ECLI:NL:RBZWB:2013:BZ5658

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 februari 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
12/705707-12
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Duinhof
  • W. Woltring
  • B. Borm
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal en gewoontewitwassen van koper door verdachte en medeverdachte

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, is de verdachte beschuldigd van meerdere diefstallen van koper en gewoontewitwassen. De feiten vonden plaats tussen september 2011 en april 2012, waarbij de verdachte samen met een medeverdachte op verschillende momenten koper heeft gestolen van een bedrijfsterrein in 's-Heerenhoek, gemeente Borsele. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 29 en 31 maart 2012 samen met de medeverdachte koper heeft weggenomen, en dat hij in de periode van 1 januari 2012 tot en met 9 april 2012 zich schuldig heeft gemaakt aan gewoontewitwassen door meermalen gestolen koper te verhandelen.

De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte en de medeverdachte in overweging genomen, evenals getuigenverklaringen en camerabeelden die de diefstallen documenteerden. De verdachte heeft bekend dat hij samen met de medeverdachte koper heeft gestolen en dat hij ook betrokken was bij het inleveren van het gestolen koper bij een metaalhandel. De rechtbank heeft geoordeeld dat er sprake was van een nauwe samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte, en dat de verdachte niet alleen een passieve rol heeft gespeeld.

De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van enkele tenlastegelegde feiten, maar heeft hem wel schuldig bevonden aan de diefstal van koper en gewoontewitwassen. De strafoplegging bestond uit een taakstraf van 180 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien de taakstraf niet naar behoren wordt verricht. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard, omdat de behandeling van deze vordering een onevenredige belasting van het strafproces zou opleveren.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummers: 12/705707-12 en 12/715142-12 (ttz. gev.)
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 4 februari 2013
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [datum] 1985 te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
ter terechtzitting verschenen,
raadsvrouw mr. Davidse, advocaat te Middelburg,
ter terechtzitting aanwezig,
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 21 januari 2013, waarbij de officier van justitie mr. Van der Hofstede en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
12/705707-12
hij op of omstreeks 27 september 2011 te 's-Heerenhoek, gemeente Borsele,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het
oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen kabels en/of koper,
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1], in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
en voor zover terzake het onder 1 telastgelegde een veroordeling niet mocht
kunnen volgen, terzake dat
hij op of omstreeks 27 september 2011 te 's-Heerenhoek, gemeente Borsele, ter
uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van
wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen kabels en/of koper, in elk geval
enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1], in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), daartoe
kabels/koper heeft samengebonden met tieraps en/of heeft klaargelegd teneinde
deze kabels/koper van het terrein mee te nemen, terwijl de uitvoering van dat
voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
12/715142-12
1.
hij op of omstreeks 29 en/of 31 maart 2012 te 's-Heerenhoek, gemeente Borsele,
(telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
vanaf een bedrijfsterrein heeft weggenomen een hoeveelheid koper, in elk geval
enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 2], in elk geval (telkens) aan een ander of anderen dan aan verdachte
en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de
toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te
nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van
braak, verbreking en/of inklimming;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2012 tot en met 9 april 2012, te
's-Heerenhoek, gemeente Borsele, en/of in de gemeente Roosendaal en Nispen
en/of (elders) in Nederland,
van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers
heeft hij, verdachte in of omstreeks voormelde periode aldaar meermalen,
althans eenmaal (een) hoeveelhe(i)d(en) koper, in elk geval enig goed,
verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, terwijl hij (telkens)
wist dat voormeld(e) goed(eren) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig
was/waren uit enig misdrijf;
art 420ter Wetboek van Strafrecht
art 420bis lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht
3.
hij op een tijdstip in of omstreeks de periode van 10 tot en met 11 april 2012
te 's-Heerenhoek, gemeente Borsele,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
geld (tot een bdrag van ongeveer 2500 euro), in elk geval enig goed, geheel of
ten dele toebehorende aan [medeverdachte], in elk geval aan een ander of anderen
dan aan verdachte;
art 310 Wetboek van Strafrecht
4.
hij op of omstreeks 10 april 2012 te 's-Heerenhoek, gemeente Borsele,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het
oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een kliko met koper
en/of een kachel, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
[medeverdachte], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s);
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
en voor zover terzake het onder 4 telastgelegde een veroordeling niet mocht
kunnen volgen, terzake dat
hij op of omstreeks 10 april 2012 te 's-Heerenhoek, gemeente Borsele,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk
en wederrechtelijk een kliko met koper en/of een kachel, in elk geval enig
goed, geheel of ten dele toebehorende aan [medeverdachte], in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft weggemaakt
door die kliko en/of die kachel in een sloot te gooien;
art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Ten aanzien van parketnummer 12/705707-12
4.1.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat de voltooide diefstal, zoals primair ten laste gelegd, niet wettig en overtuigend bewezen is, aangezien de auto van verdachte zich nog op het terrein van [benadeelde 1] bevond en de kabels nog naast de auto lagen. Wel is de poging diefstal, zoals subsidiair ten laste gelegd, naar mening van de officier van justitie wettig en overtuigend bewezen.
4.1.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte is met de officier van justitie van mening dat niet het primair ten laste gelegde, maar het subsidiair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen is.
4.1.3 Het oordeel van de rechtbank
4.1.3.1 Vrijspraak
De rechtbank is met zowel de officier van justitie als de raadsvrouw van verdachte van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen is, dat verdachte zich samen met een ander schuldig heeft gemaakt aan diefstal van kabels en/of koper zoals primair ten laste gelegd, nu verdachte en/of zijn medeverdachte zich (nog) geen feitelijke heerschappij over de kabels en/of koper had(den) verschaft.
4.1.3.2 Het bewezenverklaarde
De rechtbank heeft geconstateerd dat - nu verdachte het feit heeft bekend - de situatie als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, zich voordoet. De rechtbank kan derhalve volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen.
De rechtbank acht het subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen op grond van:
- de aangifte van [aangever], namens [benadeelde 1] van 29 september 2010 ;
- de bekennende verklaring van verdachte ;
- de verklaring van medeverdachte van 28 september 2011 ;
- het proces-verbaal van bevindingen van 27 september 2011 .
4.2 Ten aanzien van parketnummer 12/715142-12
4.2.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van het onder feit 3 en feit 4 primair ten laste gelegde, wegens gebrek aan voldoende wettig bewijs. Daarentegen heeft de officier van justitie gesteld dat het ten laste gelegde onder de feiten 1, 2 en 4 subsidiair wettig en overtuigend bewezen is. Ten aanzien van feit 1 heeft de officier van justitie verwezen naar de aangifte van [benadeelde 2] en de bekennende verklaring van verdachte. Voor wat betreft feit 2 heeft hij gewezen op de verklaring van verdachte voorzover inhoudende dat hij wist dat het koper van diefstal afkomstig was en de verklaring van [getuige] die het koper van verdachte heeft gekocht. Tenslotte heeft de officier van justitie ten aanzien van feit 4 subsidiair verwezen naar de aangifte van [medeverdachte] en de verklaring van verdachte dat hij de kliko met koper heeft verkocht.
4.2.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft ter zake van feit 1 gesteld dat slechts wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich eenmaal heeft schuldig gemaakt aan diefstal van koper. Zij heeft daartoe verwezen naar de verklaring van verdachte ter terechtzitting, welke wordt ondersteund door de verklaring van medeverdachte.
Ten aanzien van het ten laste gelegde onder de feiten 2, 3 en 4 primair heeft de raadsvrouw vrijspraak bepleit. Voor wat betreft feit 2 heeft zij aangevoerd dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte fungeerde als zelfstandig witwasser. Verdachte is slechts behulpzaam geweest aan het plegen van het misdrijf door [medeverdachte] te vervoeren. Ten aanzien van feit 3 heeft de raadsvrouw naar voren gebracht dat er onvoldoende wettig bewijs voorhanden is om vast te kunnen stellen dat verdachte geld heeft weggenomen uit de woning van [medeverdachte]. Ter zake van feit 4 primair is de raadsvrouw met de officier van justitie van mening dat er onvoldoende wettig bewijs aanwezig is. Zij heeft gesteld dat de kliko met koper niet in eigendom was van [medeverdachte] en verdachte het dan ook niet van [medeverdachte] heeft gestolen. Ten aanzien van de kachel heeft zij aangevoerd, dat deze eigendom was van verdachte en niet van [medeverdachte]. Naast vrijspraak van het onder feit 4 primair ten laste gelegde, dient ten aanzien van het wegmaken van deze kachel, zoals onder feit 4 subsidiair ten laste gelegd, ook vrijspraak plaats te hebben. Ten aanzien van een bewezenverklaring van feit 4 subsidiair heeft de raadsvrouw zich voor wat betreft de kliko gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.2.3 Het oordeel van de rechtbank
4.2.3.1 Vrijspraak
Feit 3
De rechtbank is met zowel de officier van justitie als de raadsvrouw van verdachte van oordeel, dat het dossier onvoldoende wettig bewijs bevat op grond waarvan kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal van een geldbedrag van ongeveer 2.500 euro toebehorende aan [medeverdachte]. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het ten laste gelegde.
Feit 4 primair
De rechtbank is tevens ter zake van het onder 4 primair ten laste gelegde met de officier van justitie en de raadsvrouw van verdachte van oordeel, dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde te komen. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat de kachel aan hem toebehoorde. Nu uit de zich in het dossier bevindende verklaringen niet anders blijkt, kan niet worden bewezenverklaard dat verdachte de kachel heeft gestolen. Ten aanzien van de verklaring van verdachte voorzover inhoudende dat hij de kliko met koper heeft weggemaakt teneinde bewijsmateriaal te verhullen ten behoeve van [medeverdachte] blijkt uit het dossier evenmin anders. Derhalve kan niet worden bewezenverklaard, dat verdachte het oogmerk had van wederrechtelijke toe-eigening. De rechtbank zal verdachte derhalve vrijspreken van het ten laste gelegde.
4.2.3.2 Het bewezenverklaarde
Feit 1
Op 10 april 2012 is er namens [benadeelde 2] (verder: [benadeelde 2]), gevestigd te ’s-Heerenhoek, aangifte gedaan van diefstal van koper. Op het terrein van [benadeelde 2] hangen beveiligingcamera’s. De beelden van deze beveiligingscamera’s zijn bekeken door verbalisanten. Op de beelden van 3 maart 2012 tot en met 9 april 2012 is te zien dat een persoon op veertien verschillende dagen op het terrein van [benadeelde 2] loopt in de richting van een haspel met kabels en dat deze persoon vervolgens met stukken kabels op zijn rug wegloopt. Verbalisant [1], heeft op de beelden medeverdachte herkend. Op de beelden van 29 en 31 maart 2012 is een tweede persoon te zien.
Medeverdachte heeft op 18 april 2012 bij de politie verklaard, dat hij de afgelopen maanden meermalen op het terrein van [benadeelde 2] is geweest om koper te stelen. Zijn vriend, te weten verdachte, is volgens hem in maart twee keer mee geweest om koper te stelen. Indien er een tweede persoon op de camerabeelden te zien was, was dit verdachte. Het gestolen koper legden ze naderhand in de schuur van medeverdachte.
Ook verdachte heeft bij de politie bekend dat hij eind maart twee keer met [medeverdachte], te weten medeverdachte, is mee geweest om koper te stelen. Medeverdachte sneed de kabels af, waarna hijzelf het sjouwwerk deed.
De rechtbank acht op grond van het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich samen met een ander schuldig heeft gemaakt aan diefstal van koper op 29 en 31 maart 2012, zoals ten laste gelegd.
Feit 2
[medeverdachte] heeft op 11 april 2012 bij de politie verklaard dat hij samen met verdachte, die de auto bestuurde, ongeveer tien keer is gereden naar metaalhandel [benadeelde 3] te Goes om aldaar het bij [benadeelde 2] (verder: [benadeelde 2]) gestolen koper in te leveren. [medeverdachte] heeft verklaard dat verdachte wist dat het koper bij [benadeelde 2] gestolen was. Voorts hebben [medeverdachte] en verdachte één keer gestolen koper ingeleverd in Roosendaal. De keren dat verdachte meeging om koper in te leveren, gaf [medeverdachte] hem daar geld voor, ook voor diesel.
Verdachte heeft op 12 april 2012 bij de politie bevestigd dat hij met [medeverdachte] bij [benadeelde 3] is geweest om gestolen koper in te leveren . Het koper betrof ook hetgeen hij samen met [medeverdachte] had gestolen bij [benadeelde 2]. Verdachte kreeg voor het rijden geld voor diesel of wat te eten . Verdachte heeft echter in tegenstelling tot [medeverdachte] verklaard dat hij vier of vijf keer is mee geweest. Daarnaast is verdachte twee keer bij [benadeelde 4] in Roosendaal geweest om koper in te leveren . Eenmaal heeft hij daar samen met [naam] een kachel en kliko met gestolen koper heen gebracht, waarvoor hij 250 euro heeft ontvangen.
[getuige], medewerker bij [benadeelde 3] te Goes, is op 13 april 2012 bij de politie gehoord. Nadat hem een foto van verdachte werd getoond, heeft hij verklaard dat hij de man op de foto herkende als zijnde de tweede persoon die twee of drie keer aanwezig was bij het inleveren van koper.
De rechtbank is op basis van het voorgaande van oordeel dat er tussen [medeverdachte] en verdachte sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking. Zij overweegt daartoe dat verdachte wist dat het koper door [medeverdachte] gestolen was. Ondanks die wetenschap heeft verdachte samen met [medeverdachte] meermalen koper ingeleverd teneinde hiervoor een geldbedrag te ontvangen. Dat de rol van verdachte hierbij groter was dan het enkel vervoeren van [medeverdachte] blijkt uit het feit dat verdachte twee of drie keer is herkend als de persoon die samen met een ander koper inleverde. Tevens kreeg verdachte de keren dat hij meeging geld van [medeverdachte], hetgeen gelet op de verklaring van [medeverdachte] niet alleen bestond uit reiskostenvergoeding. Voorts weegt de rechtbank mee dat verdachte tweemaal met [medeverdachte] op dievenpad is geweest waarbij zij daadwerkelijk koper hebben gestolen, zoals hierboven reeds ten aanzien van feit 1 is geoordeeld. Dat gestolen koper hebben verdachte en [medeverdachte] vervolgens ook samen ingeleverd bij [benadeelde 3]. De rechtbank acht gelet op het vorenoverwogene niet aannemelijk dat verdachte bij het witwassen slechts behulpzaam is geweest door [medeverdachte] te vervoeren. Bovendien heeft verdachte naar eigen zeggen ook met een ander dan [medeverdachte] koper ingeleverd. Dit betrof de kliko met koper die hij in ruil voor een bedrag van 250 euro heeft ingeleverd bij [benadeelde 4] te Roosendaal. De rechtbank verwerpt zodoende het verweer van de raadsvrouw.
Gelet op de herkenning van [medeverdachte] op het terrein van [benadeelde 2] in de periode van 3 maart 2012 tot en met 9 april 2012 en de verklaring van [medeverdachte] dat hij daar in die periode meermalen koper heeft gestolen , hanteert de rechtbank als begindatum van het witwassen de datum 3 maart 2012. Naar het oordeel van de rechtbank kan niet worden bewezen dat [medeverdachte] zich vóór die tijd al schuldig heeft gemaakt aan diefstal van koper zodat ook niet kan worden bewezen dat verdachte zich voor 3 maart 2012 heeft schuldig gemaakt aan het witwassen van gestolen koper.
Nu verdachte in een zeer korte periode zeer regelmatig, in ieder geval zeven keer, en volgens een vast patroon koper heeft ingeleverd, is de rechtbank van oordeel dat er sprake is van een gewoonte.
De rechtbank acht gelet op het vorenstaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan gewoontewitwassen in de periode van 3 maart 2012 tot en met 9 april 2012.
Feit 4 subsidiair
De rechtbank heeft geconstateerd dat - nu verdachte het feit heeft bekend - de situatie als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, zich voordoet. De rechtbank kan derhalve volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen.
De rechtbank acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen op grond van:
- de aangifte van [medeverdachte] van 13 april 2012 ;
- de bekennende verklaring van verdachte van 19 april 2012, afgelegd bij de politie .
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het wegmaken van de kachel, nu zich in het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevindt op grond waarvan bewezen kan worden dat de kachel toebehoorde aan een ander dan verdachte.
4.3 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
12/705707-12
op 27 september 2011 te 's-Heerenhoek, gemeente Borsele, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen kabels en/of koper, toebehorende aan [benadeelde 1], daartoe kabels/koper heeft samengebonden met tieraps en heeft klaargelegd teneinde deze kabels/koper van het terrein mee te nemen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
12/715142-12
1.
op 29 en31 maart 2012 te 's-Heerenhoek, gemeente Borsele, telkens tezamen en in vereniging met een ander meermalen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
vanaf een bedrijfsterrein heeft weggenomen een hoeveelheid koper, toebehorende aan [benadeelde 2];
2.
in de periode van 1 maart 2012 tot en met 9 april 2012, te 's-Heerenhoek, gemeente Borsele, en in de gemeente Roosendaal en Nispen en (elders) in Nederland, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft hij, verdachte in voormelde periode aldaar meermalen, hoeveelheden koper, verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, terwijl hij telkens wist dat voormelde goederen - onmiddellijk of middellijk – afkomstig waren uit enig misdrijf;
4 subsidiair.
op 10 april 2012 te 's-Heerenhoek, gemeente Borsele, tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk en wederrechtelijk een kliko met koper toebehorende aan [medeverdachte], heeft weggemaakt.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen acht, gevorderd aan verdachte op te leggen een werkstraf voor de duur van 180 uren subsidiair 90 dagen vervangende hechtenis met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering heeft doorgebracht naar rato van twee uren per dag. Hij heeft bij het bepalen van zijn eis rekening gehouden met de straf die doorgaans voor soortgelijke feiten wordt opgelegd.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht om bij het bepalen van de op te leggen straf rekening te houden met de positieve ontwikkeling die verdachte heeft doorgemaakt. Verdachte is werkzaam bij [naam bedrijf] en heeft samen met zijn vriendin een koopwoning gekocht. Daarnaast gebruikt hij al geruime tijd geen drugs meer. De raadsvrouw is van mening dat een gevangenisstraf grote nadelige gevolgen met zich mee zou brengen. Zij heeft de rechtbank zodoende verzocht om verdachte te veroordelen tot een werkstraf zoals ook door de officier van justitie geëist. Zij heeft echter verzocht de gevorderde werkstraf enigszins te matigen gelet op hetgeen naar haar mening bewezen kan worden verklaard.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij de beantwoording van de vraag welke straf aan verdachte moet worden opgelegd houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder het is begaan, en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals daarvan uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Daarbij neemt zij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere strafbare feiten. Verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan een poging tot diefstal van koper. Daarnaast heeft hij zich tweemaal samen met een ander schuldig gemaakt aan een voltooide diefstal van koper. De bewezenverklaarde diefstallen zijn bijzonder hinderlijke en ergerlijke feiten die grote financiële schade en overlast aan de benadeelde hebben toegebracht zoals ook ter terechtzitting is gebleken. Verdachte heeft het door hem gestolen koper vervolgens ingeleverd bij een metaalhandel in ruil voor een geldbedrag. Ook is hij meermalen met een vriend mee geweest om het door die vriend gestolen koper in te leveren en heeft hij door die vriend gestolen koper zelfstandig ingeleverd. Verdachte heeft zich daarmee schuldig gemaakt aan gewoontewitwassen. Hierdoor heeft verdachte inbreuk gemaakt op de integriteit van het financiële en economische verkeer. Tenslotte heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het wegmaken van een kliko met koper.
Voor wat betreft de persoon van verdachte houdt de rechtbank rekening met het Uittreksel Justitiële Documentatie van verdachte, waaruit volgt dat hij niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
Ook let de rechtbank op het rapport van de reclassering van 24 mei 2012. Hieruit blijkt dat er geen financiële noodzaak was om de diefstallen te plegen. Voorts volgt uit het rapport dat verdachte tot vier jaar geleden in forse mate cocaïne gebruikte en dat verdachte ten tijde van het opstellen van het rapport wekelijks speed gebruikte. Verdachte ervaart naar eigen zeggen echter geen problemen op de diverse leefgebieden. De reclassering heeft het recidiverisico als laag ingeschat en heeft gezien de afwijzende houding van verdachte afgeraden reclasseringscontact op te leggen. De reclassering heeft aangegeven geen contra-indicaties te zien voor het opleggen van een werkstraf en/of een geldboete.
Ter terechtzitting is door en namens verdachte verklaard dat verdachte momenteel werkzaam is bij [naam bedrijf], een huis heeft gekocht en geen verdovende middelen meer gebruikt.
Naast het voorgaande houdt de rechtbank rekening met de straffen die doorgaans voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straf voldoende recht doet aan de ernst van de strafbare feiten en de persoon van verdachte.
De rechtbank zal verdachte dan ook veroordelen tot een werkstraf voor de duur van 180 uren subsidiair 90 dagen vervangende hechtenis. De tijd die verdachte reeds in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht dient in mindering te worden gebracht bij de werkstraf naar rato van twee uren per dag.
7 De benadeelde partij
De benadeelde partij [benadeelde 2] heeft een vordering ingediend, strekkende tot vergoeding van geleden schade tot een bedrag van € 57.109,00 euro ter zake van materiële schade voor feit 1 onder parketnummer 12/715142-12.
7.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van 2/14e deel van de vordering, nu verdachte aanwezig was bij twee van de veertien diefstallen die zijn gepleegd bij [benadeelde 2] en die de gevorderde schade hebben veroorzaakt. De officier van justitie heeft tevens gevorderd de toe te wijzen schade te vermeerderen met de wettelijke rente en voor dat bedrag de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
7.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft primair gesteld dat de behandeling van de vordering van de benadeelde partij een onevenredige belasting van het strafproces oplevert, nu niet kan worden vastgesteld hoeveel koper er op welk moment gestolen is. Zij heeft derhalve verzocht de vordering af te wijzen dan wel niet ontvankelijk te verklaren.
Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht het toe te wijzen bedrag aan schadevergoeding te beperken tot het aandeel van verdachte. Gelet op het feit dat de raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte slechts betrokken is geweest bij één van de veertien gepleegde diefstallen, heeft zij verzocht 1/14e deel van de vordering toe te wijzen.
7.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is met de raadsvrouw van verdachte van oordeel dat de behandeling van deze vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering. Zij kan haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
8 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 22c, 22d, 45, 47, 57, 310, 311, 350, 420bis en 420ter van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
9 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte ten aanzien van parketnummer 12/705707-12 vrij van het onder 1 primair tenlastegelegde feit;
- spreekt verdachte ten aanzien van parketnummer 12/715142-12 vrij van het onder 3 en het onder 4 primair tenlastegelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
12/705707-12
subsidiair: Poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen;
12/715142-12
feit 1: Diefstal door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd;
feit 2: Gewoontewitwassen;
feit 4 subsidiair: Medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat aan een ander toebehoort, wegmaken;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een taakstraf van 180 (honderdtachtig) uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 90 (negentig) dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de werkstraf naar rato van twee uur per dag;
Benadeelde partijen
- verklaart de benadeelde partij {benadeelde 2] ([adres], [plaats]) niet-ontvankelijk in haar vordering;
- veroordeelt de benadeelde partij [benadeelde 2] in de kosten van verdachte, tot op heden begroot op nihil;
Voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte.
Dit vonnis is gewezen door mr. Duinhof, voorzitter, mr. Woltring en mr. Borm, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Verdonk, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 4 februari 2013.