ECLI:NL:RBZWB:2013:BZ6197

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 april 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
02/800152-12
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. van Gessel
  • J. Kooijman
  • R. Volkers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling met een auto

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 3 april 2013, stond de verdachte terecht voor de poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan het slachtoffer op 11 februari 2012 in Roosendaal. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte met zijn auto op het slachtoffer is ingereden, wat resulteerde in letsel, waaronder een gebroken rib en kneuzingen. De rechtbank heeft de conclusies van de psycholoog niet overgenomen, die de verdachte als ontoerekeningsvatbaar had gekwalificeerd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte volledig toerekeningsvatbaar was en dat er geen sprake was van psychische overmacht. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het primair ten laste gelegde feit, maar het subsidiair ten laste gelegde feit, de poging tot zware mishandeling, is bewezen verklaard. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met het strafblad van de verdachte en de ernst van het feit. Uiteindelijk is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 40 dagen, met aftrek van voorarrest. De rechtbank heeft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/800152-12
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 3 april 2013
in de strafzaak tegen
verdachte
geboortedatum en geboorteplaats
[adres]
raadsman mr. Van der Hout, advocaat te Bergen op Zoom
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 20 maart 2013, waarbij de officier van justitie, mr. Paapen, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte op
11 februari 2012 [slachtoffer] zwaar heeft mishandeld dan wel dat hij dat geprobeerd heeft.
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat verdachte vrijgesproken dient te worden van het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [slachtoffer], zoals primair ten laste is gelegd, omdat de precieze aard van het opgelopen letsel niet duidelijk is. Daarom kan niet vastgesteld worden of het letsel aangemerkt kan worden als letsel zoals bedoeld in artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht. Wel acht zij wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [slachtoffer], zoals subsidiair ten laste is gelegd, en baseert zich daarbij op de aangifte door [slachtoffer], de getuigenverklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] en ten slotte de verklaring van verdachte bij de politie en ter zitting.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde kan komen, omdat niet vastgesteld kan worden dat [verdachte] door het handelen van verdachte zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. Wel acht de verdediging met de officier van justitie bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, zoals subsidiair ten laste is gelegd.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van het primair ten laste gelegde
Aan de orde is de vraag of het handelen van verdachte, zoals in de tenlastelegging staat omschreven, kan worden gekwalificeerd als het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Daartoe overweegt de rechtbank dat onder zwaar lichamelijk letsel als bedoeld in artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht wordt begrepen een ziekte die geen uitzicht op volkomen genezing overlaat of voortdurende ongeschiktheid tot uitoefening van de beroepsbezigheden. Voorts kan lichamelijk letsel als zwaar worden beschouwd indien dat voldoende belangrijk is om naar gewoon spraakgebruik als zodanig te worden aangeduid. De kwalificatie van zwaar lichamelijk letsel hangt daarbij af van de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van het medisch ingrijpen en een mogelijk uitzicht op (volledig) herstel.
De rechtbank stelt vast dat zich in het procesdossier een medische verklaring van aangever [slachtoffer] bevindt, waaruit blijkt dat [slachtoffer] door het handelen van verdachte letsel heeft opgelopen. Dit letsel bestaat uit een hematoom bekkenrand en pijnlijke ribben. Daarnaast zijn een ribfractuur en inwendige schade niet uitgesloten. De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat het letsel waarvan op basis van de medische verklaring met zekerheid kan worden vastgesteld dat het is toegebracht, geen zwaar lichamelijk letsel is, zoals bedoeld in artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht.
Gelet op het vorenstaande dient verdachte van het primair ten laste gelegde te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde
De rechtbank acht dit feit wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 20 maart 2013;
- de aangifte van [slachtoffer] ;
- de verklaring van [getuige 2] ;
- de verklaring van [getuige 1] .
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
(subsidiair)
op 11 februari 2012 te Roosendaal ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet als bestuurder van een (personen)auto (hard optrekkend vanuit stilstand) in te rijden op die [slachtoffer], terwijl die [slachtoffer] zich op
korte afstand van die (personen)auto bevond en (vervolgens) die [slachtoffer] met voornoemde (personen)auto heeft geraakt, tengevolge waarvan die [slachtoffer] een aantal meters is weggeslingerd en ten val is gekomen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
5.2 De strafbaarheid van verdachte
5.2.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van de uitgebrachte rapportage gevorderd verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging omdat hij volledig ontoerekeningsvatbaar is.
5.2.2 Het standpunt van de verdediging
A.
De verdediging heeft bepleit dat verdachte bij een bewezenverklaring van het tenlastegelegde dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat hij volledig ontoerekeningsvatbaar is.
B.
De verdediging heeft bepleit dat verdachte wegens psychische overmacht niet strafbaar is en daarom dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Verdachte zocht niet het gevaar op, maar juist zijn belager [slachtoffer] deed dit door agressief op de auto van verdachte af te stappen en hem te bedreigen met de woorden: ‘Ik maak je kapot’. Volgens een getuige kwam [slachtoffer] voor verdachte agressief over.
5.2.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de gevoerde verweren hieronder bespreken.
A.
Omtrent de persoon van verdachte is gerapporteerd door GZ-psycholoog drs. [naam psycholoog]. Deze gedragsdeskundige is tot de conclusie gekomen dat bij verdachte sprake is van een acute stressstoornis, die tevens aanwezig was ten tijde van het tenlastegelegde. Volgens de gedragsdeskundige moet verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde feit als volledig ontoerekeningsvatbaar worden beschouwd.
De rechtbank stelt vast dat het rapport enkel is opgemaakt op basis van de verklaring van verdachte. Verdachte heeft tegen drs. [naam psycholoog] -zakelijk weergegeven- verklaard dat de acute stress ontstond op het moment dat [slachtoffer] op de auto van verdachte afliep en dat verdachte toen dacht dat [slachtoffer] hem dood wilde maken.
Ter zitting heeft verdachte -zakelijk weergegeven- echter desgevraagd uitdrukkelijk verklaard dat de paniek pas toesloeg op het moment dat hij [slachtoffer] daadwerkelijk had aangereden en dat hij tot dat moment zich ook nog alles goed kan herinneren. De rechtbank ziet geen aanleiding om de verklaring van verdachte ter zitting op dit punt niet te geloven.
Nu drs. [naam psycholoog] in zijn rapportage is uitgegaan van de eerdere lezing door verdachte, waar deze ter zitting afstand van heeft genomen, zal de rechtbank dit rapport niet volgen. De rechtbank overweegt voorts dat de verklaring van verdachte dat een bedreiging met de dood heeft plaatsgevonden geen steun in het dossier vindt.
Gelet op bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat de bevindingen en de conclusies die in voornoemd rapport staan vermeld niet behoren te worden overgenomen, zodat de rechtbank verdachte volledig toerekeningsvatbaar acht ten tijde van het plegen van het bewezenverklaarde.
B.
De rechtbank stelt voorop dat voor een succesvol beroep op psychische overmacht vereist is dat sprake is van een van buiten komende drang, waartegen het wellicht niet absoluut onmogelijk is zich te verweren, maar waarbij van verdachte rederlijkerwijs niet kan worden gevergd dat hij daartegen weerstand biedt. Daarbij dient rekening te worden gehouden met de concrete omstandigheden van het geval alsmede met de persoonlijkheidskenmerken van verdachte, maar het komt ook aan op hetgeen van de modale burger mag worden verwacht. De vraag naar proportionaliteit en subsidiariteit dient ook bij deze vorm van overmacht betrokken en beoordeeld te worden.
De rechtbank is, mede op grond van hetgeen zij hiervoor op basis van de eigen verklaring van verdachte heeft overwogen omtrent de toestand waarin verdachte verkeerde, van oordeel dat tijdens het onderzoek ter zitting onvoldoende aannemelijk is geworden dat verdachte onder een dusdanige psychische drang stond dat hij daaraan geen weerstand kon en behoefde te bieden. Verdachte heeft bovendien bewust de keuze gemaakt om met zijn auto op [slachtoffer] in te rijden, terwijl andere minder ingrijpende wegen, zoals achteruit rijden om zo weg te kunnen komen, open stonden. Het handelen van verdachte dient dan ook in ieder geval als disproportioneel te worden aangemerkt, temeer nu naar het oordeel van de rechtbank geen sprake was van een extreem gewelddadige situatie.
Verdachte komt gelet op bovenstaande geen beroep op overmacht toe.
Conclusie
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geen strafeis geformuleerd.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt de rechtbank bij verwerping van de verweren een werkstraf met aftrek van voorarrest op te leggen.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [slachtoffer] door als bestuurder van een personenauto, nadat hij vanuit stilstand hard was opgetrokken, in te rijden op [slachtoffer], waarbij [slachtoffer] werd geraakt.
Het behoeft nauwelijks toelichting dat dit gemakkelijk nog slechter had kunnen aflopen.
Een dergelijke mate van geweld maakt niet alleen inbreuk op de lichamelijke integriteit en gezondheid van het slachtoffer, maar de ervaring leert, dat slachtoffers van een dergelijke mate van geweld daarvan nog geruime tijd zowel lichamelijk als geestelijk hinder en klachten kunnen ondervinden. De vervelende gevolgen blijken onder meer uit de aangifte van [slachtoffer], die verklaart dat hij als gevolg van het letsel minimaal drie weken niet kan werken en daardoor geen inkomsten heeft. Daarnaast heeft hij flinke pijnscheuten in het lichaam en heeft hij een aantal dagen niet kunnen slapen.
Bij de bepaling van de op te leggen straf heeft de rechtbank acht geslagen op het strafblad van verdachte. Uit het strafblad blijkt dat verdachte niet recent voor soortgelijke strafbare feiten is veroordeeld. De rechtbank zal dit in het voordeel van verdachte laten meewegen. Ook heeft de rechtbank rekening gehouden met de straffen die doorgaans voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van
40 dagen met aftrek van voorarrest passend en noodzakelijk is. De rechtbank ziet, met name gelet op de ernst van het feit, geen ruimte voor een andere of lichtere sanctie.
7 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 10, 27, 45 en 302 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
8 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het onder primair tenlastegelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
subsidiair: Poging tot zware mishandeling;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 40 dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. Van Gessel, voorzitter, mr. Kooijman en mr. Volkers, rechters, in tegenwoordigheid van Vermaat, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 3 april 2013.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
hij op of omstreeks 11 februari 2012 te Roosendaal aan een persoon genaamd
[slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (een gebroken rib, gekneusde
ribben en diverse kneuzingen in de rug), heeft toegebracht, door opzettelijk
als bestuurder van een (personen)auto hard optrekkend
vanuit stilstand in te rijden op op die [slachtoffer], terwijl die [slachtoffer] zich op
korte afstand van die (personen)auto bevond en/of (vervolgens) die [slachtoffer]
met voornoemde (personen)auto heeft geraakt, tengevolge waarvan die [slachtoffer]
een aantal meters is weggeslingerd en/of ten val is gekomen
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 11 februari 2012 te Roosendaal ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer],
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet
als bestuurder van een (personen)auto (hard optrekkend
vanuit stilstand) in te rijden op op die [slachtoffer], terwijl die [slachtoffer] zich op
korte afstand van die (personen)auto bevond en/of (vervolgens) die [slachtoffer]
met voornoemde (personen)auto heeft geraakt, tengevolge waarvan die [slachtoffer]
een aantal meters is weggeslingerd en/of ten val is gekomen
, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht