ECLI:NL:RBZWB:2013:BZ2973

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
5 maart 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
02/800450-12
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. Kouwenhoven
  • mr. Janssen
  • mr. Van Triest
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van minderjarige verdachte voor openlijke geweldpleging in trein op Koninginnedag 2012

Op 5 maart 2013 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een minderjarige verdachte, die betrokken was bij meerdere openlijke geweldplegingen in een overvolle trein op Koninginnedag 2012. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen geweld heeft gepleegd tegen verschillende slachtoffers, waaronder [slachtoffer 1], [slachtoffer 2], [slachtoffer 3], en anderen, en dat er ook schade is toegebracht aan de trein zelf. De feiten vonden plaats toen de verdachte en zijn medeverdachten in de trein van Eindhoven naar Tilburg reisden. Tijdens deze reis ontstond er een vechtpartij waarbij de verdachte en zijn medeverdachten geweld gebruikten tegen de slachtoffers, die zich probeerden te verdedigen en zich achter de schuifdeuren van de trein terugtrokken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd, wat resulteerde in verwondingen bij de slachtoffers en schade aan de trein. De rechtbank heeft de dagvaarding voor bepaalde onderdelen nietig verklaard, maar de verdachte is wel schuldig bevonden aan de openlijke geweldplegingen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een werkstraf van 200 uur en een voorwaardelijke jeugddetentie van 3 maanden, met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast is de verdachte aansprakelijk gesteld voor de schade aan de benadeelde partijen, waaronder de Nederlandse Spoorwegen, en zijn er schadevergoedingen toegewezen aan de slachtoffers. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers zwaar meegewogen in de strafoplegging.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team jeugd
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/800450-12
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 5 maart 2013
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [datum en plaats]
wonende te [adres]
raadsman mr. M.M. van der Marel, advocaat te Tilburg.
1 Onderzoek van de zaak
Overeenkomstig artikel 495 van het wetboek van strafvordering heeft de kinderrechter de zaak naar deze kamer verwezen. De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 19 februari 2013, waarbij de officier van justitie, mr. Gudde, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1: samen met anderen geprobeerd heeft om [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] van het leven te beroven dan wel zwaar te mishandelen dan wel openlijk en in vereniging geweld heeft gepleegd tegen genoemde personen dan wel samen met anderen genoemde personen heeft mishandeld;
Feit 2: openlijk en in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1], [slachtoffer 2], [slachtoffer 3], [slachtoffer 4], [[slachtoffer 5]] [slachtoffer 6] en onbekend gebleven medereizigers dan wel samen met anderen genoemde personen heeft mishandeld;
Feit 3: openlijk en in vereniging geweld heeft gepleegd tegen meerdere treinstellen van de trein met nummer 1980 dan wel samen met anderen deze trein heeft beschadigd;
Feit 4: openlijk en in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 7] en [slachtoffer 8] dan wel samen met anderen genoemde personen heeft mishandeld.
3 De voorvragen
De geldigheid van de dagvaarding.
De rechtbank stelt vast dat hetgeen onder 1 subsidiair ten laste is gelegd in grote mate overeenkomt met hetgeen onder 2 primair ten laste is gelegd, met name voor wat betreft het gebruik van een mes, een (glas)scherf of een puntig voorwerp. De rechtbank zal gelet hierop de dagvaarding nietig verklaren voor wat betreft hetgeen onder 1 subsidiair in het tweede gedachtestreepje ten laste is gelegd en voor wat betreft “steken/slaan/gooien” en “tegen” onder 2 primair in het derde gedachtestreepje ten laste is gelegd. Deze onderdelen van de tenlastelegging zijn in de bij dit vonnis als bijlage opgenomen tenlastelegging doorgestreept. Op deze wijze is onder feit 1 het incident waarbij met een mes of ander steekvoorwerp is gestoken ten laste gelegd en onder feit 2 de overige geweldshandelingen. De rechtbank zal de dagvaarding voor het overige geldig verklaren.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
Feit 1:
De officier van justitie verzoekt verdachte van het onder 1 primair ten laste gelegde feit vrij te spreken nu naar haar mening bij verdachte geen sprake was van opzet om aangevers te doden. Wel acht de officier van justitie wettig en overtuigend bewezen dat verdachte openlijk geweld heeft gepleegd in vereniging tegen aangevers door in de richting van de gebroken ruit van het treinstel tegen de aangevers te duwen, te slaan en te schoppen. Zij baseert zich daarbij op de aangiftes van [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3], het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] en de overige getuigenverklaringen in het dossier.
Feit 2:
De officier van justitie acht hier eveneens wettig en overtuigend bewezen dat verdachte openlijk geweld heeft gepleegd. Zij baseert zich daarbij op de aangiftes van [slachtoffer 4], [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6], het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1], meerdere getuigenverklaringen en het proces-verbaal van bevindingen waarbij verdachte wordt aangewezen en vervolgens wordt aangehouden.
Feit 3:
De officier van justitie acht het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen. Zij wijst er daarbij op dat op de videobeelden te zien is dat de deuren zijn vernield.
Feit 4:
De officier van justitie acht het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen. Zij baseert zich daarbij op de aangiften, de beschrijving van de camerabeelden en de verklaring van verdachte ter zitting.
4.2 Het standpunt van de verdediging
Feiten 1, 2 en 3:
Door de verdediging is aangevoerd dat verdachte geen deel uitmaakte van de groep van de medeverdachten. Hij kent hen wel uit de stad, maar het zijn geen vrienden van hem. Tijdens de eerste vechtpartij heeft verdachte iemand geholpen die was gevallen. Hij heeft zich daarbij verwond aan glas. Verdachte had niets met deze vechtpartij te maken hetgeen ook naar voren komt uit de stukken. Vervolgens is verdachte door een meisje verbonden en zat hij op de trap op het balkon van de trein. Op dat moment trokken de aangevers zich terug. Verdachte kon niet weg vanwege de drukte in de trein. De aangevers hebben vervolgens dingen geroepen naar de medeverdachten waarop verdachte zich uit frustratie ermee is gaan bemoeien. Hij heeft echter geen geweld tegen aangevers gebruikt of enige handelingen verricht tegen het leven gericht van de aangevers dan wel de opzet gehad om de aangevers van het leven te beroven. Nadat verdachte zijn kalmte heeft verloren, heeft hij wel met koelelementen en een blikje gegooid. De verdediging betwist echter dat de aangebrachte vernielingen aan de deuren van de trein zijn veroorzaakt door het gooien van de koelelementen of het blikje. Gelet op het voorgaande stelt de verdediging zich op het standpunt dat verdachte van het zowel onder feit 1 primair als subsidiair en het tweede subsidiair vrijgesproken dient worden. Ook dient verdachte te worden vrijgesproken van het onder feit 2 primair en subsidiair ten laste gelegde feit. Ten aanzien van feit 3 dient een vrijspraak te volgen voor het primair ten laste gelegde feit. Wel kan het onder 3 subsidiaire feit worden bewezen in die zin dat verdachte heeft gegooid met een koelelement. Daarbij dient rekening gehouden te worden met de eigen handelingen die verdachte heeft verricht.
Feit 4:
De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte een geheel andere lezing heeft van de gebeurtenissen dan de aangevers. Hij is door één van de aangevers geslagen in café Miller Time. Toen hij door de portier uit het café was gezet en met zijn vriendin onderweg was naar de plaats waar de vader van verdachte hen met de auto zou ophalen, kwamen zij de aangevers weer tegen. De (ex-)vriendin van verdachte is vervolgens naar de aangevers toegegaan en verdachte wilde tussenbeiden komen. Hij is vervolgens geslagen met een gesp van een riem in zijn gezicht. De aangevers hebben dan ook als eerste geslagen. Verdachte betwist dat hij aangevers met een boksbeugel heeft geslagen. Wellicht dat de armband van verdachte hiervoor is aangezien. Het was een rommelige vechtpartij waarbij de vraag is wie wat heeft gedaan. Dat blijkt niet goed uit het dossier. Hiermee dient de rechtbank rekening te houden.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Feiten 1, 2 en 3
De feiten
De rechtbank zal hieronder chronologisch vaststellen wat er zich op 30 april 2012 in de trein van Eindhoven naar Tilburg heeft afgespeeld.
Op 30 april 2012 stapten [slachtoffer 2], [slachtoffer 1], [slachtoffer 4], [slachtoffer 6] en [slachtoffer 5] in de trein van Eindhoven naar Tilburg . Bij het instappen vielen [slachtoffer 6] en [slachtoffer 5] op de grond in de trein . Terwijl [slachtoffer 5] op de grond lag werd hij door een groep mensen van Antilliaanse afkomst getrapt . Nadat [slachtoffer 6] en [slachtoffer 5] overeind waren gekomen, vertoonde de groep Antillianen ook agressief gedrag . [slachtoffer 4] en [slachtoffer 9] gingen tussen de groep Antillianen en [slachtoffer 2], [slachtoffer 1] en [slachtoffer 6] in staan . [slachtoffer 6] kreeg op dat moment tikjes in zijn gezicht van een jongen met een grijs petje, wit T-shirt en zwart trainingsjack . Ineens brak er een gevecht uit tussen beide groepen . [slachtoffer 1] kreeg tijdens het gevecht een klap op zijn oog . [slachtoffer 2] kreeg tijdens het vechten klappen in zijn gezicht en een harde trap tegen zijn hoofd. Ook kreeg hij een klap op zijn achterhoofd . Vervolgens zijn [slachtoffer 2], [slachtoffer 1], [slachtoffer 6] en [slachtoffer 5] via de sluis naar een ander treinstel gegaan en hebben [slachtoffer 1] en [slachtoffer 6] de eerste schuifdeur dichtgehouden .
Tijdens het dichthouden van de sluisdeur zag [slachtoffer 1] dat leden uit de groep Antillianen bewegingen met hun handen maakten langs hun keel (keel doorsnijden) en dat door hen werd geroepen: "we maken je dood" . [slachtoffer 5] zag een jongen zwaaien en dreigen met een mes . Ook [slachtoffer 6] heeft gezien dat iemand met een zilveren mes van ongeveer 30 cm lang heeft staan dansen en dreigen . Later die dag is in de betreffende trein een groot mes aangetroffen . Dit betreft een zilverkleurig mes .
De groep Antillianen probeerde ondertussen de deur te openen. Ze trapten , beukten en sloegen tegen de ruit van de deur. Ook hebben ze koelelementen gebruikt om het glas te breken. De ruit ging uiteindelijk kapot doordat de ruit werd ingeslagen met een lege fles Canei. Vervolgens zag [slachtoffer 1] dat een aanvaller naar voren kwam en door de gebroken ruit een stekende beweging maakte in zijn richting. [slachtoffer 1] keek toen naar zijn arm en zag dat uit de bovenzijde van zijn arm bloed omhoog spoot. Hierna is [slachtoffer 1] naar achteren gelopen en daar weggegaan . Vervolgens is [slachtoffer 6] naar de tweede schuifdeur gegaan. Hij heeft toen deze deur dichtgehouden . Ook het raam van deze schuifdeur ging kapot door het schoppen en slaan tegen het raam en het gooien van koelelementen .
Nadat beide ruiten van de sluisdeuren kapot waren, heeft [slachtoffer 3] zijn mobiel gepakt en door het gat in het glas gefilmd . Ondertussen hield [slachtoffer 6] de tweede sluisdeur dicht . [slachtoffer 2] en [slachtoffer 5] hielpen hem daarbij .
De rechtbank herkent op genoemde film de jongen met de rode pet als verdachte [verdachte] de jongen met de grijze pet als verdachte [mededader 3] en de jongen met de zwarte pet met een witte X erop met de grote bos kroeshaar als verdachte [mededader 1] . Ook verdachte heeft zichzelf op de beelden herkend als de jongen met de rode pet . Getuige [getuige 1] heeft gezien dat de jongens op genoemde film, degenen waren die tegen de eerste sluisdeur aan het trappen waren .
Op genoemde film is te horen en te zien, voor zover voor de bewezenverklaring van belang, chronologisch weergegeven dat:
- Zowel de ruit in de eerste als in de tweede schuifdeur kapot is;
- [mededader 3] door het gat in de ruit spuugt naar de jongen die de schuifdeur dicht houdt;
- [verdachte] meerdere malen koelelementen naar de schuifdeur gooit;
- [mededader 1] de kapotte ruit van de tweede schuifdeur verder kapot trapt;
- [mededader 3] een fles door de kapotte ruit steekt;
- [verdachte] zegt: "zo dadelijk ga ik jou schieten";
- [verdachte] weer met een koelelement gooit in de richting van de schuifdeur .
De door [mededader 3] door de ruit gestoken fles is vervolgens door [slachtoffer 6] afgepakt en op de grond kapot gegooid . Door een trap tegen zijn hand door één van de Antillianen heeft [slachtoffer 3] zijn hand opengehaald aan het glas .
Hierna bleef de jongen met de zwarte pet met het witte logo en het lange kroeshaar, die de rechtbank op basis van de eigen waarneming ter zitting en het proces-verbaal beschrijving videobeelden herkent als zijnde [mededader 1], zwaaien met een fles . Hij uitte ook bedreigingen zoals onder andere: “waar woon je, kom mee naar buiten straks, ik schiet je kapot" .
[slachtoffer 1] heeft van twee personen die gevochten hebben een signalement gegeven. De eerste persoon betreft een jongen van vermoedelijk Antilliaanse afkomst, baseball pet met rood erin en een zwarte jas aan. De tweede persoon betreft een licht getinte man, grote rasta haardos in een staart naar achteren. Deze personen zijn later door de politie afgevoerd . [slachtoffer 4] heeft gezien dat twee jongens die bij de vechtpartij betrokken waren door de politie werden afgevoerd. Dit betrof een jongen met een zwart petje op en rastahaar en donker getinte jongen met gemillimeterd haar en een gladde huid. De laatstgenoemde jongen leek op de jongen die door de politie ter plaatse werd aangehouden. Dit betreft verdachte [mededader 3] .
Verdachte [mededader 1] heeft verklaard dat hij samen met, onder andere, medeverdachten [mededader 3] en [verdachte] in Eindhoven de bewuste trein in is gestapt. Hij heeft in de trein gevochten met de jongens die later het filmpje hebben gemaakt .
Namens de Nederlandse Spoorwegen (NS) is aangifte gedaan van vernieling gepleegd aan de trein met nummer 1980. Van twee schuifdeuren waren de ruiten vernield. Één schuifdeur was zodanig ontzet dat deze in zijn geheel vervangen diende te worden .
De bewuste en nauwe samenwerking
Op basis van bovenstaande bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte samen met [mededader 3] en [mededader 1] in Eindhoven op de trein zijn gestapt. In de trein zijn zij in gevecht geraakt met aangevers [slachtoffer 1], [slachtoffer 2], [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6]. Nadat deze aangevers zich hadden teruggetrokken achter twee schuifdeuren in de trein, hebben verdachte, [mededader 3] en [mededader 1] de ruiten van deze twee schuifdeuren vernield. Ook hebben zij door deze (kapotte) ruiten geweld gepleegd tegen genoemde aangevers en aangever [slachtoffer 3]. In dit kader overweegt de rechtbank nog dat, hoewel van het gevecht en de vernielingen van de schuifdeuren geen filmbeelden aanwezig zijn, de gegeven signalementen van de daders van de vechtpartij en de vernielingen, overeen komen met verdachte, [mededader 1] en [mededader 3].
Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat bij verdachte, [mededader 1] en [mededader 3] sprake was van een bewuste en nauwe samenwerking gericht op het plegen van geweld tegen genoemde aangevers en de schuifdeuren van de trein. Verdachten zijn vanaf het begin tot het einde als groep opgetreden en geen van hen heeft zich van de geweldplegingen gedistantieerd of geprobeerd hieraan een einde te maken. Dat verdachte zich even aan het geweld heeft onttrokken om zijn hand te laten verbinden, maakt dit niet anders. Verdachte is immers daarna weer teruggekomen en verder gegaan met het plegen van geweld. Onder deze omstandigheden zal de rechtbank alle handelingen die bewezen kunnen worden verklaard aan verdachte toerekenen, ongeacht of verdachte deze handelingen zelf heeft verricht. Het door de verdediging gevoerde verweer over de bewuste en nauwe samenwerking wordt dan ook niet door de rechtbank gevolgd.
Feit 1
Primair
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat bij verdachte de opzet bestond om [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] dan wel [slachtoffer 3] van het leven te beroven dan wel zwaar te mishandelen. Gelet hierop zal de rechtbank verdachte van de onder 1 primair ten laste gelegde poging tot doodslag dan wel poging tot zware mishandeling vrijspreken.
Subsidiair
Op basis van bovenstaande bewijsmiddelen acht de rechtbank wel wettig en overtuigend bewezen dat verdachte openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3], door met een puntig voorwerp in de arm van [slachtoffer 1] te steken en door het schoppen van het lichaam van [slachtoffer 3] in de gebroken ruit, zoals onder 1 subsidiair ten laste is gelegd. Nu uit het dossier niet duidelijk is geworden wanneer [slachtoffer 2] gewond is geraakt en waardoor precies wordt verdachte ten aanzien van dit onderdeel vrijgesproken.
Feit 2
Primair
De rechtbank acht eveneens op basis van bovenstaande bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 3], [slachtoffer 1], [slachtoffer 2], [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6], zoals onder 2 primair ten laste is gelegd. Zoals reeds door de rechtbank is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking gericht op het plegen van geweld tegen genoemde personen. Verdachte heeft daaraan een significante en wezenlijke bijdrage geleverd, zoals, onder andere, blijkt uit de filmopnamen.
Feit 3
Primair
Op basis van bovenstaande bewijsmiddelen, in het bijzonder de verklaring van getuige [getuige 1], de aangifte namens de NS en de filmopname op de telefoon van [slachtoffer 3], acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen de schuifdeuren van de trein met nummer 1980, zoals onder 3 primair ten laste is gelegd. Dat, zoals door de verdediging wordt gesteld, de ruiten niet kapot zijn gegaan doordat verdachte hiertegen met koelelementen of een blikje gooide, maakt dit niet anders. Overigens wordt deze stelling niet door de rechtbank gevolgd.
Feit 4
Vanwege het feit dat verdachte een geheel andere lezing heeft van de gebeurtenissen dan de aangevers zal de rechtbank als uitgangspunt van de bewezenverklaring van het feit het proces-verbaal nemen waarin de camerabeelden van de gebeurtenissen staan uitgeschreven.
Op 23 juni 2012 om 02:48 uur lopen twee mannen naast elkaar over de Paleisring in de richting van het Piusplein te Tilburg. Dit zijn aangevers [slachtoffer 7] en [slachtoffer 8]. Een man en een vrouw lopen naast elkaar over de Paleisring in de richting van het Stadhuisplein te Tilburg. Dit zijn de verdachte [verdachte] en [mededader 2]. Tijdens het passeren loopt [mededader 2] met versnelde pas richting [slachtoffer 7], waarbij zij slaande bewegingen maakt richting het hoofd van [slachtoffer 7]. [slachtoffer 7] stapt achteruit en probeert de slaande bewegingen af te weren en/of te ontwijken. Verdachte loopt direct achter [mededader 2] aan en maakt direct een trappende beweging met zijn linkerbeen in de richting van [slachtoffer 7]. Verdachte trapt wederom richting [slachtoffer 7]. [slachtoffer 7] rent weg richting het Piusplein waarbij verdachte hem achterna rent. Ter hoogte van het café De Skihut gelegen op de Paleisring schopt verdachte al rennend tegen de benen (achterzijde) van [slachtoffer 7] waardoor [slachtoffer 7] ten val komt. Verdachte loopt direct naar [slachtoffer 7]. Terwijl [slachtoffer 7] nog op de grond ligt, slaat en trapt verdachte [slachtoffer 7] en gaat op hem zitten. [mededader 2] komt aangerend en slaat en schopt [slachtoffer 7] terwijl verdachte nog op hem zit. [slachtoffer 8] en getuige [getuige 2] komen [slachtoffer 7] te hulp en trekken de verdachte en [mededader 2] van [slachtoffer 7] af, waardoor zij met hen in gevecht komen. Verdachte staat tegenover [slachtoffer 8] waarbij hij een voorwerp gelijkend op een broeksriem vast heeft. [slachtoffer 8] pakt eveneens een voorwerp gelijkend op een broeksriem. Verdachte maakt een slaande beweging met zijn riem richting [slachtoffer 8]. [slachtoffer 8] heft zijn armen en wendt zijn gezicht af. [slachtoffer 8] maakt een slaande beweging met zijn riem richting verdachte. [mededader 2] valt wederom [slachtoffer 7] aan. Zij maakt daarbij slaande bewegingen met haar armen richting [slachtoffer 7]. [slachtoffer 7] loopt achteruit in de richting van de ingang van café De Skihut.
Om 02:49 uur valt [slachtoffer 8] op de grond. [mededader 2] belaagt [slachtoffer 8] terwijl die op de grond ligt. [slachtoffer 7] en [slachtoffer 8] lopen achteruit richting de ingang van het café De Skihut.
Om 02:50 uur zoekt [mededader 2] wederom de confrontatie met [slachtoffer 7] waarbij zij een spugende beweging met haar hoofd maakt richting [slachtoffer 7]. [slachtoffer 7] loopt wederom achterwaartse richting de ingang van café De Skihut. Hierna maakt [mededader 2] een slaande beweging met de armen richting het hoofd van [slachtoffer 7]. [slachtoffer 7] verdedigt zich door zijn armen voor zijn lichaam en hoofd te bewegen.
Aangever [slachtoffer 7] heeft verklaard dat hij zag en voelde dat het meisje hem in zijn gezicht spuugde en daarna voelde hij dat zij hem in zijn gezicht begon te slaan. Hij is meerdere keren door het meisje geslagen. Vervolgens zag hij dat de jongen een voorwerp uit zijn jaszak pakte en dat in zijn rechterhand had. [slachtoffer 7] schrok hiervan en begon te rennen. Iets verder weg kwam hij ten val. Toen hij op de grond lag, gingen de jongen en het meisje door met slaan en voelde hij dat hij met een hard voorwerp op zijn gezicht en op zijn schouder werd geslagen. Ook voelde hij dat hij in zijn buik en in zijn rug werd getrapt. Vervolgens zag hij dat [slachtoffer 8] de jongen bij hem wegtrapte en dat de jongen zich tegen [slachtoffer 8] keerde .
Aangever [slachtoffer 8] heeft verklaard dat hij zag dat het meisje [slachtoffer 7] in zijn gezicht spuugde en hem direct een klap met haar vuist gaf. Even later werd [slachtoffer 7] door de jongen onderuit getrapt, waardoor [slachtoffer 7] ten val kwam. Toen [slachtoffer 7] op de grond lag, zag [slachtoffer 8] dat de jongen met een voorwerp op [slachtoffer 7] stond in te slaan. [slachtoffer 8] heeft de jongen nog een trap gegeven om hem bij [slachtoffer 7] vandaan te houden. Op enig moment daarna kwam het meisje op hem afgelopen en gaf hem een duw waardoor hij achterover tussen de terrasstoelen viel. [slachtoffer 8] is toen nog een aantal keren door haar geslagen. [slachtoffer 8] heeft gezien dat de jongen een riem in zijn handen had .
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij een armband droeg en dat deze misschien over zijn pols is gekomen . Deze armband kan aangezien zijn voor een boksbeugel.
Op basis van bovenstaande bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte openlijk in vereniging met [mededader 2] geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 7] en [slachtoffer 8], zoals onder 4 primair ten laste is gelegd. Uit het proces-verbaal over de camerabeelden komt duidelijk naar voren dat verdachte en [mededader 2] kunnen worden aangemerkt als degene die de confrontatie opzochten en geweld tegenover [slachtoffer 7] en [slachtoffer 8] gebruikten. Dit proces-verbaal vindt steun in de verklaringen van beide aangevers. Nu in dit proces-verbaal geen melding wordt gemaakt van een boksbeugel, zal de rechtbank verdachte van dit deel van de tenlastelegging vrijspreken. Wel gaat de rechtbank er op basis van genoemde bewijsmiddelen vanuit dat verdachte zijn armband heeft gebruikt om [slachtoffer 7] te slaan en dat hij [slachtoffer 8] met een riem heeft geslagen. Dat er eerder in het café een confrontatie heeft plaatsgevonden waar verdachte het slachtoffer van was, zoals hij ter zitting heeft verklaard, rechtvaardigt niet dat verdachte en [mededader 2] de confrontatie zochten.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1. subsidiair
op 30 april 2012 op het treintraject van Eindhoven naar Tilburg, met anderen, op een voor het publiek toegankelijke plaats, te weten in de NS-trein van Eindhoven naar Tilburg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [initialen] [slachtoffer 1] En [initialen] [slachtoffer 3], welk geweld bestond uit
- het steken met een puntig voorwerp in de arm van die [slachtoffer 1] en
- het schoppen van het lichaam van die [slachtoffer 3] in de gebroken ruit;
2. primair
op 30 april 2012 op het treintraject van Eindhoven naar Tilburg, met anderen, op een voor het publiek toegankelijke plaats, te weten in de NS-trein van Eindhoven naar Tilburg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [initialen] [slachtoffer 3] en [initialen] [slachtoffer 1] en [initialen] [slachtoffer 2] en [slachtoffer 5[slachtoffer 6]] welk geweld bestond uit
- het (meermalen) (met kracht) slaan/stompen/stoten/trappen/schoppen/duwen/trekken/spugen tegen het/de licha(a)m(en) van die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] en/of
- het (meermalen) dreigend tonen/zwaaien met een mes en (wijn)fles(sen) aan die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] en/of
- het maken van een snijbeweging met een vinger langs zijn keel en het hieraan toevoegen van de woorden "Kom mee naar buiten straks, ik schiet je kapot" en/of "we maken je dood", althans woorden van gelijke dreigende strekking en/of aard;
3. primair
op 30 april 2012 op het treintraject van Eindhoven naar Tilburg, met anderen, op een voor het publiek toegankelijke plaats, te weten in de NS-trein van Eindhoven naar Tilburg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen de schuifdeuren van de trein met nummer 1980, welk geweld bestond uit
- het schoppen/trappen/slaan tegen de ruiten van meerdere schuifdeuren en
- het (in)slaan/(in)gooien met koelelementen en een (wijn)fles tegen de ruiten van meerdere, althans een schuifdeur(en) en
- het met kracht duwen tegen de schuifdeuren;
4. primair
op of omstreeks 23 juni 2012 te Tilburg met een ander, op of aan de openbare weg, Paleisring, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 6] en [slachtoffer 8] welk geweld bestond uit
- die [slachtoffer 7] in/tegen het gezicht spugen en
- (met een voorwerp) slaan en/of Schoppen tegen het hoofd en/of lichaam van die [slachtoffer 7], ook zulks terwijl
die [slachtoffer 7] (weerloos) op de grond lag en
- (met een voorwerp) slaan op het hoofd en/of lichaam van die [slachtoffer 8].
Voor zover in de bewezen verklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring, in cursief, verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een werkstraf van 180 uur met aftrek van het voorarrest en een jeugddetentie van 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt om aan verdachte, conform het advies in het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming, een deels voorwaardelijke werkstraf op te leggen. De verdediging is van mening dat het opleggen van een voorwaardelijke jeugddetentie een te zware straf is. Tevens stelt de verdediging zich op het standpunt dat in de strafmaat rekening gehouden dient te worden met de omstandigheden waaronder de feiten hebben plaatsgevonden alsmede de rol van verdachte.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich op 30 april 2012 in de trein van Eindhoven naar Tilburg met een groep ernstig misdragen. Door de enorme drukte bij het binnengaan van de trein is er geduwd. Deze situatie is vervolgens ontaard in een massale vechtpartij. Uit angst voor verdachte en de medeverdachten hebben aangevers zich teruggetrokken achter de schuifdeur van het treinstel. Deze deur is door verdachte en de medeverdachten vernield. Nadat de aangevers zich achter een tweede deur hadden teruggetrokken, is vervolgens de ruit van deze deur door verdachte en de medeverdachten kapot gemaakt. Zowel tijdens de vechtpartij als toen aangevers zichzelf en de andere mensen in de trein wilden beschermen achter de deuren, hebben de aangevers verschillende verwondingen opgelopen. Verdachte en de medeverdachten hebben zich achter de deuren zeer dreigend opgesteld jegens de slachtoffers. Daarbij zijn aan de zijde van verdachte en de medeverdachten onder meer bedreigingen geuit, is er met een puntig voorwerp gestoken, is door het gat in de ruit naar de slachtoffers gespuugd, zijn er koelelementen en een blikje richting de deur gegooid en een fles door het gat van de ruit gestoken. De rechtbank is van oordeel dat er sprake is van zeer verwijtbaar gedrag van verdachte en de medeverdachten.
De meeste aanwezige mensen in de trein waren op de terugreis na het vieren van Koninginnedag in Eindhoven. Deze dag is voor hen uitgelopen op een zeer angstige en nare ervaring. Hun gevoel van veiligheid is in ernstige mate aangetast. Op de ter zitting getoonde videobeelden is te zien en te horen dat er sprake was van grote paniek en angst in de trein. Ook is te zien dat zowel de aangevers als delen van de trein besmeurd waren met bloed en lag er overal glas. Daar komt ook bij dat de trein overvol was met mensen. Er is door de feiten een enorme chaos en veel paniek ontstaan in de rijdende trein. Niemand kon de trein verlaten waardoor de situatie voor de aanwezige mensen nog angstaanjagender is geweest. Zij vreesden voor hun leven. Zelfs op een aantal van de slachtoffers, die beroepsmilitairen zijn en door hun werk het nodige hebben meegemaakt, hebben de gebeurtenissen diepe indruk gemaakt.
Anders dan door verdachte is verklaard, ziet de rechtbank zijn gedrag als opjuttend, bedreigend en intimiderend. Dit rekent de rechtbank verdachte zwaar aan. Te meer daar hij geen enkele rekening heeft gehouden met de impact van zijn gedrag op de aanwezige mensen in de trein. Ook ter zitting heeft verdachte weinig tot geen inzicht getoond in de gevolgen van zijn gedrag. Hij blijft naar het oordeel van de rechtbank zijn aandeel teveel bagatelliseren.
Vervolgens is verdachte na korte tijd wederom betrokken geweest bij een vechtpartij. Dit ondanks dat hij een aantal dagen heeft vastgezeten in verband met de feiten op 30 april 2012. Verdachte heeft samen met zijn ex-vriendin openlijk geweld gepleegd tegen twee personen. Ook dit geweldsfeit rekent de rechtbank verdachte zwaar aan.
De rechtbank houdt voorts rekening met het feit dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor het plegen van een strafbaar feit.
De Raad voor de Kinderbescherming (hierna te noemen: de raad) heeft in de rapporten d.d. 28 augustus 2012 en 8 februari 2013 geadviseerd aan verdachte een deels voorwaardelijke werkstraf op te leggen. De raad heeft verder geen zorgen over verdachte met betrekking tot zijn functioneren binnen het gezin, op school en in zijn vrije tijd. Indien het aandeel van verdachte in de geweldsdelicten groter is dan hij tijdens het onderzoek door de raad heeft doen vermoeden, dan vindt de raad dit zeer zorgelijk. Er zijn gedurende het onderzoek geen aanwijzingen naar voren gekomen die signaal kunnen zijn van problemen in de agressieregulatie van verdachte. Begeleiding door de jeugdreclassering is niet geïndiceerd, omdat de kans op recidive op laag wordt geschat en er geen zorgen zijn, die begeleiding door de jeugdreclassering wenselijk zouden maken. De vertegenwoordiger van de raad heeft ter zitting daaraan toegevoegd dat tijdens het onderzoek niet het SAVRY-instrument bij verdachte is afgenomen. Nu verdachte nogmaals bij een geweldsincident is betrokken, zal het recidiverisico uitkomen op gemiddeld. De vertegenwoordiger van de raad acht het passend om, afhankelijk van de bewezenverklaring, aan verdachte naast een werkstraf een voorwaardelijke werkstraf of een voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen.
De rechtbank is van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straf onvoldoende recht doet aan de feiten. Mede gelet op het feit dat verdachte zich in korte tijd meerdere malen schuldig maakt aan ernstige geweldsdelicten, de straffen die voor soortgelijke delicten worden opgelegd alsmede de grote maatschappelijke impact van de feiten, is de rechtbank van oordeel dat naast een werkstraf een voorwaardelijke jeugddetentie passend en geboden is. Gezien de zorgen over verdachte, die met name zien op zijn gewetensontwikkeling, acht de rechtbank begeleiding door de jeugdreclassering noodzakelijk.
De rechtbank zal dan ook aan verdachte opleggen een werkstraf van 200 uur, met aftrek van de tijd die verdachte heeft doorgebracht in voorarrest, en een voorwaardelijke jeugddetentie van 3 maanden met een proeftijd van 2 jaar en met als bijzondere voorwaarde begeleiding door de jeugdreclassering.
Nu er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, beveelt de rechtbank overeenkomstig het bepaalde in artikel 77za van het Wetboek van Strafrecht dat de op grond van artikel 77z Wetboek van Strafrecht gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 77aa, vierde lid, Wetboek van Strafrecht uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
7 De benadeelde partijen
[slachtoffer 1]
De benadeelde partij [initialen] [slachtoffer 1] vordert een schadevergoeding van € 1244,95 voor de feiten 1 en 2.
De rechtbank is van oordeel dat de schade tot een bedrag van € 594,94 een rechtstreeks gevolg is van deze bewezen verklaarde feiten, waarvan € 94,94 (betreffende t-shirt à € 29,95 en schoenen à € 64,99) ter zake van materiële schade en € 500,- ter zake van immateriële schade, en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde acht zij tot dat bedrag voldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de vordering tot dat bedrag toewijzen.
Voor het overige acht de rechtbank het gevorderde bedrag onvoldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de benadeelde partij daarom voor dat deel niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering. Voor dat deel kan de benadeelde partij haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
[slachtoffer 3]
De benadeelde partij [initialen] [slachtoffer 3] vordert een schadevergoeding van € 363,50 voor de feiten 1 en 2.
De rechtbank is van oordeel dat de schade tot een bedrag van € 333,50 een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit, waarvan € 33,50 (betreffende abonnementskosten telefoon) ter zake van materiële schade en € 300,00 ter zake van immateriële schade, en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde acht zij tot dat bedrag voldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de vordering tot dat bedrag toewijzen.
Voor het overige acht de rechtbank het gevorderde bedrag onvoldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de benadeelde partij daarom voor dat deel niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering. Voor dat deel kan de benadeelde partij haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
[slachtoffer 2]
De benadeelde partij [initialen] [slachtoffer 2] vordert een schadevergoeding van € 800,00 voor feit 2.
De rechtbank is van oordeel dat de schade tot een bedrag van € 500,00 ter zake van immateriële schade, een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde feit, en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde acht zij tot dat bedrag voldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de vordering tot dat bedrag toewijzen.
Voor het overige acht de rechtbank het gevorderde bedrag onvoldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de benadeelde partij daarom voor dat deel niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering. Voor dat deel kan de benadeelde partij haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
[slachtoffer 6]
De benadeelde partij [slachtoffer 6] vordert een schadevergoeding van € 424,95 voor feit 2.
De rechtbank is van oordeel dat de schade tot een bedrag van € 250,00 terzake immateriële schade, een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit, en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde acht zij tot dat bedrag voldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de vordering tot dat bedrag toewijzen.
Voor het overige acht de rechtbank het gevorderde bedrag onvoldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de benadeelde partij daarom voor dat deel niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering. Voor dat deel kan de benadeelde partij haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De Nederlandse Spoorwegen
De benadeelde partij de Nederlandse Spoorwegen vordert een schadevergoeding van € 6272,29 voor feit 3.
De rechtbank is van oordeel dat de schade tot een bedrag van € 5351,79 een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde acht zij tot dat bedrag voldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de vordering tot dat bedrag toewijzen.
Voor het overige (de kosten van NedTrain B.V. Services Mt) acht de rechtbank het gevorderde bedrag onvoldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de benadeelde partij daarom voor dat deel niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering. Voor dat deel kan de benadeelde partij haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Met betrekking tot de toegekende vorderingen benadeelde partijen zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
8 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 27, 36f, 77a, 77g, 77h, 77i, 77l, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77za, 77aa, 77gg, 141 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
9 De beslissing
De rechtbank:
Voorvragen
- verklaart de dagvaarding nietig voor de onderdelen die in de als bijlage bij dit vonnis opgenomen tenlastelegging zijn doorgestreept;
- verklaart de dagvaarding voor het overige geldig;
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het onder 1 primair tenlastegelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1: Subsidiair: Openlijk in geweld plegen tegen personen;
feit 2: Primair: Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
feit 3: Primair: Openlijk in vereniging geweld plegen tegen goederen;
feit 4: Primair: Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie van 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar;
- bepaalt dat de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* omdat verdachte, ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, geen medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht niet ter inzage aanbiedt;
* omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarde:
* dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens de jeugdreclassering;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarde;
- bepaalt dat de aan de voorwaardelijke straf verbonden voorwaarden en het op de naleving van die voorwaarden uit te oefenen reclasseringstoezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn;
- veroordeelt verdachte tot een werkstraf van 200 uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast van 100 dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de uitvoering van de werkstraf naar rato van twee uur per dag;
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [initialen] [slachtoffer 1] van € 594,94, waarvan € 94,94 ter zake van materiële schade en € 500,00 ter zake van immateriële schade;
- bepaalt dat voorzover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen. (BP.20)
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht; (BP.22)
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [initialen] [slachtoffer 3] van € 333,50, waarvan € 33,50 ter zake van materiële schade en € 300,00 ter zake van immateriële schade;
- bepaalt dat voorzover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen. (BP.20)
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht; (BP.22)
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [initialen] [slachtoffer 2] van € 500,00 ter zake van immateriële schade;
- bepaalt dat voorzover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen. (BP.20)
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht; (BP.22)
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 6] van € 250,00 ter zake van immateriële schade;
- bepaalt dat voorzover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen. (BP.20)
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht; (BP.22)
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij de Nederlandse Spoorwegen van € 5351,79, ter zake van materiële schade;
- bepaalt dat voorzover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen. (BP.20)
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht; (BP.22)
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
Schadevergoedingsmaatregel
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van de hierna te noemen slachtoffers de daarbij vermelde bedragen te betalen:
- benadeelde partij [initialen] [slachtoffer 1] (feit 1 en 2), € 594,94, 2 dagen jeugddetentie, en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 30 april 2012 tot aan de dag der algehele voldoening;
- benadeelde partij [initialen] [slachtoffer 3] (feit 1 en 2), € 333,50, 2 dagen jeugddetentie,
- benadeelde partij [initialen] [slachtoffer 2] (feit 2), € 500,00, 2 dagen jeugddetentie, en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 30 april 2012 tot aan de dag der algehele voldoening;
- benadeelde partij [slachtoffer 6] (feit 2), € 250,00, 1 dag jeugddetentie, en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 30 april 2012 tot aan de dag der algehele voldoening;
- benadeelde partij De Nederlandse Spoorwegen (feit 3), € 5351,79, 23 dagen jeugddetentie,
met dien verstande dat toepassing van de vervangende jeugddetentie de betalingsverplichting niet opheft; (BP04A)
- bepaalt dat voorzover deze bedragen door één of meer mededaders zijn betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen; (BP04C)
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. Kouwenhoven, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. Janssen en mr. Van Triest, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Venekamp-Vriends en Boink, griffiers, en is uitgesproken ter openbare zitting op 5 maart 2013.
Mr. Van Triest is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
1.
hij op of omstreeks 30 april 2012 te Tilburg en/of te Eindhoven, althans op
het treintraject tussen Eindhoven en Tilburg, althans in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [initialen]
[slachtoffer 1] en/of [initialen] [slachtoffer 2] en/of [initialen] [slachtoffer 3] van het leven te
beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
- met dat opzet met een mes en/of met glas/scherven heeft/hebben
gestoken/gesneden in de arm(en), althans het/de licha(a)m(en) van die [slachtoffer 2]
en/of die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 3] en/of
- met dat opzet stekende bewegingen heeft/hebben gemaakt met een mes en/of met
glas/scherven in de richting van het/de licha(a)m(en) van die [slachtoffer 1] en/of
[slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of
- met dat opzet de arm(en), althans het/de licha(a)m(en) van die [slachtoffer 1]
en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] in en/of in de richting van (gebroken) glas/ruit
heeft/hebben geduwd/getrapt/geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 30 april 2012 te Tilburg en/of Eindhoven, althans op het
treintraject van Eindhoven naar Tilburg, in elk geval in Nederland met een
ander of anderen, op een voor het publiek toegankelijke plaats of in een voor
het publiek toegankelijke ruimte, te weten een de NS-trein van Eindhoven naar
Tilburg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [initialen] [slachtoffer 1]
en/of [initialen] [slachtoffer 2] en/of [initialen] [slachtoffer 3], welk geweld bestond uit
- het (meermalen) steken/snijden met mes en/of (glas)scherf, althans puntig
voorwerp in de arm(en), althans het/de licha(a)m(en) van die [slachtoffer 1] en/of
[slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of
- het (meermalen) duwen/slaan/schoppen van de arm(en), althans het/de
licha(a)m(en) van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] in en/of in de
richting van (gebroken) glas/ruit;
art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht
tweede subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een
veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 30 april 2012 te Tilburg en/of Eindhoven, althans op
treintraject van Eindhoven naar Tilburg, althans in Nederland, tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend
een persoon (te weten [initialen]. [slachtoffer 3] en/of [initialen] [slachtoffer 1] en/of [initialen]
[slachtoffer 2]) heeft/hebben geslagen/gestompt/getrapt/geschopt/gestoken/in en/of
met(gebroken) glas/ruit heeft geduwd/getrapt, waardoor voornoemde [slachtoffer 3]
en/of [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] letsel heeft/hebben bekomen en/of pijn
heeft/hebben ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 30 april 2012 te Tilburg en/of te Eindhoven, althans op
het treintraject van Eindhoven naar Tilburg, althans in Nederland,
met een ander of anderen, op een voor het publiek toegankelijke plaats of in
een voor het publiek toegankelijke ruimte, te weten in de NS-trein van
Eindhoven naar Tilburg,
openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [initialen] [slachtoffer 3] en/of
[initialen] [slachtoffer 1] en/of [initialen] [slachtoffer 2] en/of [initialen]. [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] en/of onbekend gebleven
medereiziger(s),
welk geweld bestond uit
- het (meermalen) (met kracht) slaan/stompen/stoten/trappen/schoppen/
duwen/trekken/spugen tegen het/de licha(a)m(en) van die [slachtoffer 3] en/of
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] en/of onbekend gebleven medereiziger(s) en/of
- het achterna lopen en/of achtervolgen van die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 1]
en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] en/of
(onbekend gebleven) medereiziger(s) en/of
- het (meermalen) dreigend tonen/zwaaien met een mes en/of
glasscherf, althans puntig voorwerp en/of (stukgeslagen) (wijn)fles(sen)
aan die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 4] en/of
[slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] en/of
- het maken van een snijbeweging met een mes en/of glasscherf, althans puntig
voorwerp en/of vinger langs zijn keel en/of het hieraan toevoegen van de
woorden "Kom mee naar buiten straks, ik schiet je kapot" en/of "we maken je
dood", althans woorden van gelijke dreigende strekking en/of aard;
art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht
subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 30 april 2012 te Tilburg en/of Eindhoven en/of op het
treintraject van Eindhoven naar Tilburg, in elk geval in Nederland, tezamen en
in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk
mishandelend een persoon (te weten [initialen] [slachtoffer 3] en/of [initialen] [slachtoffer 1]
en/of [initialen] [slachtoffer 2] en/of [initialen]. [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of
[slachtoffer 6] en/of onbekend gebleven medereiziger(s)) heeft
geschopt/gestompt/getrapt/geslagen/geduwd/getrokken/gestoken, waardoor
voornoemde [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] en/of onbekend gebleven medereiziger(s) letsel
heeft/hebben bekomen en/of pijn heeft/hebben ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 30 april 2012 te Tilburg en/of Eindhoven, althans het
treintraject van Eindhoven naar Tilburg, althans in Nederland met een ander of
anderen, op een voor het publiek toegankelijke plaats of in een voor het
publiek toegankelijke ruimte, te weten de NS-trein van Eindhoven naar Tilburg,
openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen (de schuifdeuren) van
meerdere treinstellen van de trein met nummer 1980, welk geweld bestond uit
- het schoppen/trappen/slaan tegen (de ruit(en) van) meerdere, althans een
schuifdeur(en) en/of
- het (in)slaan/stompen/(in)gooien met koelelementen en/of (wijn)flessen tegen
(de ruiten van) meerdere, althans een schuifdeur(en) en/of
- het (met kracht) duwen tegen de schuifdeuren;
art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht
subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 3 niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 30 april 2012 te Tilburg en/of Eindhoven, althans het
treintraject van Eindhoven naar Tilburg, althans in Nederland, tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en
wederrechtelijk (de schuifdeuren van) de NS-trein met nummer 1980, in elk
geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de Nederlandse
Spoorwegen, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s), heeft/hebben vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
4.
ter berechting gevoegd feit met parketnummer 666176-12:
zij op of omstreeks 23 juni 2012 te Tilburg met een ander of anderen, op of
aan de openbare weg, Paleisring, in elk geval op of aan een openbare weg,
openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 8] welk geweld bestond uit het meermalen, althans eenmaal (telkens)
- die [slachtoffer 7] in/tegen het gezicht spugen en/of
- (met een boksbeugel, althans een zwaar voorwerp) slaan en/of stompen en/of
schoppen op/tegen het hoofd en/of lichaam van die [slachtoffer 7], ook zulks terwijl
die [slachtoffer 7] (weerloos) op de lag en/of
- (met een boksbeugel, althans een zwaar voorwerp) slaan en/of stompen
op/tegen het hoofd en/of lichaam van die [slachtoffer 8];
art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht
subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 4 niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 23 juni 2012 te Tilburg tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend (een) perso(o)n(en)
(te weten [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 8]) meermalen, althans eenmaal (telkens)
op/tegen het hoofd en/of lichaam heeft/hebben gestompt en/of geslagen en/of
geschopt, waardoor voornoemde [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] letsel heeft/hebben
bekomen en/of pijn heeft/hebben ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht