ECLI:NL:RBZWB:2013:BZ3194

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
5 maart 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
02/800449-12 en 10/661266-10 (tul)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. Janssen
  • mr. Kouwenhoven
  • mr. Van Triest
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijke geweldpleging en mishandeling in een trein op Koninginnedag 2012

Op 5 maart 2013 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op Koninginnedag 2012 in een trein van Eindhoven naar Tilburg meerdere geweldsdelicten heeft gepleegd. De verdachte is veroordeeld voor openlijke geweldpleging tegen personen en goederen, mishandeling en bedreiging. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met anderen, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen verschillende slachtoffers, waaronder [slachtoffer 1], [slachtoffer 2], [slachtoffer 3], [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5]. De feiten vonden plaats in een overvolle rijdende trein, waar de verdachte en zijn mededaders zich agressief gedroegen. Getuigen hebben verklaard dat de verdachte met gemillimeterd haar was en dat hij meerdere slachtoffers heeft geslagen en bedreigd. De rechtbank heeft op basis van de getuigenverklaringen en ander bewijs geoordeeld dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig is aan de tenlastegelegde feiten. De verdachte heeft eerder geweldsdelicten gepleegd en was op het moment van de feiten in een proeftijd. De rechtbank heeft een gevangenisstraf van 90 dagen opgelegd, waarvan 46 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, en daarnaast een werkstraf van 60 uur. De rechtbank heeft ook schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, waaronder [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 5]. De rechtbank heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf toegewezen, maar deze omgezet in een werkstraf van 180 uur, rekening houdend met de positieve ontwikkeling van de verdachte in zijn behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/800449-12 en 10/661266-10 (tul)
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 5 maart 2013
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [datum en plaats]
wonende te [adres]
raadsman mr. G.L.A.M. van Doveren, advocaat te Waalwijk
1 Onderzoek van de zaak
Overeenkomstig artikel 369 van het wetboek van strafvordering heeft de politierechter de zaak naar deze kamer verwezen. De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 19 februari 2013 waarbij de officier van justitie, mr. Gudde, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. Ter zitting is ook de vordering tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermeld parketnummer.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1: openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] en zijn zonnebril dan wel samen met anderen [slachtoffer 1] heeft mishandeld en/of de zonnebril van die [slachtoffer 1] heeft beschadigd;
Feit 2: [slachtoffer 2] heeft mishandeld en/of [slachtoffer 2] heeft bedreigd;
Feit 3: Openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 3] [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] dan wel samen met anderen genoemde personen heeft mishandeld.
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 primair ten laste gelegde openlijke geweldpleging heeft gepleegd en baseert zich daarbij op de aangifte en de verklaringen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2]. Ook de onder 2 ten laste gelegde mishandeling acht de officier van justitie wettig en overtuigend bewezen. Zij baseert zich daarbij op de aangifte en de verklaring van getuige [getuige 1]. De onder 3 primair ten laste gelegde openlijke geweldpleging acht de officier van justitie eveneens wettig en overtuigend bewezen. Zij baseert zich daarbij op de aangiften, de verklaring van medeverdachte [mededader 1] en het proces-verbaal van bevindingen waarin het aantreffen van verdachte en de slachtoffers staat gerelateerd.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank tot een bewezenverklaring kan komen van de onder 1 en 3 ten laste gelegde feiten, nu hiervoor wettig bewijs aanwezig is. Verdachte was die dag onder invloed van alcohol en kan zich van feit 1 niets herinneren. Van feit 3 kan hij zich herinneren dat hij een jongen twee keer heeft geslagen en dat daarna de politie kwam. De verdediging acht geen wettig bewijs aanwezig voor het onder 2 ten laste gelegde feit en wijst er daarbij op dat naast de aangifte geen bewijs voor dit feit voorhanden is. Dit feit wordt ook door verdachte ontkend. De verdediging verzoekt verdachte hiervan vrij te spreken.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Feit 1
Op 30 april 2012 zat [slachtoffer 1] in de trein op het traject van Eindhoven naar Tilburg. Op het moment dat de trein stilstond liep hij door de coupé in de richting van het balkon. Halverwege de coupé werd de weg door de benen van een jongen bewust geblokkeerd. Nadat een vriend en een vriendin van [slachtoffer 1] over de benen van deze jongen heen waren gestapt, sprongen de jongen en zijn vrienden op en begonnen wat tegen [slachtoffer 1] te roepen. Eén van deze jongens betrof een jongen met gemillimeterd haar. Deze jongen pakte de zonnebril van [slachtoffer 1] af en gooide deze in de coupé. Direct daarna sloeg hij [slachtoffer 1] op zijn mond. Vervolgens kreeg [slachtoffer 1] een klap van de jongen die de weg met zijn benen had geblokkeerd .
Getuige [getuige 1] kwam in de trein in gesprek met twee jongens. Eén van deze jongens had gemillimeterd haar en zei tegen haar dat hij [verdachte] heette. [getuige 1] gaf tijdens dit gesprek haar mobiele nummer aan [verdachte]. Even later zag zij dat deze [verdachte] en de jongen met wie hij was [slachtoffer 1] volop in zijn gezicht sloegen . [getuige 1] heeft zichzelf en [verdachte] herkend op de foto die, onder andere, staat opgenomen op pagina 812 van het procesdossier. Op deze foto is zij aan het praten met de jongen die zichzelf [verdachte] noemde .
Getuige [getuige 2]e zag in de trein een man die met zijn benen het gangpad blokkeerde. Op het moment dat een tweede man over deze benen heen wilde stappen, sprong een man met gemillimeterd haar op en pakte de zonnebril van deze man af. Hij gooide vervolgens de zonnebril door de coupé . Ook zag [getuige 2] dat de man met het gemillimeterde haar de jongen in het gezicht sloeg. [getuige 2] heeft de jongen met het gemillimeterde haar op de foto herkend die staat opgenomen op pagina 812 van het proces dossier .
Verdachte heeft ook verklaard dat hij zichzelf op eerdergenoemde foto ziet staan. Daarbij heeft hij verklaard dat hij zich in de trein aan een meisje heeft voorgesteld en dat hij van dit meisje haar telefoonnummer heeft gekregen .
De rechtbank stelt op basis van bovenstaande bewijsmiddelen vast dat verdachte de man is met het gemillimeterde haar en dat hij dus degene is geweest die openlijk in vereniging met een ander geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] en zijn zonnebril. De rechtbank acht feit 1 primair dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Feiten 2 en 3
Op 30 april 2012 zat ook [slachtoffer 2] in eerdergenoemde trein van Eindhoven naar Tilburg. Op enig moment liep zij met haar nicht en haar vriendin door het gangpad in de trein. In het gangpad kwam een groep van vier jongens hen tegemoet. Nadat [slachtoffer 2] twee jongens van dit groepje voorbijliep, voelde zij dat iemand aan haar kont zat. Ze draaide zich om en zag dat één jongen haar strak aankeek. Dit betrof een jongen met gemillimeterd haar. [slachtoffer 2] zei tegen hem: "je blijft van me af". Ze zag en voelde vervolgens dat deze jongen met zijn hand haar gezicht greep en vasthield. Zij voelde ook dat hij haar wangen met kracht kneep. Hierdoor voelde zij pijn. Later hoorde zij van een politieagent dat er een kras op haar gezicht zat. Deze kras werd de volgende dag roder en pijnlijker .
De nicht van [slachtoffer 2], zag ook dat een jongen met gemillimeterd haar het gezicht van [slachtoffer 2] greep en vasthield .
[slachtoffer 5] zag eveneens dat een jongen met kort zwart haar een meisje in haar gezicht pakte. [slachtoffer 5] heeft toen tegen deze jongen gezegd dat hij dit niet moest doen . Hierop gaf de jongen [slachtoffer 5] een duw en vervolgens een harde stomp in zijn gezicht. Bij deze stomp verloor [slachtoffer 5] zijn voortand. Bij een tweede krachtige stomp scheurde zijn onderlip aan de binnenzijde en de huid van zijn kin. Vervolgens viel [slachtoffer 5] samen met genoemde jongen op de grond. Deze jongen bleef [slachtoffer 5] op zijn hoofd slaan . [slachtoffer 3] zag dat [slachtoffer 5] door de jongen met het hele korte haar werd geslagen. Hij kon niet zien waar de jongen [slachtoffer 5] sloeg, omdat hij op dat moment onverwacht klappen kreeg op zijn hoofd. Hij zag en voelde dat hij klappen kreeg met gebalde vuisten. Hij viel op de grond en zag dat iemand op hem ging zitten. Hij voelde dat deze persoon met zijn knieën op zijn bovenarm ging zitten. Ondertussen kreeg hij klappen op zijn gezicht . [slachtoffer 4] heeft getracht om de jongens uit de groep van de jongen met het korte donkere haar tegen te houden. Hierbij kreeg hij diverse stompen in zijn gezicht en achter op zijn hoofd . Ook werd bij hem door één van de jongens zijn shirt over zijn hoofd getrokken . [slachtoffer 5] probeerde [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] te beschermen door met zijn rug naar de groep te staan. Hij werd toen nog steeds geslagen door de groep .
[getuige 2] zag dat de jongen met het gemillimeterde haar, die zij herkend op de foto die staat opgenomen op pagina 812 van het procesdossier, samen met zijn vrienden door het gangpad liep. Zij hoorde een meisje tegen de jongen met het gemillimeterde haar roepen: "blijf van me af". [getuige 1] zag vervolgens dat de jongen met het gemillimeterde haar en zijn vrienden de jongens begonnen te slaan die iets over hun gedrag hadden gezegd .
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij in de trein een jongen twee keer heeft geslagen. Hij was die dag samen met [mededader 1], [vriend 1 van verdachte] en [vriend 2 van verdachte] .
[mededader 1] heeft verklaard dat hij gezien heeft dat verdachte, een onbekende vriend en [vriend 1 van verdachte] in de trein hebben gevochten met meerdere jongens. Hierna kwam de politie binnenstormen .
[vriend 1 van verdachte] heeft verklaard dat [verdachte] ruzie kreeg met een jongen en dat hij zelf twee andere mannen een klap heeft gegeven .
Verbalisant [naam verbalisant] trof bij het binnenlopen van de coupé een man aan met gemillimeterd haar die wild met zijn vuist om zich heen sloeg. Ook zag hij dat hij echt iemand aan het slaan was en dat het slachtoffer geen kant op kon. Deze persoon werd aangehouden en bleek verdachte [verdachte] te zijn .
De rechtbank acht gelet op bovenstaande bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte degene is geweest die [slachtoffer 2] heeft mishandeld door haar in haar gezicht te grijpen, zoals onder 2 ten laste is gelegd. Voor de onder 2 ten laste gelegde bedreiging acht de rechtbank geen wettig en overtuigend bewijs aanwezig, te meer nu [slachtoffer 2] zelf niet heeft verklaard dat ze door verdachte is bedreigd.
Ook acht de rechtbank gelet op bovenstaande bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte openlijk in vereniging met anderen geweld heeft gepleegd tegenover [slachtoffer 3] [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5], zoals onder 3 primair ten laste is gelegd.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1. Primair:
op 30 april 2012 op het treintraject van Eindhoven naar Tilburg, met een ander
op een voor het publiek toegankelijke plaats te weten een trein van Eindhoven naar
Tilburg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [initialen] [slachtoffer 1]
en de zonnebril van [slachtoffer 1], welk geweld bestond uit
- het blokkeren van de weg van [slachtoffer 1]
en
- het meermalen slaan van voornoemde
[slachtoffer 1] en
- het afpakken van de zonnebril van [slachtoffer 1] en het weggooien van de
zonnebril;
2.
op 30 april 2012 op het treintraject van Eindhoven naar Tilburg, opzettelijk mishandelend
een persoon (te weten [slachtoffer 2])in haar gezicht heeft gegrepen/gepakt
en/of geknepen, waardoor voornoemde [slachtoffer 2] letsel heeft bekomen en pijn
heeft ondervonden
3. Primair:
op 30 april 2012 op het treintraject van Eindhoven naar Tilburg, met
anderen, op een voor het publiek toegankelijke plaats te weten een trein van Eindhoven naar
Tilburg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5], welk geweld bestond uit
- het meermalen (met kracht) slaan/stompen/duwen tegen de gezichten en/of de lichamen van die [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] en
- het vasthouden en bovenop de armen en lichaam zitten van die [slachtoffer 3] en
- het trekken van een t-shirt over het hoofd van die [slachtoffer 4];
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 90 dagen met aftrek van het voorarrest, waarvan 45 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen verweer gevoerd over de strafmaat.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft op Koninginnedag 2012 in de trein van Eindhoven naar Tilburg vijf personen mishandeld en een bril van één van deze slachtoffers afgepakt en weggegooid.
Verdachte verkeerde op dat moment onder invloed van een aanzienlijke hoeveelheid alcohol en kan zich daardoor van de feiten niet veel herinneren.
Koninginnedag 2012 eindigde voor de slachtoffers maar ook voor de getuigen van deze feiten op een bijzonder vervelende manier. Het over de benen willen stappen van een vriend van verdachte en het aanspreken op zijn gedrag was voor verdachte voldoende om er volledig op los te slaan. Hij heeft de slachtoffers daarbij behoorlijk verwond. Zo heeft verdachte bij één slachtoffer een blijvend litteken bij zijn mond veroorzaakt en bij een ander slachtoffer een tand uit de mond geslagen. De rechtbank neemt verdachte dit zeer kwalijk. Dit geldt te meer nu verdachte maar liefst vijf keer eerder is veroordeeld voor geweldsdelicten en hij op het moment van het plegen van de feiten in een proeftijd liep. Deze veroordelingen en proeftijd hebben verdachte er kennelijk niet van weerhouden om opnieuw geweldsdelicten te plegen.
Naast de ernst van de feiten en het strafblad van verdachte heeft de rechtbank bij de bepaling van de straf rekening houden met hetgeen door mevrouw [naam reclasseringsmedewerkster]] medewerker van Reclassering Nederland, ter zitting naar voren is gebracht. Mevrouw [naam reclasseringsmedewerkster] heeft aangegeven, dat verdachte bijna klaar is met de behandeling bij het Dok. De behandelaar van het Dok heeft tegenover mevrouw [naam reclasseringsmedewerkster] aangegeven, dat verdachte goed heeft meegewerkt aan de behandeling en dat hij heeft geleerd om met zijn agressieproblematiek om te gaan. Mevrouw [naam reclasseringsmedewerkster] vindt dat verdachte ook goed heeft meegewerkt aan de begeleiding door Reclassering Nederland. Verder heeft mevrouw [naam reclasseringsmedewerkster] naar voren gebracht dat verdachte op dit moment eigen huisvesting heeft en over inkomsten beschikt. Zij acht het opleggen van reclasseringstoezicht voor verdachte niet meer noodzakelijk.
Gelet op de ernst van de feiten en het strafblad van verdachte ziet de rechtbank aanleiding om een hogere straf op te leggen dan door de officier van justitie is gevorderd. Een enkele stok achter de deur acht de rechtbank onvoldoende. Verdachte dient ook nog aan den lijve te ondervinden dat hetgeen hij heeft gedaan niet door de beugel kan. De rechtbank zal aan verdachte opleggen een gevangenisstraf van 90 dagen met aftrek van het voorarrest, waarvan 46 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en daarnaast een werkstraf van 60 uur. In dit verband merkt de rechtbank nog op dat zij, anders dan de officier van justitie en de verdediging, uitgaat van een voorarrest van 44 dagen.
7 De benadeelde partij
Feit 1
De benadeelde partij [initialen] [slachtoffer 1] vordert een schadevergoeding van € 1709,25 voor feit 1.
De rechtbank is van oordeel dat de schade tot een bedrag van € 1184,45 een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit, waarvan € 324,45 (betreffende zonnebril à
€ 200,=, blouse à € 89,95, littekencrème à € 12,50 en kilometervergoeding à € 22,=) ter zake van materiële schade en € 860,= ter zake van immateriële schade en acht verdachte aansprakelijk voor die schade. Het gevorderde acht zij tot dat bedrag voldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de vordering tot dat bedrag toewijzen.
Voor het overige acht de rechtbank het gevorderde bedrag onvoldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de benadeelde partij daarom voor dat deel niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering. Voor dat deel kan de benadeelde partij haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Feit 2
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft een schadevergoedingsformulier ingediend, maar hierop geen schadebedrag vermeld. Gelet hierop zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering.
Feit 3
De benadeelde partij [slachtoffer 5] vordert een schadevergoeding van € 1334,46 voor feit 3.
De rechtbank is van oordeel dat de schade tot een bedrag van € 1154,46 een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit, waarvan € 154,46 (betreffende tandartskosten) ter zake van materiële schade en € 1000,= ter zake van immateriële schade en acht verdachte aansprakelijk voor die schade. Het gevorderde acht zij tot dat bedrag voldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de vordering tot dat bedrag toewijzen.
Voor het overige acht de rechtbank het gevorderde bedrag onvoldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de benadeelde partij daarom voor dat deel niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering. Voor dat deel kan de benadeelde partij haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De benadeelde partij [slachtoffer 3] vordert een schadevergoeding van € 655,= voor feit 3.
De rechtbank is van oordeel dat de schade tot een bedrag van € 250,= ter zake van immateriële schade een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade. Het gevorderde acht zij tot dat bedrag voldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de vordering tot dat bedrag toewijzen.
Voor het overige acht de rechtbank het gevorderde bedrag onvoldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de benadeelde partij daarom voor dat deel niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering. Voor dat deel kan de benadeelde partij haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De benadeelde partij Nederlandse Spoorwegen vordert een schadevergoeding van
€ 6272,29.
De rechtbank is van oordeel dat niet is gebleken dat de schade door een van de feiten, zoals aan verdachte verweten, is toegebracht. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering. Zij kan haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Met betrekking tot de toegekende vorderingen benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
8 De vordering tot tenuitvoerlegging
De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van de meervoudige kamer van de rechtbank Rotterdam van 31 januari 2011 ten uitvoer zal worden gelegd.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen. De rechtbank ziet in de door de Reclassering Nederland geschetste positieve ontwikkeling van verdachte evenwel aanleiding om de gevangenisstraf om te zetten in een werkstraf van 180 uur.
9 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 9, 10, 14a, 14b, 14c, 14g, 22c, 22d, 24c, 27, 36f, 57, 141 en 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
10 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 primair: Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en goederen;
feit 2: Mishandeling;
feit 3: Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 90 dagen, waarvan 46 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
- veroordeelt verdachte tot een taakstraf van 60 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 30 dagen;
Vordering tenuitvoerlegging
- gelast dat de voorwaardelijke straf die bij vonnis d.d. 31 januari 2011 is opgelegd in de zaak onder parketnummer 10/661266-10 ten uitvoer zal worden gelegd, te weten een gevangenisstraf van 3 maanden;
- bepaalt dat deze ten uitvoer te leggen gevangenisstraf zal worden vervangen door een taakstraf van 180 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 90 dagen;
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [initialen] [slachtoffer 1] van
€ 1184,45, waarvan € 324,45 ter zake van materiële schade en € 860,= ter zake van immateriële schade;
- bepaalt dat voorzover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen. (BP.20)
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht; (BP.22)
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 5] van
€ 1154,46, waarvan € 154,46 ter zake van materiële schade en € 1000,- ter zake van immateriële schade;
- bepaalt dat voorzover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen. (BP.20)
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht; (BP.22)
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 3] van € 250,= ter zake van immateriële schade;
- bepaalt dat voorzover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen. (BP.20)
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht; (BP.22)
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van de hierna te noemen slachtoffers de daarbij vermelde bedragen te betalen, bij niet betaling te vervangen door het daarbij vermelde aantal dagen hechtenis:
- benadeelde partij [initialen] [slachtoffer 1] (feit 1), € 1184,45, 23 dagen hechtenis,
- benadeelde partij [slachtoffer 5] (feit 3), € 1154,46, 23 dagen hechtenis,
- benadeelde partij [slachtoffer 3] (feit 3), € 250,=, 5 dagen hechtenis,
met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft; (BP04A)
- bepaalt dat voorzover deze bedragen door één of meer mededaders zijn betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
- verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk in haar vordering en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van verdachte, tot op heden begroot op nihil; (BP.15)
- verklaart de benadeelde partij Nederlandse Spoorwegen niet-ontvankelijk in haar vordering en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van verdachte, tot op heden begroot op nihil; (BP.15)
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. Janssen, voorzitter, mr. Kouwenhoven en mr. Van Triest, rechters, in tegenwoordigheid van Boink en mr. Venekamp-Vriends, griffiers, en is uitgesproken ter openbare zitting op 5 maart 2013.
Mr. Van Triest is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
1.
hij op of omstreeks 30 april 2012 te Tilburg en/of Eindhoven en/of op het
treintraject van Eindhoven naar Tilburg, althans in Nederland met een ander of
anderen, op een voor het publiek toegankelijke plaats of in een voor het
publiek toegankelijke ruimte, te weten een NS-trein van Eindhoven naar
Tilburg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [initialen] [slachtoffer 1]
en/of de (zonne)bril van [slachtoffer 1], welk geweld bestond uit
- het blokkeren van de weg van [slachtoffer 1] en/of het tegenhouden van [slachtoffer 1]
en/of
- het meermalen (met kracht en/of gebalde vuist) slaan/stompen van voornoemde
[slachtoffer 1] en/of
- het afpakken van de (zonne)bril van [slachtoffer 1] en/of het weggooien van de
(zonne)bril;
art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht
subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 30 april 2012 te Tilburg en/of Eindhoven en/of op het
treintraject van Eindhoven naar Tilburg, althans in Nederland tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend
een persoon (te weten [initialen] [slachtoffer 1]) meermalen, (met kracht) heeft/hebben
geslagen/gestompt, waardoor voornoemde [slachtoffer 1] letsel heeft bekomen en/of
pijn heeft ondervonden;
en/of
hij op of omstreeks 30 april 2012 te Tilburg en/of Eindhoven en/of op het
traintraject van Eindhoven naar Tilburg, althans in Nederland tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en
wederrechtelijk een (zonne)bril van [initialen] [slachtoffer 1]), in elk geval enig
goed, geheel of ten dele toebehorende aan [initialen] [slachtoffer 1], in elk geval aan
een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft vernield
en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 30 april 2012 te Tilburg en/of Eindhoven en/of op het
treintraject van Eindhoven naar Tilburg, althans in Nederland tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend
een persoon (te weten [slachtoffer 2])in haar gezicht heeft gegrepen/gepakt
en/of geknepen, waardoor voornoemde [slachtoffer 2] letsel heeft bekomen en/of pijn
heeft ondervonden
en/of
hij op of omstreeks 30 april 2012 te Tilburg en/of Eindhoven en/of op het
treintraject van Eindhoven naar Tilburg, althans in Nederland, tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen,[slachtoffer 2] heeft
bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware
mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 2] dreigend
de woorden toegevoegd :"Ik maak je dood, ik maak je dood", althans woorden van
gelijke dreigende aard of strekking;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 30 april 2012 te Tilburg en/of Eindhoven en/of op het
treintraject van Eindhoven naar Tilburg, althans in Nederland met een ander of
anderen, op een voor het publiek toegankelijke plaats of in een voor het
publiek toegankelijke ruimte, te weten een NS-trein van Eindhoven naar
Tilburg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 3] en/of
[slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5], welk geweld bestond uit
- het meermalen (met kracht) slaan/stompen/duwen/schoppen tegen het/de
gezicht(en) en/of de licha(a)m(en) van die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5]
en/of
- het vasthouden en/of tegen de grond duwen en/of bovenop de armen en/of
licha(a)m(en) zitten/liggen van die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of
- het trekken van een t-shirt over het hoofd van die [slachtoffer 4];
art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht
subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 3 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 30 april 2012 te Tilburg en/of Eindhoven en/of op het
terreintraject van Eindhoven naar Tilburg, in elk geval in Nederland tezamen en
in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk
mishandelend meerdere, althans een perso(o)n(en) (te weten [slachtoffer 3] en/of
[slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5]) heeft/hebben geslagen/gestompt/geduwd/geschopt,
waardoor voornoemde [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] letsel heeft/hebben
bekomen en/of pijn heeft/hebben ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht