ECLI:NL:RBZWB:2013:BZ2766
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Voorlopige voorziening
- P. Poerink
- Rechtspraak.nl
Vordering tot gebod om lasterlijke uitlatingen te staken
In deze zaak vordert eiser, wonende te [woonplaats eiser], een gebod tegen gedaagde, wonende te [woonplaats gedaagde], om zich te onthouden van het opnemen, zoeken of hebben van contact dat voorzien is van lasterlijke en/of smadelijke uitlatingen over eiser. De procedure is gestart met een dagvaarding op 14 januari 2013, gevolgd door een mondelinge behandeling op 8 februari 2013. Eiser stelt dat gedaagde hem in het openbaar beschuldigt van ernstige strafbare feiten, waaronder pedofilie, door het verspreiden van een pamflet waarin deze beschuldigingen worden geuit. Eiser heeft eerder aangifte gedaan van belediging en smaad tegen gedaagde, en stelt dat de uitlatingen van gedaagde zijn eer en goede naam aantasten.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat gedaagde de grens van de vrijheid van meningsuiting heeft overschreden, zoals vastgelegd in artikel 10 lid 2 van het EVRM. De rechter oordeelt dat de uitlatingen van gedaagde ongefundeerd zijn en dat er geen objectieve redenen zijn om deze beschuldigingen te uiten, vooral omdat de eerdere aangifte tegen eiser in 2005 is geseponeerd. De rechter weegt de belangen van beide partijen en komt tot de conclusie dat het belang van eiser om niet blootgesteld te worden aan lasterlijke uitlatingen zwaarder weegt dan het belang van gedaagde om zich kritisch uit te laten. Gedaagde wordt veroordeeld in de proceskosten van eiser, die zijn begroot op € 1.194,91. Het gevorderde gebod wordt toegewezen, en gedaagde wordt opgedragen om zich te onthouden van verdere lasterlijke uitlatingen.