RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
parketnummer: 02/810720-12
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 15 maart 2013
[verdachte]
geboren op [datum en plaats]
wonende te [adres]
raadsman mr. G.L.A.M. van Doveren, advocaat te Waalwijk
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 1 maart 2013, waarbij de officier van justitie, mr. Gudde, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
1. op 14 februari 2012 met geweld een pinpas van [slachtoffer 1] heeft gestolen, dan wel [slachtoffer 1] met geweld heeft gedwongen die pinpas aan hem af te geven;
2. op 14 februari 2012 met een pinpas geld van [slachtoffer 1] heeft weggenomen uit een pinautomaat;
3. in de periode van 27 december 2011 tot en met 2 januari 2012 [slachtoffer 2] heeft bedreigd;
4. in de periode van 20 tot en met 23 januari 2012 de auto van [slachtoffer 2] heeft vernield of beschadigd.
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan en baseert zich daarbij ten aanzien van feit 2 op de aangifte van [slachtoffer 1] en de verklaringen van verdachte dat hij geld heeft opgenomen, maar dat niet had moeten doen en dat hij wist dat [slachtoffer 1] bang voor hem was en zwakbegaafd was.
Ten aanzien van feit 3 wijst de officier van justitie op de aangifte van [slachtoffer 2] en de bekennende verklaring van verdachte. De sms met de tekst “ik steek je huis in de fik” kan volgens de officier van justitie worden bewezen met de toevoeging “althans woorden van gelijke aard en/of strekking”, omdat verdachte heeft bekend te hebben gesms’t dat hij de auto van [slachtoffer 2] in de fik zou steken.
Ten aanzien van de feiten 1 en 4 vordert de officier van justitie vrijspraak, omdat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is. Ten aanzien van feit 1 heeft aangever [slachtoffer 1] wisselende, en daardoor onbetrouwbare, verklaringen afgelegd en de aangifte van de onder 4 ten laste gelegde vernieling of beschadiging van de auto van [slachtoffer 2] wordt niet ondersteund door andere bewijsmiddelen.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van de onder 1, 2 en 4 ten laste gelegde feiten. Ten aanzien van de feiten 1 en 4 sluit de raadsman zich aan bij het standpunt van de officier van justitie. Ten aanzien van feit 2 wijst de raadsman erop dat geen sprake is van wederrechtelijke toe-eigening, omdat de aangever toestemming heeft gegeven om met zijn pinpas geld van zijn rekening te halen en niet is gebleken dat van een dreigende situatie sprake was.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van feit 1:
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat zich in het dossier onvoldoende bewijsmiddelen bevinden waaruit zou blijken dat verdachte op of omstreeks 14 februari 2012 de pinpas met bijbehorende pincode van [slachtoffer1] heeft gestolen, dan wel heeft gedwongen deze aan hem af te geven, door [slachtoffer 1] een mes te tonen en dit tegen zijn keel te houden. Nu [slachtoffer 1] steeds wisselende verklaringen heeft afgelegd, kunnen deze niet als betrouwbaar worden aangemerkt. Bovendien ontbreekt ondersteunend bewijs voor het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde feit. De rechtbank spreekt verdachte hiervan dan ook vrij.
De rechtbank is echter wel van oordeel dat verdachte een bepaald overwicht op [slachtoffer 1] had, waardoor bij [slachtoffer 1] de vrees bestond dat verdachte geweld tegen hem zou gebruiken als hij zijn pinpas en pincode niet aan verdachte zou afgeven. Dat [slachtoffer 1] zich gedwongen voelde zijn pinpas en pincode af te geven, leidt de rechtbank af uit het feit dat [slachtoffer 1], nog voordat verdachte met de pinpas geld van zijn bankrekening heeft kunnen halen, zijn rekening heeft laten blokkeren . Dit wijst er niet op dat [slachtoffer 1] het geld vrijwillig wilde afgeven. Verdachte was zich hiervan bewust . Op verzoek van verdachte heeft [slachtoffer 1] de blokkade er door de bank laten afhalen, waarna verdachte het volledige bedrag dat op de rekening stond, te weten € 530,-, heeft gepind. Als er meer geld op de rekening had gestaan, had verdachte een groter geldbedrag gepind. Voorts heeft verdachte verklaard dat [slachtoffer 1] psychisch niet in orde was , dat [slachtoffer 1] bang voor hem was en dat hij geld van [slachtoffer 1] heeft opgenomen, maar dat misschien niet had moeten doen . Onder deze omstandigheden moet geoordeeld worden dat verdachte de pinpas heeft verkregen door middel van een vorm van bedreiging met geweld. Deze vorm van diefstal of afpersing is echter niet onder feit 1 ten laste gelegd, zodat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen.
Ten aanzien van feit 2:
Op 14 februari 2012 is verdachte met de pinpas en bijbehorende pincode van [slachtoffer1] naar de bank in Oosterhout gegaan. Bij de pinautomaat heeft hij een bedrag van
€ 530,- van de rekening van [slachtoffer 1] gepind.
De pinpas en bijbehorende pincode kunnen worden aangemerkt als sleutel en deze sleutel is – hoewel echt – vals, omdat deze gebruikt werd door verdachte die zich er heer en meester van heeft gemaakt, zonder er rechthebbende van te zijn. Hiervoor heeft de rechtbank immers overwogen dat bij [slachtoffer 1] de vrees bestond dat verdachte geweld tegen hem zou gebruiken als hij zijn pinpas en pincode niet zou afgeven, zodat verdachte zich deze pinpas en pincode – wederrechtelijk – heeft toegeëigend. De rechtbank is van oordeel dat feit 2 gelet hierop wettig en overtuigend is bewezen.
Ten aanzien van feit 3:
De rechtbank acht feit 3 wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 1 maart 2013;
- de aangifte van [slachtoffer 2] .
De rechtbank is van oordeel dat de sms met de tekst “Ik was je niet bang aan het maken, ik doe het echt!” bedreigend van aard is, omdat verdachte deze sms aan het slachtoffer heeft gestuurd, nadat hij haar telefonisch had bedreigd met het in brand steken van haar huis en het toebrengen van schade aan haar auto, zoals blijkt uit het proces-verbaal van bevindingen van de beluisterde geluidsfragmenten .
In tegenstelling tot de officier van justitie, is de rechtbank van oordeel dat de ten laste gelegde sms met de tekst “Ik steek je huis in de fik” niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. Weliswaar kunnen meerdere tekstvarianten door de toevoeging “althans woorden van gelijke aard of strekking” onder deze zinsnede worden gebracht, maar de rechtbank acht het gevaarzettend karakter van het in brand steken van een huis vele malen groter dan van het in brand steken van een auto, waardoor niet gezegd kan worden dat bedreiging met deze twee varianten van gelijke aard of strekking is.
Ten aanzien van feit 4:
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat feit 4 niet wettig en overtuigend kan worden bewezen, omdat het dossier naast de aangifte van [slachtoffer 2] geen bewijsmiddelen bevat op grond waarvan de vernieling of beschadiging van de auto kan worden bewezen. Verdachte wordt dan ook van dit feit vrijgesproken.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 14 februari 2012, te Oosterhout, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (in/uit een pinautomaat) heeft weggenomen 530 euro, toebehorende aan [slachtoffer1], waarbij verdachte het weg te nemen geld onder zijn bereik heeft gebracht
door middel van een valse sleutel (pinpas met bijbehorende pincode);
in de periode van 27 december 2011 tot en met 2 januari 2012 te Oosterhout [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling en/of met brandstichting, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend die [slachtoffer 2]
- smsjes gestuurd met de tekst: "Ik maak jou kapot"
en "...Ik was je niet bang aan het maken ik
doe het echt!...", en
- (Via de telefoon) de woorden toegevoegd: "Ik steek zo het huis in brand waar
jij en je dochter in zitten".
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten of omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 60 dagen, waarvan 19 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en met aftrek van voorarrest. Hieraan dient de bijzondere voorwaarde te worden verbonden dat verdachte zich onder begeleiding van de reclassering stelt. Voorts vordert de officier van justitie een werkstraf van 100 uur, subsidiair 50 dagen hechtenis, aan verdachte op te leggen.
6.2 Het standpunt van de verdediging
Nu de raadsman vrijspraak heeft gevorderd van de onder 1, 2 en 4 ten laste gelegde feiten, is hij van mening dat oplegging van een gevangenisstraf van 60 dagen, waarvan 19 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en met aftrek van voorarrest, waaraan de bijzondere voorwaarde van verplicht reclasseringscontact wordt gekoppeld, voldoende recht doet aan de ernst van de feiten en de persoon van verdachte. De raadsman ziet geen aanleiding om daarnaast een werkstraf op te leggen.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal van € 530,- door met een pinpas en bijbehorende pincode, die het slachtoffer [slachtoffer 1] niet vrijwillig aan verdachte heeft afgegeven, te pinnen. Tevens heeft hij zijn ex-vriendin [slachtoffer 2], zowel telefonisch als per sms, bedreigd met de dood, zware mishandeling en brandstichting. [slachtoffer 2] was bang dat verdachte zijn bedreigingen zou waarmaken. Dit zijn ernstige feiten, waarvoor verdachte gestraft dient te worden.
Bij de bepaling van de hoogte van de straf heeft de rechtbank acht geslagen op het strafblad van verdachte, waaruit blijkt dat hij recentelijk niet is veroordeeld voor strafbare feiten.
Voorts heeft de rechtbank bij het bepalen van de strafmaat rekening gehouden met het advies dat door de reclassering is opgesteld. Hieruit blijkt onder meer dat aan verdachte bij zijn laatste veroordeling in 2005 verplicht reclasseringscontact is opgelegd en dat hij zich daarbij aan de gemaakte afspraken hield en het geheel positief afrondde. Er is stabiliteit en rust in zijn leven gekomen, doordat hij een eigen woning en werk had gevonden. Verdachte is daarna gedurende lange tijd niet met justitie in aanraking gekomen, tot hij in 2012 bij de buurman van zijn vader, de heer [slachtoffer 1], ging wonen. Hij gaf hiervoor zijn zelfstandige woonruimte op. Verdachte lijkt zichzelf gemakkelijk in de problemen te brengen door ondoordachte beslissingen te nemen. Hij lijkt niet bezig te zijn met de gevoelens van een ander, vooral niet wanneer hij het gevoel heeft dat hem onrecht wordt aangedaan. Hij kan dan onredelijk handelen en zijn zin doordrijven, hetgeen ook het geval lijkt te zijn geweest ten tijde van het plegen van de onderhavige delicten. Hij kan zijn boosheid niet meer goed doseren als zijn opgekropte gevoelens hem teveel worden. Wanneer hij problemen ervaart en hem hulp wordt aangeboden, laat hij zich echter goed helpen. De reclassering vermoedt dat verdachte snel zal afhaken als er geen verplicht karakter aan de hulpverlening zal worden verbonden. Wanneer hij ondersteund wordt in het doorzetten van zijn stabiele leefstijl en hij gemotiveerd is voor een training, ziet de reclassering mogelijkheden voor gedragsverandering. Daarom wordt geadviseerd een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen en hieraan de bijzondere voorwaarden te verbinden dat verdachte zich binnen drie dagen na de uitspraak meldt bij de reclassering en deelneemt aan een cognitieve vaardigheidstraining.
De rechtbank verenigt zich met de bevindingen en het advies van de reclassering.
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 60 dagen voldoende recht doet aan de ernst van de feiten. Nu de rechtbank, gelet op het advies van de reclassering, een adequate behandeling van verdachte noodzakelijk acht om de positieve wending – die hij voor het plegen van de onderhavige feiten aan zijn leven heeft gegeven – te kunnen voortzetten, zal de rechtbank een deel van de gevangenisstraf, te weten 19 dagen, voorwaardelijk opleggen. Aan dit voorwaardelijk deel zullen de bijzondere voorwaarden worden gekoppeld dat verdachte zich meldt bij de reclassering en zich onder begeleiding van de reclassering stelt, ook als dat inhoudt dat verdachte deelneemt aan een cognitieve vaardigheidstraining.
De rechtbank ziet geen aanleiding om daarnaast tevens een werkstraf op te leggen.
7 De benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer1] vordert een schadevergoeding van € 1.360,- voor de feiten 1 en 2, waarvan € 530,- aan geleden materiële schade en € 830,- aan geleden immateriële schade.
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade een rechtstreeks gevolg is van het
onder 2 bewezen verklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde is voldoende aannemelijk gemaakt, zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Ten aanzien van de immateriële schadevergoeding wordt overwogen dat deze schade blijkens de onderbouwing ervan kennelijk ziet op de tenlastegelegde bedreiging met geweld. Nu verdachte wordt vrijgesproken van feit 1 zal de rechtbank de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren in dat deel van zijn vordering.
Met betrekking tot de toegekende vordering benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen. In de financiële omstandigheden van verdachte ziet de rechtbank aanleiding te bepalen dat de materiële schadevergoeding in tien maandelijkse termijnen van telkens € 53,- kan worden betaald.
8 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 24a, 24c, 27, 36f, 57, 285, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
9 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van de onder 1 en 4 ten laste gelegde feiten;
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 2: diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels;
feit 3: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
en
bedreiging met zware mishandeling
en
bedreiging met brandstichting;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 60 dagen, waarvan 19 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich binnen drie dagen volgend op de uitspraak meldt bij de reclassering te Den Helder;
* dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens de reclassering, ook als die inhouden dat verdachte deelneemt aan een cognitieve vaardigheidstraining;
- geeft de reclassering opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarde en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis;
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer1] van € 530,- terzake van materiële schade;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil; (BP.06)
- verklaart de benadeelde partij [slachtoffer1] in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer1] (feit 2), € 530,- te betalen, bij niet betaling te vervangen door 10 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat verdachte het bedrag in tien maandelijkse termijnen van telkens € 53,- dient te betalen;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd. (BP.04)
Dit vonnis is gewezen door mr. Kooijman, voorzitter, mr. Pellikaan en mr. Pick, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Graumans, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 15 maart 2013.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
hij op of omstreeks 14 februari 2012, te Oosterhout,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen pinpas
(Rabobank), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke
diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die
diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping
op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit
van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat
verdachte een mes, althans een op een mes gelijkend voorwerp, tegen de keel
van die [slachtoffer 1] heeft gehouden en/of die [slachtoffer 1] dreigend een mes,
althans een op een mes gelijkend voorwerp, heeft getoond;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht
subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 14 februari 2012 te Oosterhout met het oogmerk om zich
en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met
geweld [slachtoffer1] heeft gedwongen tot de afgifte van een pinpas met
bijbehorende pincode, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer1], in elk geval aan een ander of anderen dan
aan verdachte, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin
bestond(en) dat verdachte een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp
tegen de keel van die [slachtoffer 1] heeft gehouden en/of die van Fessem
dreigens een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp heeft getoond;
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 14 februari 2012, te Oosterhout,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (in/uit een pinautomaat)
heeft weggenomen 530 euro, in elk geval enig geld, geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer1], in elk geval aan een ander of anderen dan
aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs
heeft verschaft en/of het weg te nemen geld onder zijn bereik heeft gebracht
door middel van een valse sleutel (pinpas met bijbehorende pincode);
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
hij in of omstreeks 27 december 2011 tot en met 2 januari 2012 te Oosterhout
.[slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven
gericht en/of met zware mishandeling en/of met brandstichting,
immers heeft verdachte opzettelijk dreigend die [slachtoffer 2]
- één of meer smsjes gestuurd met (onder meer) de tekst: "Ik maak jou kapot"
en/of "Ik steek je huis in de fik" "...Ik was je niet bang aan het maken ik
doe het echt!...", althans tekst(en) van gelijk aard of strekking en/of
- Via de telefoon) de woorden toegevoegd: "Ik steek zo het huis in brand waar
jij en je dochter in zitten", althans woorden van gelijke aard of strekking;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
hij in of omstreeks de periode van 20 tot en met 23 januari 2012, te
Oosterhout opzettelijk en wederrechtelijk een personenauto (Kia Picanto,
kenteken [( _ _ )]) in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
[slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht