbaar nu zij elkaar kennen.
Met betrekking tot het overige bewijsmateriaal heeft de verdediging het volgende aangevoerd. Verdachte brengt zichzelf al bij zijn voorgeleiding terug op de bus. Hij is daar direct open en eerlijk in en de vraag is of dergelijke openheid nu direct te plaatsen is bij iemand die daadwerkelijk met de bus ter plaatse is geweest en zelfs zou behoren tot één van de zeven personen. Verdachte is uiteindelijk vertrokken omdat hij zich op maar liefst drie fronten ernstig zorgen moest maken, nu hij in verband met het schietincident kon worden gebracht. Hij had te vrezen van het justitiefront, het daderfront en het front van het slachtoffer. Van verdachte kan om dezelfde reden niet worden verwacht dat hij de namen gaat noemen van de personen aan wie hij de bus heeft geleverd. Naar de mening van de verdediging wordt verdachte ten onrechte tegengeworpen dat hij voor een deel gebruik heeft gemaakt van zijn recht om te zwijgen. Hij heeft een verklaring afgelegd bij de politie en ook bij de rechter-commissaris. Verdachte gaat ook vrij snel open verklaren over de baseballpet. Net als de open verklaring over het busje, had hij zulks in het geheel niet hoeven te doen. Het busje is wel degelijk extra geblindeerd. Bij die gelegenheid heeft verdachte de pet in het busje achtergelaten.
De officier van justitie wijst op de verklaring afgelegd door de vriendin van verdachte, in die zin dat hij niet bij zijn vriendin heeft geslapen in de nacht van 14 op 15 juli 2010. Verdachte heeft verklaard dat hij wel vaker een nacht niet thuis kwam. Zijn vriendin heeft dit bevestigd bij de rechter-commissaris. Het ging volgens de vriendin van verdachte ook om een vriend van verdachte die de bewuste volgende dag aan de deur was gekomen. De verklaringen van de vriendin van verdachte kunnen derhalve niet een belastende bijdrage leveren aan het bewijs.
Tot slot vormen de tapgesprekken volgens de officier van justitie ook een onderdeel van het bewijs. Van belang is te onderstrepen dat de gesprekdeelnemers geen idee hadden van een lopende telefoontap. Het feit dat geen enkele kennis aanwezig is van het meeluisteren door de recherche onderstreept dat de uitspraken van verdachte als authentiek zijn te kwalificeren. Authentiek als het gaat om zijn mededelingen over de bus die hij heeft geleverd, maar waarvan hij niet wist waarvoor die uiteindelijk gebruikt zou gaan worden. Maar ook authentiek daar waar hij over de pet heeft gesproken en dat hij geen zin meer had om verder in de shit te gaan komen omdat hij “maar andere mensen een plezier wil doen”.
Met betrekking tot het opzet en het medeplegen heeft de verdediging het volgende aangevoerd. Er zijn belangrijke aanwijzingen dat de oorspronkelijke bedoeling van de zeven betrokkenen niet een moord of doodslag was. Het heeft er alle schijn van dat één van de betrokkenen – de eerste schutter – onverwacht het vuur heeft geopend. Op basis van de camerabeelden kan worden gesteld dat het niet de bedoeling is geweest dat er geschoten zou gaan worden. Tevens kan op basis van deze beelden worden vastgesteld dat er minimaal drie personen overblijven die niet geschoten hebben, dus in die zin kan geen opzet verweten worden. Zij hebben zich gedistantieerd door er vandoor te gaan. Niet uitgesloten mag worden dat verdachte één van de personen is geweest die zich kennelijk heeft gedistantieerd direct nadat de eerste schutter ongepland is gaan schieten. Uit de camerabeelden komt voorts naar voren dat er geen sprake is geweest van een aanslag of een afrekening. Mogelijk was het de bedoeling om [getuige 1] te bedreigen, af te persen of te ontvoeren. Van een vooropgezet plan om iemand te vermoorden is niet gebleken. De verdediging betwist bovendien dat men kon weten dat er zich personen in de woonwagen bevonden. Voor het medeplegen van moord of doodslag moet dubbel opzet bewezen worden, namelijk opzet op het gronddelict alsmede opzet op het medeplegen. Opzet op het gronddelict kan niet blijken uit de voorbereidingen en de gebeurtenissen tot aan het moment dat de eerste schutter zijn wapen afvuurt. Andere omstandigheden waaruit het opzet gedestilleerd kan worden, komen niet uit het dossier naar voren. De eerste schutter gaat kennelijk verder dan de groepsbedoeling was. Uit vaste jurisprudentie blijkt dat degenen die daar niet aan meedoen, voor het meerdere niet strafbaar zijn. Voor de tenminste drie personen die niet hebben geschoten geldt dat zij niet als medepleger kunnen worden aangemerkt.
Ter zake van feit 3 en het feit onder parketnummer 810570-12 heeft de verdediging geen bewijsverweer gevoerd.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
De dagvaarding met parketnummer 810570-12
Op 14 september 2011 vond er een doorzoeking plaats in een loods gelegen aan de [adres] in verband met een achterstallige huurbetaling. In de loods werden op de begane grond vier voertuigen aangetroffen. Het betroffen een zwarte Seat Leon voorzien van het kenteken [( - - )], een blauwe Volkswagen Golf voorzien van het kenteken [( - - )], een grijze Volkswagen Golf voorzien van het kenteken [( - - )] en een blauwe Volkswagen Golf voorzien van het kenteken [( - - )]. In de Volkswagen Golf voorzien van het kenteken [( - - )] werden tussen de bestuurdersstoel en de achterbank twee kentekenplaten aangetroffen voorzien van het kenteken WI-AB 3669. De aangetroffen voertuigen werden bevraagd bij het dienstdoende informatieknooppunt van dienst van de politie Utrecht. De voertuigen bleken allemaal van diefstal afkomstig te zijn. Ook de kentekenplaten op de Seat Leon voorzien van het kenteken [( - - )] bleken niet de originele kentekenplaten van dit voertuig te zijn. Dit voertuig had als originele kenteken
[( [( - - )]]
Door de eigenaars van de gestolen auto’s is aangifte gedaan. Op 29 juni 2010 heeft [X] aangifte gedaan van diefstal van een personenauto, te weten een Seat Leon voorzien van het kenteken [( - - )] Deze personenauto stond tussen 28 juni 2010 en 29 juni 2010 geparkeerd aan de [adres] te ’s-Gravenhage. [Y] heeft op 3 april 2010 aangifte gedaan van diefstal van een personenauto, te weten een Volkswagen Golf voorzien van het kenteken [( - - )]. Deze personenauto stond geparkeerd aan de [adres] te Amsterdam. Op 13 december 2009 heeft [aangever] aangifte gedaan van diefstal van een personenauto, te weten een Volkswagen Golf voorzien van het kenteken [( - - )]. Deze personenauto stond tussen 12 december 2009 en 13 december 2009 geparkeerd in een parkeergarage gelegen aan de [adres]. Ten slotte heeft [aangever 2] op 31 maart 2010 aangifte gedaan van diefstal van een personenauto, te weten een Volkswagen Golf voorzien van het kenteken [( - - )]. De personenauto stond op 30 maart 2010 geparkeerd aan de [adres] te Haarlem. [aangever 3] heeft op 5 juli 2010 aangifte gedaan van diefstal van kentekenplaten voorzien van het kenteken [( - - )]. De auto met deze kentekenplaten stond op 5 juli 2010 geparkeerd aan de [adres].
De vraag is of verdachte betrokken is geweest bij de loods in Vianen en de daar aangetroffen gestolen voertuigen. [neef verdachte], zijnde de neef van verdachte, heeft verklaard dat de loods in Vianen op zijn naam is gehuurd. Verdachte was de feitelijke huurder van de loods. Verdachte zou [neef verdachte] financieel steunen, maar wilde als tegenprestatie dat [neef verdachte] een loods voor hem zou huren omdat hij dit zelf niet kon. Verdachte had een loods nodig om auto’s te importeren vanuit Engeland. [Z], een vastgoedadviseur, heeft verklaard betrokken te zijn geweest bij de huurovereenkomst van de loods in Vianen. De loods stond op naam van [neef verdachte]. Hij zou zijn neef, zijnde verdachte, helpen bij het opstarten van een bedrijf. Dit had te maken met het importeren en exporteren van voertuigen.
In de Seat Leon voorzien van het kenteken [( - - )], die in de loods werd aangetroffen, werd een blikje Red Bull aangetroffen. Dit blikje is in beslag genomen en de drinkopening van dit blikje werd bemonsterd en verzegeld middels DNA-zegel AADL2943NL. Door het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) is geconstateerd dat het DNA in het sporenmateriaal met het DNA-identiteitszegel AADL2943NL afkomstig kan zijn van verdachte. De kans dat een willekeurig gekozen persoon hetzelfde DNA-profiel heeft als dat van het spoor is kleiner dan één op één miljard.
Op de vloer in de loods werd een sigarettenpeuk aangetroffen. Deze peuk (merk Marlboro) werd in beslag genomen, waarna deze werd bemonsterd en verzegeld middels DNA-zegel AADL2929NL. Door het NFI is geconstateerd dat het DNA in het sporenmateriaal met het DNA-identiteitszegel AACA8131NL (afgesplitst van AADL2929NL) afkomstig kan zijn van verdachte. De kans dat een willekeurig gekozen persoon hetzelfde DNA-profiel heeft als dat van het spoor is kleiner dan één op één miljard.
In de Volkswagen Golf voorzien van het kenteken [( - - )], die ook in de loods werd aangetroffen, werd op de achterbank een sporttas aangetroffen. In deze sporttas zat een handgeschreven papier met kentekens. Door de politie werd een dactyloscopisch spoor aangetroffen op het handgeschreven papier, welke is verzegeld middels SIN-zegel AADL2922NL. Het aangetroffen dactyloscopische spoor is voor onderzoek opgestuurd naar de Unit FTO. Door de Unit FTO is geconstateerd dat het dactyloscopisch spoor voorzien van SIN-zegel AADL2922NL kan worden gekoppeld aan verdachte.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij de loods in Vianen kent. Bij de politie heeft verdachte verklaard dat als hij een gestolen voertuig overneemt, hij dan niet blijft rondrijden met dezelfde kentekenplaten. Wanneer hij een auto van hetzelfde type ziet dan schrijft hij het kenteken op en laat het vervolgens namaken.
Gelet op de verklaringen van de getuigen, het forensisch bewijs in de vorm van DNA- en dactyloscopische hits op voorwerpen die in de loods zijn aangetroffen en de eigen verklaring van verdachte, stelt de rechtbank vast dat verdachte de huurder van de loods is geweest. De vraag is of verdachte ook de feitelijke zeggenschap heeft gehad over de in de loods aanwezige personenauto’s en kentekenplaten, nu hij in de tenlastegelegde periode in voorlopige hechtenis heeft gezeten. De rechtbank overweegt daartoe dat hiervoor niet vereist is dat de goederen zich in de nabije omgeving van verdachte bevinden. Het voorhanden hebben van goederen omvat ook het kunnen beschikken over goederen die elders liggen opgeslagen. De rechtbank is van oordeel dat verdachte gedurende zijn detentie nog steeds over de goederen kon beschikken. De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat verdachte ook gedurende zijn detentie feitelijke zeggenschap heeft gehad over de personenauto’s en kentekenplaten die waren opgeslagen in de loods in Vianen.
Uit de verklaring van verdachte leidt de rechtbank voorts af dat hij wist dat het gestolen voertuigen en kentekenplaten betroffen. De rechtbank acht daarom bewezen dat sprake is geweest van opzetheling.
Anders dan de officier van justitie meent kan naar het oordeel van de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen worden verklaard dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan gewoonteheling, zoals primair ten laste is gelegd. Uit vaste jurisprudentie blijkt dat voor het oordeel dat sprake is van gewoonteheling doorslaggevend is het bestaan van continuïteit in de herhaling van de feiten. Deze continuïteit komt uit het dossier niet naar voren. Van gewoonteheling is derhalve geen sprake. Verdachte zal worden vrijgesproken van het primair aan hem ten laste gelegde feit.
Gelet op het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte in de periode van 31 mei 2011 tot en met 14 september 2011 te Vianen personenauto’s en kentekenplaten voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van die auto’s en kentekenplaten wist dat deze van diefstal afkomstig waren.
De dagvaarding met parketnummer 811505-10
Vaststelling van de feiten
De woonwagen aan de [adres]
Op 14 juli 2010 werd door de gemeenschappelijke meldkamer de melding doorgegeven van een schietpartij aan de [adres]. Op het moment dat de verbalisanten bij de woonwagen aankwamen waar de schietpartij had plaatsgevonden, hoorden zij dat mensen aan het gillen en schreeuwen waren dat er een ambulance moest komen. Uit de woonwagen kwam een vrouw met een bebloed hoofd en hals naar buiten lopen. Deze vrouw bleek [slachtoffer 2] te zijn. Bij de woonwagen lagen verschillende hulzen op de grond en ook werden er in en om de woning diverse kogelinslagen waargenomen. In de woonwagen zag de verbalisant een jongen op de grond in de woonkamer liggen in een plas met bloed. De jongen lag op zijn rug met zijn voeten richting de bank. Tussen de jongen en de bank lag nog een bloedvlek. De jongen is door ambulancemedewerkers, die inmiddels ter plaatse waren, in de ambulance gelegd, waarna zij het kamp hebben verlaten. Deze jongen bleek [slachtoffer 1] te zijn. Op het lichaam [voornaam slachtoff[voornaam slachtoffer 1], geboren op 8 januari 1998, is sectie verricht door het NFI. In het door het NFI uitgebrachte rapport is geconcludeerd dat [voornaam slachtoffer 1] letsels bij leven heeft opgelopen door inwerking van heftig uitwendig mechanisch perforerend geweld, zoals bijvoorbeeld door schoten. In het lichaam [voornaam slachtoff[voornaam slachtoffer 1] werden twee schootskanalen aangetroffen. Eén schootskanaal verliep vanaf de rechterflank ter hoogte van de oksel naar de lever. Het tweede schootskanaal verliep vanaf de rechterheup naar de linkerheup. In het lichaam werden verder enkele andere perforaties waargenomen, die mogelijk veroorzaakt werden door metaalfragmenten of splinters van hout, glas of kunststof afkomstig uit het raamkozijn waardoor kennelijk werd geschoten. Het lichaam van [voornaam slachtoffer 1] was inwendig verbloed. Verbloeding ten gevolge van bovenstaande letsels kan het overlijden zondermeer verklaren.
[slachtoffer 2] heeft verklaard dat zij op 14 juli 2010 samen met haar zoon [voornaam slachtoffer 1] aan de keukentafel zat toen zij iets aan de voordeur hoorde. Ze stond op en zag dat er een persoon voor de deur stond. Deze persoon was tegen de voordeur aan het trappen en direct daarop hoorde [slachtoffer 2] knallen. Zij realiseerde zich op dat moment dat er iemand op de woonwagen aan het schieten was en riep tegen [voornaam slachtoffer 1] dat hij op de grond moest gaan liggen. [slachtoffer 2] heeft niet gemerkt dat zij was geraakt aan haar voorhoofd, maar zag op enig moment dat er bloed over haar hoofd liep. Ze zag op dat moment ook dat [voornaam slachtoffer 1] was geraakt. Hij stond bij een stoel en [slachtoffer 2] zag dat er aan de zijkant van zijn lijf allemaal bloed zat en dat het bloed eruit stroomde. Na enige tijd is de ambulance gearriveerd waarna ze [voornaam slachtoffer 1] hebben afgevoerd naar het ziekenhuis. In het ziekenhuis is er een hagelkorrel uit de hoofdharen van [slachtoffer 2] gevallen.
[getuige 1] heeft verklaard dat hij op dezelfde avond voor zijn woonwagen stond met [getuige 2]. Hij zag op enig moment zes à acht personen het kamp op komen lopen. De groep keek in zijn richting en riep: “What are you doing”. [getuige 2] heeft hierover verklaard dat toen hij met [getuige 1] stond te praten er een groep mensen kwam aangelopen. Hij hoorde iemand roepen: “What are you doing”. De mannen droegen bivakmutsen. [getuige] heeft deze verklaringen bevestigd.
Naar aanleiding van de melding van de schietpartij op het woonwagenkamp aan de [adres] kwamen de noodhulp, de tactische recherche en de technische recherche ter plaatse. Door de Unit FTO werd een onderzoek ingesteld in en om het pand aan de [adres]. Op de woonwagen zijn minimaal 27 schoten afgevuurd. Zes inslagen bevonden zich in de voordeur en het kozijn aan de voorzijde van de woonwagen (vier schoten waren van kaliber 7,62 mm, twee schoten kaliber 12 hagel). Zes inslagen bevonden zich in de gevel en het raam aan de voorzijde van de woonwagen (vijf schoten van kaliber 7,62 mm en één schot kaliber 12 hagel). Ten slotte werden vijftien inslagen waargenomen in de gevel en het raam aan de straatzijde van de woonwagen (veertien schoten van kaliber 7,62 en één schot van kaliber 12 type Brenneke).
De Volkswagen Transporter
Op 14 juli 2010 tussen 23:00 en 23:30 uur zijn er diverse meldingen binnengekomen over de schietpartij in de [adres]. In deze meldingen werd gesproken over een grijze bus waarin de daders zouden zijn vertrokken. Deze bus zou achtergelaten zijn op de kruising van [adres] en [adres]. Op voornoemde kruising werd een bestelbus aangetroffen. Het betrof een grijze Volkswagen Transporter, type Multivan, voorzien van het kenteken [( - - )]. Beide portieren werden in dichte stand, maar niet slotvast afgesloten, aangetroffen. Het raam van het bestuurdersportier stond op een kier. De Volkswagen Transporter was aan de rechterzijde voorzien van een schuifdeur die door de verbalisanten geopend werd aangetroffen.
[getuige 8] heeft verklaard dat zij op 14 juli 2010 omstreeks 23:10 uur hard geknal hoorde uit de richting van het woonwagenkamp. Ze zag een zilverkleurig busje van het kamp af racen. Het busje stopte op de kruising van de (adres]] Ze zag vier of vijf mannen met bivakmutsen op in de richting van de [adres] rennen. [getuige 9] heeft verklaard dat hij iets hoorde dat op vuurwerk leek. Direct daarna hoorde hij een schuifdeur van een busje dichtgaan. Dat geluid kwam vanuit de richting van het kamp. Even later zag hij een Volkswagen Transporter voorbij rijden vanaf de [adres]. De bus stopte op de hoek met de [adres] Er renden vier mannen uit het busje. Drie van de vier mannen hadden in ieder geval een bivakmuts op. Gelet op deze getuigenverklaringen en het aantreffen van de Volkswagen Transporter neemt de rechtbank als vaststaand aan dat bij het schietincident gebruik is gemaakt van de Volkswagen Transporter.
In de Volkswagen Transporter werden vijf vuurwapens aangetroffen, te weten een Zastava (AACT4969NL), een Sig Sauer (AACT4972NL), een Browning (AACT4975NL) en twee Walthers (AACT4966NL en AACT4964NL). Tussen de voor- en middenstoelen van de Volkswagen Transporter zijn twee jerrycans met een vloeistof aangetroffen. Uit de vloeistoffen zijn monsters genomen met SIN-nummers AACT 4907NL en AACT 4908NL. Onderzoek van het NFI heeft uitgewezen dat de monsters benzine betreffen. De Volkswagen Transporter was voorzien van een dieselmotor. Voorts zijn in de Volkswagen Transporter vier schietvesten, zeventien paren handschoenen en acht bivakmutsen aangetroffen.
De parkeerplaats van de Audi A2 en de bosschages aan de [adres]
Getuige [getuige 10] heeft verklaard dat hij op 14 juli 2010 omstreeks 22:50 uur samen met zijn vrouw [vrouw getuige 10] op het balkon van hun flat aan de [adres] zat. Op enig moment zagen zij een Audi A2 voorzien van het kenteken [( - - )] het parkeerterrein op komen rijden. Niemand stapte op dat moment uit de auto. Nadat de Audi ongeveer 20 à 25 minuten geparkeerd stond, hoorde getuige [vrouw getuige 10] ongeveer vijf harde knallen. Volgens [vrouw getuige 10] waren de knallen afkomstig van het woonwagenkamp en betrof het geen vuurwerk maar schoten. Ongeveer vijf à zes minuten nadat [vrouw getuige 10] de knallen had gehoord zag [getuige 10] twee personen over de [adres] rennen komende uit de richting van de [adres] Deze personen stapten in de Audi waarna deze met piepende banden weg reed. Getuige [getuige 5] – die zich in de nabijheid van de [adres] bevond – hoorde op dezelfde avond zes knallen. Enkele minuten nadat zij de schoten had gehoord hoorde zij een mannenstem: “move, move, move, move” roepen. De rechtbank leidt hieruit af dat de parkeerplaats aan de [adres] de plaats is waarover de getuigen [vrouw getuige 10] en [getuige 10] hebben verklaard. Door de verbalisanten is onderzoek ingesteld naar de plaats waar de Audi A2 heeft gestaan. Door de plaatselijke politie werden zij gewezen op het parkeervak waar de Audi A2 gestaan zou hebben. In de bosschages tussen de parkeerplaats waar de Audi gestaan zou hebben en de [adres] werd een handschoen aangetroffen. De bosschages waren ten tijde van het aantreffen van de handschoen vochtig, terwijl de handschoen op het zicht droog was. Hieruit leidt de rechtbank af dat de handschoen door één van de betrokkenen bij het schietincident is achtergelaten. De handschoen is veiliggesteld en gewaarmerkt onder nummer AACP3674NL. Voorts is een onderzoek ingesteld in de plantsoenen en brandgangen tussen de woonwagen aan de [adres] 141 en de [adres] Hierbij werden in de bosschages drie vuurwapens aangetroffen. Dit betroffen een Sig Sauer pistool (AACC5073NL), een Riotgun Maverick (AACC5074NL) en een Zastava (AACC5076NL). Ook deze wapens zijn veiliggesteld en voor onderzoek opgestuurd naar het NFI.
Relatie aangetroffen wapens en schietincident
De vraag is of de wapens aangetroffen in de Volkswagen Transporter en de wapens aangetroffen in de bosschages aan de [adres] te koppelen zijn aan het schietincident bij de woonwagen aan de [adres]. Het NFI heeft in het munitievergelijkend onderzoek geconcludeerd dat het zeer veel waarschijnlijker is dat de twee hulzen (AACC5050NL en AACC5052NL) van kaliber 12 (de hagelpatronen) die aan de voorzijde van de woonwagen zijn aangetroffen, verschoten zijn met het hagelgeweer van het merk Maverick (AACC5074NL) dat in de bosschages is aangetroffen dan met een ander vuurwapen. Verder heeft het NFI vastgesteld dat het zeer veel waarschijnlijker is dat de zes koperen hulzen (AACC5041NL, -42NL, -43NL, -54NL, -55NL en -56NL), welke zijn gevonden aan de straatzijde en de voordeurzijde van de woonwagen, verschoten zijn met het aanvalsgeweer van het merk Zastava (AACC5076NL) dat in de bosschages is aangetroffen, dan met een ander vuurwapen. Ten slotte heeft het NFI geconcludeerd dat het waarschijnlijker is dat de dertien stalen hulzen (AACC5035NL tot en met AACC5040NL, AACC5044NL tot en met AACC5049NL en AACC5053NL), gevonden aan de straatzijde van de woonwagen, zijn verschoten met het aanvalsgeweer van het merk Zastava (AACT4969NL) dat in de Volkswagen Transporter is aangetroffen, dan met een ander wapen. De Unit FTO heeft voorts geconcludeerd dat, gelet op de plaats van het aantreffen van het soort hulzen in het jachtgeweer van het merk Browning, het schot in de thermopane ruit aan de voorzijde van de woonwagen en het schot in de thermopane ruit aan de linkerzijkant van de woonwagen zeer waarschijnlijk afkomstig zijn uit dit jachtgeweer. Dit door de Unit FTO als jachtgeweer aangeduide vuurwapen, wordt door het NFI omschreven als een hagelgeweer.
De rechtbank stelt vast dat het NFI met de hoogst mogelijke waarschijnlijkheidsgraad heeft geconcludeerd dat het aanvalsgeweer van het merk Zastava en het hagelgeweer van het merk Maverick die zijn aangetroffen in de bosschages bij het schietincident gebruikt zijn. Voor het aanvalsgeweer van het merk Zastava dat in de Volkswagen Transporter is aangetroffen geldt dat het NFI dit concludeert met de op één na hoogste waarschijnlijkheidsgraad. Voorts leidt de rechtbank uit de bevindingen van de Unit FTO af dat het zeer waarschijnlijk is dat het jachtgeweer van het merk Browning (dat is aangetroffen in de Volkswagen Transporter) bij het schietincident aan de [adres] gebruikt is. Op grond van het voorgaande staat voor de rechtbank vast dat met twee van de vijf in de Volkswagen Transporter aangetroffen vuurwapens en met twee van de drie in de bosschages aangetroffen vuurwapens op de woonwagen aan de [adres] is geschoten.
Het dodelijke schot
Vaststaat dat [slachtoffer 1] door vuurwapengeweld om het leven is gekomen. Zoals hierboven is overwogen heeft er door het NFI sectie op het lichaam van [voornaam slachtoffer 1] plaatsgevonden. Bij de sectie werden twee projectielen in het lichaam van [slachtoffer 1] aangetroffen, die ieder voor zich een schootskanaal hadden veroorzaakt. Het lichaam was inwendig verbloed, welke inwendige bloedingen hem uiteindelijk fataal zijn geworden. De Unit FTO heeft op basis van de onderzoekgegevens van het NFI onderzoek gedaan naar de vraag met welk wapen de munitie is verschoten die [voornaam slachtoffer 1] dodelijk heeft verwond. Daarbij is uitgegaan van de volgende onderzoeksgegevens van het NFI. In het lichaam zijn een koperkleurige mantel en een stalen kern aangetroffen, welke zijn verzegeld met DNA-zegels AACT3982NL en AACT3983NL. Volgens het NFI passen het manteldeel [AACT3982NL] en de metalen kern [AACT3983NL] het best bij het kaliber 7,62x39mm. Gezien de uiterlijke kenmerken past het manteldeel bij kogels op patronen van de merken Sellier & Bellot en Norinco. De metalen kern komt overeen met de metalen kernen die in munitie van het kaliber 7,62x39mm wordt aangetroffen. Ook is door het NFI vastgesteld dat het waarschijnlijker is dat de dertien patroonhulzen met kaliber 7,62x39mm (AACC5035NL tot en met AACC5040NL, AACC5044NL tot en met AACC5049NL en AACC5053), voorzien van het bodemstempel BXN 83, zijn verschoten met het aanvalsgeweer Zastava (AACT4969NL), aangetroffen in de Volkswagen Transporter, dan met enig ander wapen. Het bodemstempel BXN 83 heeft volgens de Unit FTO betrekking op Sellier & Bellot en het merk Norinco is in het onderzoek niet aangetroffen.
Bij haar onderzoek heeft de Unit FTO, naast de bevindingen van het NFI, tot uitgangspunt genomen dat het veel waarschijnlijker is dat de munitiedelen, aangetroffen in het lichaam van [voornaam slachtoffer 1], afkomstig zijn van één projectiel dan dat hij geraakt is door twee verschillende munitiedelen (mantel en kern) welke afkomstig zouden zijn van twee verschillende projectielen waarvan van het ene projectiel de mantel en van het andere projectiel de kern [voornaam slachtoffer 1] zou zijn binnengedrongen. De Unit FTO concludeert op basis van de onderzoeksgegevens van het NFI, en ervan uitgaande dat de munitiedelen aangetroffen in het lichaam van [voornaam slachtoffer 1] één projectiel hebben gevormd, dat het veel waarschijnlijker is dat [voornaam slachtoffer 1] is overleden door één kogel verschoten door de Zastava (AACT4969NL) aangetroffen in de Volkswagen Transporter, dan door enig ander wapen.
Op grond van de hiervoor genoemde onderzoeksbevindingen van het NFI en de Unit FTO en de eerdere vaststelling dat de Volkswagen Transporter is gebruikt bij het schietincident bij de woonwagen, concludeert de rechtbank dat de Zastava die in de Volkswagen Transporter werd aangetroffen het wapen is waarmee de munitie is verschoten waardoor [voornaam slachtoffer 1] dodelijk is verwond.
De betrokkenheid van verdachte
Zoals hierboven overwogen werden er in de Volkswagen Transporter – naast de eerder genoemde wapens – diverse persoonlijke gebruiksvoorwerpen aangetroffen. Het DNA-profiel van verdachte is – in verschillende gradaties – op meerdere voorwerpen aangetroffen. Op de zitting van de bestuurdersstoel van de Volkswagen Transporter werd een baseballpet aangetroffen. Deze baseballpet is in beslag genomen en verzegeld middels DNA-zegel AACT4906NL. De aangetroffen pet is voor DNA-onderzoek opgestuurd naar het NFI. Door het NFI is geconstateerd dat het DNA in het sporenmateriaal met het DNA identiteitszegel AACT4906NL afkomstig kan zijn van verdachte. De kans dat een willekeurig gekozen persoon hetzelfde DNA-profiel heeft als dat van het spoor is kleiner dan één op één miljard. Voorts werd er in de Volkswagen Transporter een boodschappentas met het opschrift ‘Albert Heijn’ aangetroffen. Deze boodschappentas is in beslag genomen en de handvatten zijn verzegeld middels DNA-zegel AACT4766NL. In deze tas zat een linnen tas welke eveneens in beslag is genomen en waarvan het handvat is verzegeld middels DNA-zegel AACT4461NL. De aangetroffen tassen zijn voor DNA-onderzoek opgestuurd naar het NFI. Door het NFI is geconstateerd dat het DNA in het sporenmateriaal met DNA-identiteitszegel AACT4766NL afkomstig kan zijn van verdachte en minimaal twee andere personen, waarbij [naam mededader] en [mededader 2] niet kunnen worden uitgesloten. Van het DNA in het sporenmateriaal met DNA-identiteitszegel AACT4461NL heeft het NFI geconstateerd dat het afkomstig kan zijn van verdachte en [mededader 2] en minimaal één andere persoon. Voor beide sporen (AACT4766Nl en AACT4461NL) geldt dat een statistische berekening voor het vaststellen van de wetenschappelijke bewijswaarden van de gevonden match vanwege de complexiteit van de DNA-profielen niet is uitgevoerd.
Bij de bespreking van de dagvaarding met parketnummer 810570-12 heeft de rechtbank reeds vastgesteld dat de oorspronkelijke kentekenplaten van de Volkswagen Transporter zijn aangetroffen in een loods aan de [adres]. Ook heeft de rechtbank vastgesteld dat verdachte deze loods heeft gehuurd. In de Volkswagen Golf met het kenteken [ ( - - )], die in de loods stond, werd op de achterbank een sporttas aangetroffen. In deze sporttas bevond zich een handgeschreven papier met daarop onder meer de aantekening: “[( - - )] Bus”. Op het papier werd een dactyloscopisch spoor aangetroffen, dat is veiliggesteld onder SIN-zegel AADL2922NL. Het aangetroffen dactyloscopische spoor is voor onderzoek opgestuurd naar de Unit FTO. Door de Unit FTO is geconstateerd dat het dactyloscopisch spoor voorzien van SIN-zegel AADL2922NL kan worden gekoppeld aan verdachte. Voorts heeft verdachte verklaard dat hij de Volkswagen Transporter zelf ooit heeft gekocht. Gelet op het voorgaande staat voor de rechtbank vast dat de bij het schietincident gebruikte Volkswagen Transporter afkomstig is geweest van verdachte.
Bij de bespreking van het sporenmateriaal heeft de rechtbank vastgesteld dat het DNA profiel van verdachte matcht met het DNA-profiel afgeleid uit een spoor op de binnenkant van een baseballpet, aangetroffen op de bestuurdersstoel van de Volkswagen Transporter. Dit betreft een zogenoemde 1-op-1-miljard-match. Voorts is er een match tussen het DNA-profiel van verdachte en DNA-profielen van sporen op een handvat van een Albert Heijn-tas en op het handvat van een linnen tas in diezelfde Albert Heijn-tas. De Albert Heijn-tas is aangetroffen tussen de voor- en middenstoelen van de Volkswagen Transporter. Het NFI heeft deze twee matches niet statistisch kunnen onderbouwen.
Verdachte heeft ontkend bij het schietincident te zijn betrokken. Hij heeft verklaard dat hij de Volkswagen Transporter in de middag van 14 juli 2010 heeft verkocht aan een groep jongens. Dit was op straat, ergens tussen Amsterdam en Abcoude. Ten aanzien van de baseballpet heeft hij verklaard dat hij de pet heeft laten liggen toen hij de ramen aan het blinderen was.
De rechtbank overweegt dat de baseballpet op de bestuurdersstoel van de Volkswagen Transporter is aangetroffen. Naar het oordeel van de rechtbank valt dit niet goed te rijmen met de verklaring van verdachte dat hij de baseballpet in de Volkswagen Transporter heeft laten liggen, nog voordat deze werd overgedragen. Het aantreffen van de baseballpet op de bestuurdersstoel duidt er veeleer op dat de baseballpet bij het verlaten van de Volkswagen Transporter door de bestuurder of een inzittende is achtergelaten. [getuige 11] heeft verklaard dat zij op 15 juli 2010, haar verjaardag, samen met verdachte naar Parijs zou gaan. De dag voor haar verjaardag heeft zij nog contact met hem gehad. ’s Nachts is zij wakker geworden en toen was verdachte er niet. Zijn telefoon stond uit en zij kon hem niet bereiken. Op 15 juli 2010 kwam een vriend van verdachte bij haar aan de deur. Deze persoon zei dat alles goed was met verdachte en dat het beter was als zij tijdelijk weg ging. De spullen van verdachte, waaronder zijn computer, zijn toen ook meegenomen.
De rechtbank is van oordeel dat deze gang van zaken niet past in de lezing van verdachte dat hij slechts de Volkswagen Transporter heeft overgedragen en voor het overige niet betrokken is geweest bij het schietincident. De rechtbank ziet niet in waarom verdachte de dag na het incident, dat laat in de avond heeft plaatsgevonden, een vriend naar zijn vriendin zou sturen om haar te vragen om weg te gaan, als hij uitsluitend de Volkswagen Transporter zou hebben geleverd. De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte wellicht bang is geweest voor de daders, omdat hij een niet goed functionerend busje had geleverd, of bang is geweest om door de politie met het incident in verband te worden gebracht. De rechtbank is van oordeel dat dit wellicht kan verklaren waarom verdachte zelf is vertrokken, maar ziet hierin geen verklaring voor het feit dat hij het nodig vond zijn vriendin te laten waarschuwen om te vertrekken. Daarbij komt dat verdachte, die blijkens de verklaring van getuige [getuige] de avond van het schietincident en de nacht daaropvolgend niet thuis is geweest, niet heeft verklaard waar hij toen was. Dit had gelet op het voorhanden zijnde bewijsmateriaal wel op zijn weg gelegen.
Alles overziend acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte één van de personen is geweest die op 14 juli 2010 met Volkswagen Transporter naar de woonwagen van de slachtoffers aan de [adres] in Breda is gegaan.
Feitelijke toedracht van het schietincident
Na het schietincident heeft onderzoek plaatsgevonden in de woonwagen aan de [adres]. In de voorgevel bevonden zich twee ramen. De rolluiken voor deze ramen waren volledig geopend. In de linkerzijgevel van de woonwagen bevonden zich een schuifpui, een raam (met een gesloten rolluik) en een dubbele voordeur. Rechts en links naast de voordeuren bevond zich een raam. Vóór de voordeur was een verhoogd bordes, met aan beide zijden een stenen trap. Op de eerste verdieping was een televisietoestel ingeschakeld. In diverse vertrekken van de woning brandde een aantal lampen. Getuige [initialen]. [getuige 1], de vader van [voornaam slachtoffer 1], heeft verklaard dat hij boven televisie aan het kijken was, toen hij gebonk en daarna knallen hoorde. Aangeefster [slachtoffer 2] heeft verklaard dat zij die avond het rolluik bij de voordeur nog niet naar beneden had gedaan.
In het kader van het strafrechtelijk onderzoek genaamd Carneool zijn door de Nationale Recherche van het Korps Landelijke Politiediensten camera's geplaatst. Deze waren gericht op de voorzijde en de linkerzijkant van de woonwagen gelegen aan de [adres]. Ten tijde van het schietincident waren deze camera’s in werking. Ter zitting zijn de camerabeelden van het schietincident een aantal malen bekeken. Daarbij heeft de rechtbank geconstateerd dat er in totaal zeven personen bij het schietincident aanwezig zijn. Voorts is op de camerabeelden te zien dat via twee ramen van de woonwagen licht van binnen naar buiten schijnt.
Verbalisant [naam verbalisant] heeft de camerabeelden gedetailleerd beschreven. Hij ziet een bus in de richting van de woonwagen rijden. Nadat de bus is gestopt, ziet hij personen rondom de bus lopen. Een aantal personen loopt richting het trapje van de toegangsdeur van de woonwagen. Eén van deze personen loopt het trapje op. Deze persoon heeft een op een vuistvuurwapen gelijkend voorwerp in zijn handen. Eén van de andere personen heeft een lang vuurwapen in zijn handen. De persoon op het bordes klopt/bonkt op de toegangsdeur. De persoon met het lange vuurwapen heeft het vuurwapen in de aanslag. De persoon op het bordes schopt tweemaal tegen de voordeur. Er zijn zeven personen zichtbaar. De persoon met het lange vuurwapen richt op de toegangsdeur. De persoon op het bordes gaat het trapje af en de persoon met het lange vuurwapen vuurt op de toegangsdeur. Terwijl deze persoon het trapje afgaat, wordt er nogmaals geschoten door de persoon met het lange vuurwapen. Vervolgens vuurt een andere persoon op de woonwagen. Hierna wordt door deze persoon en nog een derde persoon op de woonwagen geschoten. De persoon die het trapje is opgelopen, is niet één van deze schietende personen. Men gaat al schietend terug naar de bus. Vervolgens wordt er nogmaals op de woonwagen geschoten. Bij de bus aangekomen komt er een persoon schietend in beeld. Deze persoon schiet in totaal drie keer.
De rechtbank heeft reeds vastgesteld dat bij het schietincident gebruik is gemaakt van de Volkswagen Transporter. De rechtbank stelt op grond van de beschrijving van de camerabeelden vast dat een aantal van de bij het schietincident aanwezige personen uit de Volkswagen Transporter is gekomen. Op de camerabeelden is te zien dat van de zeven aanwezige personen, vier personen een wapen droegen. De rechtbank kan uit de camerabeelden niet afleiden dat door meer dan drie personen is geschoten. Dit volgt ook niet uit het wapenonderzoek, waaruit blijkt dat met vier wapens op de woonwagen is geschoten. Zoals de verdediging terecht heeft aangevoerd, kan immers niet worden uitgesloten dat één van de schutters meer dan één wapen heeft gehanteerd. De rechtbank neemt daarom als vaststaand aan dat minimaal drie personen op de woonwagen hebben geschoten. Hierboven is reeds vastgesteld dat er in totaal 27 schoten zijn afgevuurd.
(Voorwaardelijk) opzet
Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg - in dit geval de levensberoving - is aanwezig indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden. Dit is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedragingen en de omstandigheden waaronder deze zijn verricht. Het zal moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregelen aanmerkelijk is te achten. Niet alleen is vereist dat de verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, maar ook dat hij die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard. Bepaalde gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer gericht op een bepaald gevolg dat het behoudens contra-indicaties - niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg heeft aanvaard.
De rechtbank overweegt dat het schietincident omstreeks 23:00 uur heeft plaatsgevonden. Op dit tijdstip is het gebruikelijk dat mensen in hun woning aanwezig zijn. De rolluiken van de voordeur van de woonwagen waren open. In de woning brandde licht, hetgeen blijkens de camerabeelden buiten zichtbaar is geweest. Voorts was er een televisietoestel ingeschakeld, zodat er ook geluid in de woning is geweest. Door onder deze omstandigheden op korte afstand 27 schoten af te vuren op de woonwagen, hebben de daders bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat er personen in de woonwagen aanwezig zouden zijn en dat deze personen door een of meer van de kogels dodelijk getroffen zouden worden. Het feit dat niet is komen vast te staan dat de daders [slachtoffer 1] en zijn moeder hebben kunnen zien, doet hier niet aan af. Er is daarom sprake van voorwaardelijk opzet op de levensberoving van zowel [slachtoffer 1] als zijn moeder.
Voorbedachte raad
Voor een bewezenverklaring van voorbedachte raad moet komen vast te staan dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. Uit de voorhanden zijnde bewijsmiddelen is niet gebleken dat sprake is geweest van een vooropgezet plan om [slachtoffer 1], zijn moeder of een andere persoon in de woonwagen te doden of zelfs van een vooropgezet plan om op de woonwagen te schieten. Het feit dat de zeven personen met vuurwapens naar de woonwagen zijn gegaan, betekent niet noodzakelijkerwijs dat er een dergelijk plan is geweest. Het is niet uitgesloten dat deze personen andere bedoelingen hadden, zoals het ontvoeren, afpersen of bedreigen van de vader van [slachtoffer 1] of iemand anders, en dat pas gaandeweg is besloten om op de woonwagen te gaan schieten. De rechtbank acht daarom niet bewezen dat er met voorbedachte raad is gehandeld, zodat verdachte zal worden vrijgesproken van het onder feit 1 primair tenlastegelegde medeplegen van moord en het onder feit 2 primair tenlastegelegde medeplegen van poging tot moord.
Medeplegen
De rechtbank heeft reeds vastgesteld dat verdachte één van de zeven personen is geweest die bij het schietincident aanwezig zijn geweest. Uit het voorgaande volgt dat ten aanzien van vier van de zeven aanwezige personen niet is komen vast te staan dat zij op de woonwagen hebben geschoten. Voorts staat ten aanzien van drie van de aanwezige personen niet vast dat zij een vuurwapen bij zich droegen. Nu niet duidelijk is welke van de zeven personen verdachte is geweest, kan de rechtbank niet vaststellen dat verdachte op de woonwagen heeft geschoten of dat hij een vuurwapen bij zich droeg. De vraag is of hij zich desondanks heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van doodslag en poging tot doodslag.
De rechtbank overweegt dat verdachte met een aantal anderen in een Volkswagen Transporter naar het woonwagenkamp in Breda is gegaan. In de Volkswagen Transporter waren schietvesten, bivakmutsen, handschoenen en twee jerrycans met benzine aanwezig. Gelet op het feit dat de Volkswagen Transporter een dieselmotor had, is het zeer aannemelijk dat de benzine bestemd was om de Volkswagen Transporter in brand te steken om sporen uit te wissen. Vaststaat dat naar de woonwagen een vuistvuurwapen, twee hagelgeweren en twee aanvalsgeweren zijn meegenomen. Deze aanvalsgeweren betreffen volautomatische wapens. In ieder geval een aantal van de betrokkenen droeg bivakmutsen. Uit de camerabeelden blijkt dat de vuurwapens voor alle aanwezige personen zichtbaar moeten zijn geweest. Naar het oordeel van de rechtbank moest verdachte onder deze omstandigheden ernstig rekening houden met de mogelijkheid dat met een aantal zware wapens op de woonwagen geschoten zou worden. Desondanks heeft verdachte zich, toen het nog kon, niet gedistantieerd, maar is hij bij de groep gebleven totdat er werd geschoten.
Gelet op het voorgaande was er sprake van een nauwe en bewuste samenwerking, waarbij het opzet van verdachte gericht is geweest op het medeplegen van doodslag en poging tot doodslag. De rechtbank acht daarom het onder feit 1 impliciet subsidiair tenlastegelegde medeplegen van doodslag op [slachtoffer 1] en het onder feit 2 impliciet subsidiair tenlastegelegde medeplegen van poging tot doodslag op diens moeder wettig en overtuigend bewezen.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
Feit 1:
op14 juli 2010 te Breda tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven heeft beroofd, immers hebben verdachte en zijn mededaders met dat opzet, met vuurwapens kogels afgevuurd op de woonwagen waarin die [slachtoffer 1] zich bevond, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 1] is overleden;
Feit 2:
op14 juli 2010 te Breda ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk [slachtoffer 2] van het leven te beroven, tezamen en in vereniging met anderen, met dat opzet, met vuurwapens kogels hebben afgevuurd op de woonwagen waarin die van [slachtoffer 2] zich bevond, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit subsidiair (810570-12)
in de periode 31 mei 2011 tot en met 14 september 2011,te Vianen
* een personenauto VW Golf kenteken [( - - )] en
* een personenauto VW Golf kenteken [( - - )] en
* een personenauto VW Golf kenteken [( - - )] en
* een personenauto Seat Leon kenteken [( - - )] en
* kentekenplaten met het kenteken [( - - )] en
* Duitse kentekenplaten met het kenteken [( - - )];
voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen
van die personenauto's en kentekenplaten wist dat het door misdrijf verkregen goederen betrof;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 20 jaar met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De officier van justitie heeft hierbij rekening gehouden met de ernst van de feiten waarbij het zwaartepunt ligt op de moord op [slachtoffer 1]. De officier van justitie heeft voorts in ogenschouw genomen dat verdachte geen verantwoordelijkheid voor zijn daden wil nemen en dat uit zijn gedragingen minachting spreekt voor het leven van een ander zoals zelden wordt vertoond. De houding van verdachte in combinatie met het gewelddadige strafblad van verdachte biedt weinig hoop voor een kentering in de toekomst, waarbij in het leven van verdachte geen plaats meer is voor excessief gewelddadig gedrag.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft, uitgaande van vrijspraak ten aanzien van alle aan verdachte ten laste gelegde feiten, geen strafmaatverweer gevoerd.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich samen met zijn mededaders schuldig gemaakt aan de doodslag van de 12-jarige [slachtoffer 1] en de poging tot doodslag van de [moeder slachtoffer 1]. Verdachte en zijn mededaders hebben op 14 juli 2010 even na 23:00 uur deelgenomen aan de schietpartij die heeft plaatsgevonden op het woonwagenkamp gelegen aan de [adres] te Breda. De schietpartij werd gepleegd door zeven personen. In totaal zijn op de woonwagen van de [familienaam] minimaal 27 schoten afgevuurd. In de woonwagen werd [voornaam slachtoffer 1] geraakt, die kort daarop is overleden aan zijn verwondingen. Ook de moeder van [voornaam slachtoffer 1] werd geraakt door een hagelkorrel. De moeder van [voornaam slachtoffer 1] heeft alles zien gebeuren en heeft abrupt afscheid moeten nemen van haar zoon, met wie zij zo’n goede band had. Bij de schietpartij is gebruik gemaakt van tenminste vier zware vuurwapens, te weten een Maverick, twee Zastava’s en een Browning. Dit zijn wapens die in korte tijd zeer ernstig onheil kunnen aanrichten, hetgeen helaas ook is gebleken op 14 juli 2010. Een dergelijke schietpartij, uitgevoerd door een zevental personen met een overmacht aan geweld, vindt zelden plaats in ons land. De schietpartij lijkt op een professionele wijze voorbereid. Een doodslag en een poging tot doodslag behoren in ons strafrechtstelsel tot de ernstigste misdrijven die wij kennen, en dat geldt temeer wanneer deze misdrijven zo bruut worden gepleegd als hier is gebeurd.
Verdachte en zijn mededaders hebben met deze schietpartij getoond geen respect te hebben voor het menselijk leven. Door het handelen van verdachte en zijn mededaders hebben zij [voornaam slachtoffer 1] zijn meest fundamentele bezit ontnomen, namelijk het recht om te leven. Daarbij komt dat het een nog kwetsbaar mensenleven betreft: dat van een kind. De gewelddadige dood van zo’n jong kind is schokkend voor zijn familieleden, waarbij op de eerste plaats gedacht moet worden aan de vader, moeder en de broers van [voornaam slachtoffer 1]. Ook voor de overige familieleden die bij het gezin betrokken waren moet de schok enorm zijn geweest. Voorts kunnen de ogen niet worden gesloten voor de schok en de onrust die strafbare feiten van dit kaliber in de samenleving teweegbrengen. Door de grote media-aandacht die deze zaak heeft gekregen, zal het ook weinig mensen ontgaan zijn.
Voor alle betrokkenen in deze zaak is het onbegrijpelijk en frustrerend dat verdachte en zijn mededaders geen openheid van zaken hebben gegeven. Verdachte heeft geen berouw getoond over zijn eigen handelen of spijt betuigd tegenover de slachtoffers. De rechtbank weegt daarbij mee dat verdachte een ontkennende proceshouding heeft ingenomen en een gebrek aan inzicht in de strafwaardigheid van zijn handelen ten toon heeft gespreid. Zijn houding op zitting geeft evenmin blijk van enig berouw of inzicht in zijn handelen.
Verdachte heeft zich daarnaast ook schuldig gemaakt aan diverse helingen. Verdachte heeft bij het plegen van die feiten niet stilgestaan bij de vervelende gevolgen voor de eigenaren van de gestolen goederen. Hij heeft naast materiële schade ook gevoelens van onrust en onveiligheid veroorzaakt voor de direct betrokkenen. De rechtbank overweegt evenwel dat dit feit, hoe verwerpelijk ook, relatief minder zwaarwegend is in vergelijking met de doodslag en de poging tot doodslag.
Bij het bepalen van de duur van de op te leggen straf is in het nadeel van verdachte in aanmerking genomen dat hij blijkens zijn documentatie vaker met justitie in aanraking is geweest. In Nederland is hij veroordeeld voor een opzetheling en een diefstal. In Engeland is verdachte ook in aanraking geweest met justitie. Hij is daar veroordeeld tot een gevangenisstraf van 42 maanden vanwege het bezit van een vuurwapen en munitie. Verdachte blijkt geen enkele lering te hebben getrokken uit waarschuwingen en veroordelingen uit het verleden.
Bij het bepalen van de hoogte van de straf heeft de rechtbank de ernst van de bewezenverklaarde feiten – waarbij het zwaartepunt ligt bij de doodslag en de poging tot doodslag – gerelateerd aan andere soortgelijke strafbare feiten, waarbij rekening is gehouden met de wettelijke strafmaxima en de straffen die voor soortgelijke feiten plegen te worden opgelegd. Het professionele, criminele en het gewelddadige karakter van de aanslag op de woonwagen, het leed dat aan anderen is berokkend – met name aan de naaste familie van [voornaam slachtoffer 1] – en de maatschappelijke verontrusting leggen hierbij veel gewicht in de schaal. Ook het feit dat verdachte reeds eerder is veroordeeld en het gevaar voor herhaling dat ligt besloten in het criminele milieu waarin verdachte zich beweegt, spelen een belangrijke rol. Gelet op de ernst van de feiten en hetgeen hiervoor is overwogen, acht de rechtbank het opleggen van een zeer langdurige gevangenisstraf passend en geboden. Wel zal de rechtbank een lagere straf opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd omdat zij, anders dan de officier van justitie, uitgaat van doodslag en poging tot doodslag in plaats van moord en poging tot moord. De rechtbank zal verdachte veroordelen tot een gevangenisstraf van 16 jaar met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
7 Het beslag
7.1 De teruggave aan verdachte
De rechtbank zal de teruggave gelasten van het hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerp aan verdachte, aangezien dit voorwerp niet vatbaar is voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en onder verdachte in beslag is genomen.
8 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 10, 27, 45, 47, 57, 287 en 416 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
9 De beslissing
De rechtbank:
Voorvragen
- verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vervolging van verdachte voor het onder feit 3 tenlastegelegde feit en voor het op de dagvaarding met parketnummer 810570-12 tenlastegelegde feit voor zover het de periode van 1 december 2009 tot en met 30 mei 2011 betreft;
- verklaart de officier van justitie voor het overige ontvankelijk;
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het onder feit 1 primair (810570-12) tenlastegelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:
medeplegen van doodslag;
feit 2:
medeplegen van poging tot doodslag;
feit 1 subsidiair (810570-12):
opzetheling, meermalen gepleegd.
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 16 jaar;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van het in beslag genomen voorwerp, te weten;
*1.00 STK Mes Gamma vouwmes.
Dit vonnis is gewezen door mr. Alferink, voorzitter, mr. Ebben en mr. Van Bergen, rechters, in tegenwoordigheid van Van Rijs, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 1 maart 2013.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
hij op of omstreeks 14 juli 2010 te Breda tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 1] van het leven heeft beroofd, immers
heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) met dat opzet
en na kalm beraad en rustig overleg, met een of meer vuurwapen(s) een of meer
kogel(s) afgevuurd op die [slachtoffer 1], althans de woonwagen waarin die [slachtoffer 1] zich bevond, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 1] is overleden;
art 289 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 14 juli 2010 te Breda ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 2]
van het leven te beroven, tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, met een of
meer vuurwapen(s) een of meer kogel(s) heeft/hebben afgevuurd op die van
[slachtoffer 2], althans de woonwagen waarin die van [slachtoffer 2] zich bevond, terwijl de
uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 289 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 4 mei 2011 te Malaga, althans in Spanje, in het bezit was
van een reisdocument, te weten een (Roemeens) paspoort, waarvan hij wist of
redelijkerwijs moest vermoeden dat het reisdocument vals of vervalst was,
bestaande de valsheid of vervalsing hierin dat in/op dat paspoort de naam [valse naam] met geboortedatum 2 juni 1972 stond vermeld en/terwijl in/op dat
paspoort een foto van hem, verdachte was aangebracht;
art 231 lid 2 Wetboek van Strafrecht
hij in of omstreeks de pleegperiode van 1 december 2009 tot en met 14
september 2011, althans in of omstreeks de periode van 1 maart 2010 tot
en met 14 september 2011 te Vianen en/of elders in Nederland, tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een gewoonte heeft
gemaakt van het plegen van opzetheling, immers heeft/hebben verdachte en/of
zijn mededader(s) op na te melden tijdstippen, op na te melden plaatsen, na te
melden goederen verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij
en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen
van die goederen wist(en) dat het door misdrijf verkregen goederen betrof:
1. in of omstreeks de periode van 12 december 2009 tot en met 14 september
2011, althans in of omstreeks de periode van 1 maart 2010 tot en met 14
september 2011 te Vianen en/of elders in Nederland, een personenauto VW Golf
kenteken [( - - )] en/of;
2. in of omstreeks de periode van 30 maart 2010 tot en met 14 september 2011
te Vianen en/of elders in Nederland, een personenauto VW Golf kenteken
[( - - )] en/of
3. in of omstreeks de periode van 2 april 2010 tot en met 14 september 2011 te
Vianen en/of elders in Nederland, een personenauto VW Golf kenteken [( - - )]
en/of
4. in of omstreeks de periode van 28 juni 2010 tot en met 14 september 2011 te
Vianen en/of elders in Nederland, een personenauto Seat Leon kenteken [( - - )]
en/of
5. in of omstreeks de periode van 4 juli 2010 tot en met 14 september 2011 te
Vianen en/of elders in Nederland, kentekenplaten met het kenteken [( - - )]
en/of
6. in of omstreeks de periode van 1 januari 2010 tot en met 14 juli 2010,
althans in of omstreeks de periode van 1 maart 2010 tot en met 14 juli 2010
te Vianen en/of elders in Nederland, een VW Transporter met Duits kenteken
[( - - )] en/of
7. in of omstreeks de periode van 1 januari 2010 tot en met 14 september
2011, althans in of omstreeks de periode van 1 maart 2010 tot en met 14
september 2011 te Vianen en/of elders in Nederland, Duitse kentekenplaten met
het kenteken [( - - )];
art 417 Wetboek van Strafrecht
subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode 1 december 2009 tot en met 14 september 2011,
althans in of omstreeks de periode van 1 maart 2010 tot en met 14 september
2011 te Vianen en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen,
* een personenauto VW Golf kenteken [( - - )] en/of
* een personenauto VW Golf kenteken [( - - )] en/of
* een personenauto VW Golf kenteken [( - - )] en/of
* een personenauto Seat Leon kenteken [( - - )] en/of
* kentekenplaten met het kenteken [( - - )] en/of
* een VW Transporter met Duits kenteken [( - - )] en/of
* Duitse kentekenplaten met het kenteken [( - - )];
heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij
en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen
van die (personen)auto('s) en/of kentekenpla(a)t(en) en/of VW Transporter
wist(en) dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht